• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

‘Toen begon de jeuk’

26 oktober 2025 door Marc Kregting 6 Reacties

Ooit blogde ik over Als de dieren van Lieselot Mariën als product. Deze roman bestond slechts in een onnavolgbare catalogusindicatie van Dag Mag, maar werd in een lijstjesroffel van De Standaard al getipt wegens een aanprijzing door Lize Spit. Nadat het boek was verschenen, kreeg het een aubade van Peter Verhelst en lyrische recensies. Weinig later belandde het in een overzichtsartikel over laaglandse literatuurtrends. Als de dieren kreeg ook minstens één prestigieuze nominatie. Een laatste wapenfeit rond het debuut van filosoof-jurist Mariën is dat zij in De Standaard een poging tot begrip deed toen de KANTL Herman de Coninck canoniseerde.

De uitgangssituatie is dus niet neutraal wanneer ik Als de dieren in de bieb tegenkom. Het ziet er van buiten fraai uit en de smalle tekstblokken doen denken aan F. van Dixhoorns poëzieproject om door de pagina’s heen te kijken. En omdat de roman was geijkt aan poëticale ideeën van Vogelaar over het fragmentarische heb ik er alsnog zin in. Dan begint het. Wat een oudbakken taal! Zo pretentieus intertekstueel! Over een postnatale depressie bij een advocate, die maar ik blijft lispelen. Omdat Mariën uit 1986 stamt, zie ik helaas vooral een eigen exercitie tegen millennialnarcisme bevestigd.

Maar wat betekent narcisme nog als een wortelkleurige Amerikaan het van binnenuit opblaast? En heb ik recht van spreken? Ik ben dan wel vader, maar zonder barings- en borstvoedingservaring. Een uitweg zoek ik in Het verhaal van mijn schaarste, door mijn generatiegenoot Marieke Groen (1966). Zij beschrijft iets wat fysiek ook loodzwaar zal zijn, chronische migraine, zij het gekoppeld aan de materiële werkelijkheid die bij Mariën ontbreekt. Bij Groen gaat het vooral om armoede. Tegelijk is haar blik op zichzelf onbarmhartig. Ligt het verschil tussen hen in concepten die, zeker met de naderende verkiezingen, allerminst gewenst zijn?

Dramatis personae

Als de dieren heeft een minieme denk- en actieradius, waarin het smartphonescherm begrenst. Aan de ene kant voedt het de moeder mondjesmaat met informatie die alleen historische of culturele relazen behelzen. Aan de andere kant maakt zij binnenshuis bijna zonder onderbreken selfies met haar baby. Ze diagnosticeert daarbij een ‘dwangmatige herhaling’ en doet dit, erkent ze op een wijze die ze ‘eerlijk’ noemt, zuiver voor zichzelf; haar mooie baby is secundair. Van de smartphone gebruikt ze verder de timer, om borstvoeding tot op de seconde volgens het boekje te laten gebeuren. Bellen doet ze alleen met haar eigen moeder, dagelijks, op de speaker.

De ik-figuur is diep ongelukkig met haar baby en heeft daar schuldgevoel over. Haar ontbreekt de fysieke kracht en de wil verandering in de ellende te brengen. Naar haar stellige overtuiging leeft ze in een hel, is ze eenzaam en ze meent dat ze tekortschiet als moeder. In de kelder staat een dure kinderwagen, nooit gebruikt. Bezoekjes of uitstapjes zijn even ondoenlijk als een diepe slaap. In bed liggen haar en huidschilfers. Voor deze moeder bestaat de realiteit uit onophoudelijk gehuil van de baby. Plus nimmer aflatende borstvoeding die haar brengt tot de mooie gedachte dat grammaticaal ‘het’ moedert door haar heen.

De roman toont die reductie formeel door geregeld de ‘dramatis personae’ te geven die zelden het aantal van drie overschrijden: ‘zij’, ‘jij’ en ‘ik’. Daarbij is de aangesprokene de baby, en zijn de overige vaste rollen voor de moeder: een ik en een gedepersonaliseerde versie in haar kleren (een bijrol in het boek speelt de ‘hij’ Hannes, de echtgenoot.) Die twee ikken staan op een gegeven moment naast elkaar in aparte kolommen.

Als de dieren noemt zich een ‘belijdenis’ van een moeder aan haar kind, waarbij de ontwikkeling verticaal wordt voorgesteld in termen van een afdaling. De registratie van de eigen ‘neergang’ geldt als een ‘liefdesdaad’, waarvan ‘exhibitionisme en onzuiverheid’ worden erkend. Maar het doel heiligt de middelen: een loutering naar de waarheid waarin de ik-figuur haar kind alsnog een echte moeder zou geven.

Joggingbroek

In Het verhaal van mijn schaarste ontdekt Marieke Groen hoe complex het begrip ‘eenzaam’ is. Als kind wou ze al liever alleen spelen en veel later had ze nooit gedacht dat anderen haar überhaupt zouden herinneren. Haar migraine geeft ook een excuus om te ontkomen aan verplichtingen die sociaal oncomfortabel zijn. Ze verkeert in een geoefend isolement, zodat de lockdowns van corona amper onderbreking voor haar routine vormen. Continuïteit hoort bij het project dat als ondertitel Een memoir draagt. Ironisch, zeker door dat onbepaald voornaamwoord, omdat zo’n genre wordt gereserveerd voor buitenkantelijk geslaagde personen. Anderzijds klopt het omdat Groen nuchter en relativerend terugblikt van geboorte tot heden.

Mariën ondervindt echter een breuk in haar bestaan en dateert die expliciet op 2021, waarin niets meer lijkt te zijn voorgevallen dan de geboorte van haar kind in januari (toen Het Capitool bestormd werd) tot een tocht uit haar huis in augustus (vlak nadat in Europa grote overstromingen waren geweest, met ook in België vele doden). Dat er in die periode lockdowns waren, valt uit Als de dieren niet op te maken. De depressie blokkeert de blik naar buiten. Feitelijk stoort reeds de te vroege geboorte van het kind. Moeder is advocaat. Bij de bevalling puilt haar elektronische agenda nog uit met afspraken voor overleg, contracten en dossiers – contacten die door corona allicht digitaal plaatsvinden.

Groens ik-figuur werkt altijd vanuit huis. Ze is een zzp’er in de culturele sector en moet opdrachten zien binnen te halen. Louter voor het geven van een cursus of workshop kan ze de deur achter zich dichtslaan. Mariëns ik-figuur werkt op de negentiende verdieping van een kantoortoren, gehuld in een mantelpak van stijve stof. Vanaf de moedertijd ruimt dat het veld voor een joggingbroek die beschamend wordt geacht, vuil ook, met vlekken van de werkelijkheid die haar baby aangericht heeft.

Ze brengt beter maar geen uur door op locaties die voor Groens hoofdfiguur gewoon zijn geweest. Bijvoorbeeld in een kraakpand zonder elektriciteit en water. Niet dat ze zelf in zo’n florissante buurt woont. Mariën noemt de beruchte Aarschotstraat, midden in Brussel-Noord waar prostitutie, samen met drugshandel en criminaliteit, hoogtij viert – en waarvan in Als de dieren evenmin een spoor te vinden is, laat staan van wat corona er aan extra kwetsbaarheden teweegbracht. Duidelijk is slechts dat het gezinnetje boven de begane grond woont in een appartement met een houten vloer en een vaatwasmachine, een televisiescherm aan de muur tegenover het bed. Verder is er een binnenkoer en de onzichtbare bovenburen hebben een hond die blaft.

Omzwachteling

Het verhaal van mijn schaarste belicht hoe het moet zijn om met een gezond verstand en een goede wil jaar na jaar te leven op en onder een sociaal minimum. Zelfs bij poetsbaantjes, die Groens alter ego aanneemt om elementaire inkomsten binnen te krijgen, verdient ze minder dan collega’s. Toch lijkt ze, geplaagd door stress en schulden, vaak monter. Mogelijk door een kunstenaarsbiotoop waar bij de geringste bof armoede als rijkdom wordt beleefd. Een reis als traveller (geen patserige toerist!) naar Afrika voelt zelfs bevoorrecht aan, omdat zij haar positie afmeet aan haar omgeving.

Mariën becommentarieert elk detail uit de spaarzame gebeurtenissen in haar leven, maar niet dat ze vroeg in de lente – extra – vakantie viert in Andalusië. Even vanzelfsprekend blijkt een trip naar New York, waar vriend Hannes voor het werk moet zijn (en ooit al een jaar zat). De baby verblijft bij haar zus. Overdag is de moeder druk met ‘door de straten te lopen, musea te bezoeken, te schrijven in de openbare bibliotheek’. Op het vliegveld naar huis, alleen, omdat Hannes onverwacht moet blijven, begint de moeder zichzelf te beklagen. Haar kind, beseft ze, ziet ze niet per definitie graag terug. Ze moet zich forceren om iets aardigs te antwoorden en te emoticonnen op een charmerend bedoelde WhatsApp plus fotootje van de kleine afwezige.

Vraag is hoelang deze wereld al gefilterd was. Mariëns alter ego heeft ooit een verhaal gelezen over hikikomori, waar ze veel uitleg over geeft. Toch was daar al het nodige over bekend. Maar ze herkent nu eenmaal eenzaamheid en het woord ‘heeft voor mij de klank van een veilige omzwachteling, al begrijp ik geen Japans’. Omzwachtelend is zeker de Verantwoording achter in Als de dieren die kort is in verhouding tot alle namen die de revue zijn gepasseerd. Mariën geeft daar auteur en website van een flagrante passage over slaaptekort. Wie die raadpleegt, ontdekt pas wat ze heeft gedaan. Voor haar Nederlandse motto’s uit De goddelijke komedie en de Aeneis ogen de bronnen belegen. Dante komt uit de vertaling van pater Kops, Vergilius uit die van ‘Dr. A. Rutgers van der Loeff’. Voor een Bijbelpassage refereert ze juist aan de vrije HTB-versie

Groens verantwoording is langer en actueler. Ze sluit aan bij de hoofdtekst, alsof Het verhaal van mijn schaarste eerder journalistiek is. Allicht was ze geoefend in het zoeken naar bredere informatie voor haar teksten in de culturele sector, maar evengoed over een wirwar van wetten en regels om – dankzij twaalf migrainedagen per maand – eindelijk een recht op uitkering te verzilveren. Waar ze dan weer schuldgevoel over ontwikkelt. Typisch zijn reflexen in de periodes dat het haar materieel even voor de wind gaat. Een vermogende partner, die overigens niet gelooft in ‘kansenongelijkheid’, bezorgt haar ongemak. Ofwel gaat ze door het plots beschikbare geld sparen ofwel verkoopt ze eigen spulletjes om haar bijdrage aan de huishoudpot te garanderen.

Inkomensconsultente

Citeert Mariën voor haar motto’s zowel uit De goddelijke komedie als uit de Aeneis om ook de gereputeerdste westerse literatuur bij te kneden? Uitgelezen referenties dienen om zich mee te identificeren. Sinds de jaren zeventig wordt er geschreven over postnatale depressie, inmiddels ‘postpartum’ geheten. Bij Mariën valt daar niets van te vinden. Enerzijds zoekt ze, conform de titel van haar boek, haar heil in biologie, in dieren. Breidt ze het menselijk lichaam uit? Vaker beroept ze zich voor haar identificatiespel op culturele bronnen. Bijvoorbeeld met Ariadne, in een ‘kluwen van narratieven’. Of met Inanna uit het Gilgamesj-epos. Deze godin leerde ze als kind kennen uit een prentenboek, voorgelezen door de grootmoeder. In dierengedaantes oogde dit mythische personage voor haar belligerent en onoverwinnelijk. Maar na de geboorte van haar eigen kind ontdekt ze dat er ook ‘een verhaal van afdaling en voortschrijdend verlies’ uit Inanna te halen valt.

Mariëns alter ego identificeert zich ook met de begintwintigste-eeuwse gelegenheidskunstenares Emma Hauck die in een psychiatrische inrichting belandde. Ze geldt in het boek als waanzinnige en moeder, wier kunst ‘een driedimensionaal vocabularium van de wanhoop’ biedt. Aan de neerslag van haar eenzaamheid ‘bijna voorbij de woorden’ wordt volgens Als de dieren door de verpleging en haar echtgenoot geen recht gedaan. Dus sterft Hauck, na maar liefst elf jaar opgenomen te zijn geweest. Mariën noemt de inrichting consequent ‘asiel’ en verwijst daarmee niet naar vluchtelingenkwesties. Hoe reductionistisch dit is bewijst De wereld een lichaam (2024), waar Melanie Reumers in een essay over het potlood de figuur van Hauck meer reliëf gaf. Ze haalt er de op haar geïnspireerde korte film In Absentia van de Quay Brothers bij en auteur Robert Walser, een landgenoot die ook in psychiatrie stierf. Vanuit de Prinzhorn-collectie, waarin Hauck is ontdekt, had Reumers verder kunnen gaan naar een aliteraire traditie van wat Vogelaar ‘gestoorde teksten’ noemde.

Al die context negeert Mariën. Wel laat ze door de Verantwoording lezers sporadisch meekijken wat ze waarom in haar betoog heeft betrokken. Een museumfoto van een moeder met kinderwagen bestudeert ze om er iets bij te voelen, op basis van herkenning – met de grootmoeder. Die wordt omhuld met tederheid maar verraadt evengoed iets over de extreem gefilterde toestand waarin ze zich bevindt.

Zelfs het klassieke laaglands kinderliedje ‘Handjes draaien’ linkt ze exclusief aan haar leven doordat die grootmoeder het ooit voor haar zong. Wanneer ze het zelf zingt terwijl ze met één hand haar kind registreert en met de andere hand, ziet ze aan de meegefilmde schaduwen op de muur, de beweging uit het liedje maakt, juicht ze na afloop ‘ongedwongen’. Althans, volgens haar videoarchief. Zelf herinnert ze zich de hele scène niet maar leidt er met terugwerkende kracht uit af dat ze wel degelijk een moeder is.

Dit schrijnende fragment dirigeert me naar passages waarin Groen basaal wantrouwen in zichzelf toont. Zoals dat haar mondelinge beweringen ineens voor waar worden aangenomen door een half zo oude ‘inkomensconsulente’, die dus niet eens onderzoekt of ze een bedrieger is. Op veel jongere leeftijd hoopte ze al bij een winkeldiefstal (‘machtsovername’) betrapt te worden. Wanneer Groens alter ego complimenten krijgt of wordt omringd door bezorgdheid, meent ze dat niet verdiend te hebben. Ze vraagt niet om hulp.

Prophecy

‘Moederschap is tegelijk grenzeloos in zijn vraag en weerloos in zijn antwoord,’ stelt Mariën. Als de dieren valt dan te lezen als een verslag van hoe weerstand op te bouwen en, voor mijn part, grenzen te stellen. Want het eind van het boek wekt de indruk dat, vanaf augustus 2021 de depressie (die dan acht maanden zou hebben beslagen) is bedwongen met de tocht naar buiten. Vermoedelijk is er toen iets ontstaan dat de theatrale ‘ik’ en ‘zij’ terug aaneen kon hechten. De reden is particulier, absoluut; in mootjes gehakte cultuurtekst sterkt haar de indruk van genezing.

In Het verhaal van mijn schaarste is dat ene helende moment niet aan te wijzen. Groens alter ego mildert haar wederwaardigheden met de beelden die van de respectievelijke decennia bestaan en leest steeds bronnen, vooral non-fictie, die haar uitzichtloze situatie moeten verklaren. Ze voelt zich inwisselbaar – wat de kans op inzicht door die teksten doet groeien. Wel dringt op latere leeftijd tot haar door, dat ze zich altijd heeft aangepraat te dik te zijn en daarbij allerlei frustraties en obsessies ontmoette. Haar jarenlange onbeheerste én disciplinaire eetgedrag was een geval van selffulfilling prophecy. Voordien had ze moeten constateren dat alles wat bij niet per se getalenteerder anderen schijnbaar vanzelfsprekend opwaarts leek te gaan, haar niet lukte. En zelfs nadat ze eindelijk een probaat medicijn had, zoemde de angst dat de migraine zou weerkeren. Met alle inactiviteit en slapeloosheid van dien.

Groen bekent eveneens dat het bij haar over ‘niet-stereotiepe armoede’ gaat. Ze komt uit een best welvarend, onliefdevol gezin. Haar statuut van zzp’er voegt zich bij categorieën die helemaal geen risico zouden moeten geven op de arbeidsmarkt: kortgeschoolde mensen in loondienst, gescheiden vrouwen, starters. Kennelijk veroorzaakt iets in de tijdgeest achterstelling. Frappant daarbij is dat Het verhaal van mijn schaarste expliciet een generatie noemt die extra lijdt onder financiële onzekerheid: millennials.

Op die geaccepteerde regel is Mariën de spreekwoordelijke uitzondering. Toch behandelt Als de dieren pure afmatting, ook via gevoelens die niemand zichzelf graag toestaat. Ook is gesteld dat het negeren van vader Hannes maatschappijkritisch is: ‘Zonder expliciete veroordeling werpt de roman een scherp licht op de scheve verdeling van zorg en verantwoordelijkheid in heterorelaties’. Groen signaleert overigens dat ze loyaal blijft tegenover mensen die haar geen goed hebben gedaan.

Scheur

Het is een maf idee maar het zou kunnen: Marieke Groen had de moeder van Lieselot Mariën kunnen zijn! Zeker valt uit hun boeken een generatieverschil op te maken. Toch voelt de oudste niet op alle fronten als oudste aan. Stilistisch is Het verhaal van mijn schaarste frisser. De taal in Als de dieren toont weinig souplesse. Dat verschil kan te wijten zijn aan handigheid, routine: Groen schrijft al veel langer. En allicht werkt Mariëns juridische achtergrond veeleer belemmerend.

Het kan natuurlijk ook dat mijn radar niet goed staat afgesteld. Van begin af al niet. Aan de voor mij onbegrijpelijke catalogusaanprijzing, waarop De Standaard prematuur tipte, heeft de achterflap van Als de dieren inmiddels een komma toegevoegd: ‘een poëtische zoektocht naar taal en betekenis, voor een ervaring die zich tegen beide verzet’. Misschien heb ik tegelijk dus gewoon een ander idee van wat poëtisch is. Dat valt makkelijk te testen, want op de achterflap staat ook een citaat uit het boek:

In het twijfeldonker van onze kamer werd ik belaagd door gedachten zwart als kraaien, die hun rollende keelklanken in mijn schedel krasten en zwermend hun vleugels om mijn oren wiekten. Ze vlogen zo rakelings langs me heen dat ik de wind door hun veren hoorde suizen, als een scheur in het weefsel van de werkelijkheid.

Alleen al die specifieke werkwoorden stoten me af. Voor mij is dit niet alleen pathetisch. Dit is kitsch. En doordat depressie het geheel in haar greep heeft, ontbreekt in Als de dieren elke humor. Ik heb daarom gezocht naar een zinnetje dat luchtig tracht te zijn. Deze misschien: ’De poedel dribbelt haar met moeite bij.’ Ook dit vind ik in laatste instantie gewild. Verkrampt zelfs, in vergelijking met het citaat op de achterflap van Het verhaal van mijn schaarste:

Mijn hele leven heb ik geprobeerd iemand anders te worden, een ander dan ik diep vanbinnen was, en dat is niet gelukt.

Geen poging om iets te veresthetiseren. Wel een aanzet te zoeken naar de eigen inbreng aan de rottigheid en openstaan voor suggesties. Als het gaat om Mariëns uitgangspunten verheldert haar karakteristiek van haar particuliere moederschap voor mij wel iets: ‘dit allerpersoonlijkste falen’. Aangeland bij de Tachtigers?

Een min of meer openlijk poëticaal fragment gaat over een bron die voor millennials vertrouwd zal aandoen: Joan Didions ‘Why I Write’ uit 1975. Mariën meldt er in de Verantwoording over dat het in ‘de New York Times Book Review’ stond. Haar projectie bestaat eruit dat een gebeurtenis een verhaal opwekt waaruit achteraf inzicht valt te krijgen. Didions toenmalige onderwerp was ‘een vrouw die verlangt naar een nieuw begin, maar die vastzit in een situatie waarover ze geen controle heeft’. De conclusie leidt tot iets wat er niet staat, bekent Mariën, maar waarin zij gelooft: dat schrijven in alle opzichten persoonlijk kan bevrijden.

Tot het uiterste

Volgens taalkundige Freek Van de Velde kunnen jongeren zelfbetrokkener en emotioneler schrijven dan ouderen. Dit blijkt uit méér ‘ik, mij, wij, ons’. Die eerste-persoonswoorden, in bulk gebruikt, zouden met het vorderen der jaren afnemen. Bij deze stijlkwestie tekent Van de Velde aan dat jongere mensen vaker negatieve emoties aanroeren, eventueel in samenhang met ‘de grotere neiging tot neurose en depressie bij jonge mensen’. Hun volgende stap is om uitdrukkingen in de derde persoon aan te passen aan ‘de ondervinder’ in de eerste persoon. Bijvoorbeeld: dat verbaast me, dat ergert me , dat interesseert me worden ik verbaas me erover, ik erger me, ik interesseer me. Van de Velde komt zelfs op de proppen met ik pas die broek niet in plaats van die broek past me niet.

Rijmt dit met de twee titels? Laconiek dist Groen de gruwelijkste verhalen op. Met luchtige dialogen zelfs. En bij informatie van buitenaf vermeldt ze bron, geboorteland en beroep en geeft, via het neutrale ‘schrijft’, een citaat tussen aanhalingstekens. Mariën trekt echter informatie naar binnen. Zo hoort haar alter ego op een ochtend samen met Hannes een radioprogramma over ‘de klokkenluider Chelsea Manning’. Het kind slaapt nog. Een studiogesprek irriteert haar zo, dat ze de neiging heeft de radio uit te zetten. Als Hannes haar vraagt wat ze ervan vindt, lukt het haar niet te antwoorden. Hij lijkt dat te begrijpen en vertrekt naar zijn werk. Het eerste wat de moeder dan opmerkt is dat hij haar bij het weggaan niet heeft gekust, waarna haar gedachten angstig worden en uitgaan naar het kind.

Over de verstrekkende militair-politieke kwesties die Manning als klokkenluider aan het licht bracht, zwijgt Als de dieren. Wel staat er dat bewakers haar dag en nacht beletten te slapen. De woorden waarmee die treiteraars dat deden, mengt Mariëns alter ego met eigen angsten. Slaaptekort is háár besogne. En doordat ze informatie ter zake internaliseert wordt het de vraag wat van wie is. Voor een kolom van anderhalve pagina elders, die opwerpt of ondervragingsmethodes van de CIA na Nine Eleven via chronisch slaaptekort foltering genoemd moeten worden, ‘rapporteert de Amerikaanse senaat’ iets dat Mariën in cursief lijkt weer te geven.

Volgens de Verantwoording liet ze zich echter inspireren door een Engelstalig artikel van psycholoog Kelly Bulkely. Terwijl ze hem letterlijk blijkt te vertalen, staan er geen aanhalingstekens. Wel gebruikt ze exact ogende beletseltekens. Maar niet tussen de eerste en tweede alinea, terwijl de psycholoog daar nog vele zinnen nuances gaf. In deze harde montage laat Mariën een summiere evaluatie van langdurig slaaptekort volgen door: ‘Om ethische redenen hebben professionele onderzoekers het slaapdeprivatieproces nooit tot het uiterste doorgevoerd bij menselijke proefpersonen’. Daarna draait ze ook de volgorde om van argumenten, feiten en pijnen die Bulkely geeft. Wetenschappelijk zouden deze aanpassingen ontoelaatbaar zijn. Maar dit is een roman.

Waarom vermeende terroristen die, na een gebeurtenis die wereldnieuws was en ons ideologisch begrip bijsleep, gemarteld werden nevenschikken in een depressierelaas? De passage accentueert dat slachtoffers van slaapgebrek cognitieve problemen krijgen, gaan hallucineren en onbetrouwbare informatie zullen geven. Er treedt een totale breuk met de realiteit op, staat er cursief. Op metaniveau heeft Mariën zich dus ingedekt voor een valse voorstelling van zaken, formeel gesteund door de cursieven en de bronverwijzing achterin.

Wellicht is insinuatie een gepaste term voor de retorische strategie die ze uitstippelt. Het fragment staat namelijk na een langere beschrijving waarin de moeder tot diep in de nacht wakker wordt gehouden door haar kind. En na het fragment komt er een zinderend nachtlichamelijk zelfbeklag dat inzet met: ‘Toen begon de jeuk’. Kennis en ervaring raken hier meer dan ooit naar binnen gekeerd, wat niet anders dan een menselijk drama moet heten. Een oorlog tussen ik en zij?

Snuisterstijl

Als de dieren bestaat uit delen die stuk voor stuk ‘poort’ worden genoemd en die opeenvolgend zijn genummerd, behalve de laatste, achtste: ‘Terug naar de eerste poort’. Identificatieobject Inanna passeerde inderdaad zeven hellepoorten. De compositie van het geheel is cyclisch. Tussen die delen kent het boek grijze pagina’s die voor verdere versplintering en isolatie zorgen. Pagina’s zijn zelden helemaal gevuld, vaker voor de helft of voor een kwart – een open tekst die inderdaad beantwoordt aan het idee van het fragmentarische? Het verhaal van mijn schaarste opent met een proloog en eindigt met een epiloog. Daartussen drie delen die in hun aanduidingen kurkdroog zijn: Het verhaal van mijn geld, Het verhaal van mijn honger, Het verhaal van mijn gestel.

Heb ik dus structuur met structuur vergeleken? Ik denk het wel, maar moet dan preciezer worden. Groen stuurt haar publiek alle kanten op van de wereld, om om zich heen te kijken en verder te lezen. Mariën levert uiteindelijk een experimenteel ogende gesloten tekst. Dat kan, net zoals het omgekeerde mogelijk is; Vogelaar schreef al dat een fragmentarische tekst er niet fragmentarisch hoeft uit te zien. Zelfs op het moment dat in aparte kolommen de ikken worden gescheiden heeft een lezer geen vrijheid voor interpretatie. Ze worden als volger en zitter boven aan hun kolom als zodanig benoemd en hun uitgeduide scenario’s liggen vast. En ze wijzen exclusief van de wereld af, naar een centraal personage.

In een open tekst kunnen lezers verbanden ontwaren. Mariën poneert met haar insinuatietechniek echter losse eindjes, die ik in mijn kritiek op millennialnarcisme ‘snuisterstijl’ waagde te noemen. Ze zijn louter voor de depressieve hoofdfiguur van belang. Het systeem waarin ze zich leeg laat lopen, blijft buiten beeld. Lezers moeten slikken of uitspuwen. Wie ervoor kiezen het centrale personage te volgen, komen in de waan empathisch te zijn. Ze vervullen, zoals ik destijds aanhaalde, Eve Kosofsky Sedgwicks begrip reparative reading. Waarna emotionaliteit. Veel lof voor Als de dieren toonde allerlei vormen van ontroering, tot en met tranen.

Deze vorm van lezen is uiteraard legitiem maar speelt in een maatschappelijk vacuüm. Ik benoemde deze benadering onlangs: lezers verlenen zich hetzelfde round character-statuut als hun personages. Identificatie is een beloning voor veronderstelde empathie. Mijn stelling ontsproot naar aanleiding van Safae el Khannoussi’s Oroppa. Daar kwamen personages veeleer over als actanten, reagerend op en bewegend door een maatschappelijk krachtenveld. Ik denk dat Groens alter ego er evenzeer een voorbeeld van is. El Khannoussi schaarde ik in een traditie die, in het spoor van Vogelaar, inderdaad open teksten heeft opgeleverd. Ze nopen tot vragen, denkwerk. Over de gelegde verbanden en over hun buitentekstuele, universele effecten.

Hypnotiserend

Wat heb ik nu gedaan? Zo negatief! Een poging tot literaire kritiek die passé schijnt te wezen want geen constructieve bijdrage aan ‘het debat’? Misschien moet ik abstraheren. Duidelijk is dat Mariën en Groen gevoelige snaren hebben geraakt. Ook bevestigen ze maatschappelijke tendensen, die worden gearticuleerd door evenementen en beschouwingen.

Het verhaal van mijn schaarste sluit aan bij literatuur die, vanuit minder gunstige uitgangsposities, structurele armoede toont. Met illustere Franse namen als Ernaux, Eribon en Louis, en in de Lage Landen millennialschrijvers als Falun Koos en Nadia de Vries. Dat Groen onbeschroomd over migraine schrijft verrast evenmin. Niet omdat Bas Kwakman in Flankhond en Emma Schouten in Nachtschade dat ook hebben gedaan, wel omdat men de schaamte voorbij is over zwaar lichamelijk ongemak. De term ‘validisme’ heeft ingang gevonden tot het Nederlands en in de overheidsbrochure Woorden voor een nieuwe taal (2021) geleid tot aanbevelingen. Met de bekroning van Anaïs Van Ertveldes boek Handicap: een bevrijding vond ook erkenning plaats voor disability studies en crip theory. Publicisten leggen ervaringsdeskundigheid over.

Als de dieren past bij zulke ontboezemingen, op psychisch vlak, maar ook specifiek bij belangstelling voor moederschap. Daarover leverde millennialcritica Jozefien Van Beek recent haar essaydebuut dat ruime aandacht krijgt en er blijken heel wat films over het thema uitgebracht te worden. Ook de als laaglandse trend geopperde romans, nagenoeg zonder uitzondering van millennials, vertellen over moederschap; toch ontgaat mij waarom hun fragmentarische vorm is verklaard uit het feit dat ‘het denken van de schrijver continu door zorgtaken wordt onderbroken’. Aan moederschap wijdt, samen met een themanummer van Deus Ex Machina, het Antwerpse Letterenhuis momenteel ook een tentoonstelling, gecureerd door auteur-millennial Anneleen Van Offel. Zij was over Als de dieren zo lovend, dat het de achterflap van de nieuwe druk haalde (‘Een hypnotiserende, duistere trip’).

De tot het dierlijke uitgebreide aandacht voor het eigen lichaam zie ik ook terug. Vrijgevochtener bij millennial Bregje Hofstede en bij de iets oudere Miranda July. Laatstgenoemde behandelde de perimenopauze, een term die dezelfde ernst draagt als ‘postpartum’ en waarvoor ‘de overgang’ en ‘postnatale depressie’ te toedekkend lijken. Al langer frappeert me dat er wordt gesproken van ‘trauma’, zonder lidwoord. En natuurlijk valt dat binnen cultuurmaatschappelijk onderzoek naar literatuur en gezondheid, waarbij kwetsbaarheid een vanzelfsprekende plaats opeist. Is ze bij Mariën en Groen even groot? Ik weet wel dat volgens recente studies vrouwen een grotere aanleg voor depressie blijken te hebben. En dat 10 oktober sinds 2013 jaarlijks de datum is voor een World Mental Health Day.

Verder uitzoomend ontwaar ik een inhaalbeweging, van vrouwen voor vrouwen. In de Lage Landen is ze opgestart door schrijverscollectief Fixdit, die zich zowel op boeken als jury’s en kritieken richtte. Dat heeft al resultaat gehad. Over Als de dieren schreven bij mijn weten uitsluitend vrouwen. In de zogeheten kwaliteitskritiek is er een klein aantal actief dat overal opereert (De Reactor, DWB, de lage landen) en een mainstream gesticht lijkt te hebben. Net nu uniformiteit en dominantie van mannen omver is geworpen! Hopelijk raken vrouwen dus niet onderhevig aan de hedendaagse jij-bakcultus.

Ik spreek die vrees mede uit doordat in Nederland de verkiezingen naderen. Wat zouden Het verhaal van mijn schaarste en Als de dieren aanrichten bij twijfelende stemmers? Mij lijkt het denkbaar dat Groen sympathie kan winnen van kiezers voor wie solidariteit iets betekent: zo erg kan het er in de wereld aan toe gaan, ook wanneer vooruitzichten gunstig zijn. Met besparingen op sociale zekerheid en stijgende bijdragen aan gezondheidszorg is overleven wat er rest. Het woord schaarste uit de titel valt marxistisch te interpreteren. En Mariën? De depressie die de advocaat bij haar eerste kind overvalt, kunnen vele vrouwen zich helemaal niet permitteren. Al zijn ze moeder van zes kinderen, een vangnet zoals in Mariëns boek ontbreekt. Het woord dieren uit de titel valt smetvrezerig te interpreteren. Mijn vrees is dus dat die naar binnen gerichte blik voor kwaadwillenden kan gelden als luxe en, omdat er lof voor is gekomen van de nominatiekritiek, als elitebubbel.

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: letterkunde, Lieselot Mariën, Marieke Groen

Lees Interacties

Reacties

  1. Robert Kruzdlo zegt

    26 oktober 2025 om 11:51

    De vrouw zit in een kwaadwillig lichaam, zij kan er niet aan ontsnappen. Rondtollend opzoek naar haar waren zelf schept zij nieuw leven, dezelfde als waar zij uit bestaat: de natuurvernieteraar. Je wordt geboren om te sterven en in die korte periode: Mijn hele leven heb ik geprobeerd iemand anders te worden, een ander dan ik diep vanbinnen was, en dat is niet gelukt.

    Zie hier de waarde van de literatuur. (Vrouwenliteratuur.) De onpasselijkheid van in een verkeerd lichaam zitten en het scheppen van nieuw leven is bij een bepaalde groep afstotelijk. Zijn daar boeken over geschreven¿ Moet wel.

    Beantwoorden
  2. LDK zegt

    26 oktober 2025 om 17:37

    Marc, je schreef in ‘Snuisterstijl’ ‘… generaliserend, dat bij millennials een progressief gedachtegoed wordt geventileerd in povere taal.’ Daarentegen lijkt mij dat twijfeldonker-achterflapcitaat wdb een (alhoewel mislukte) poging, het povere achter te laten. Uitschieter?

    (Als ik over de sterke literaire aandacht onder millennials voor de ‘wereld in jezelf’ nadenk, lijkt me dat het tonen van zeer complexe conflicten of ‘zielstoestanden’ (bijvoorbeeld ontstaan door depressie en armoede) juist baat zou kunnen hebben van een complexere taal.)

    Beantwoorden
    • Marc Kregting zegt

      27 oktober 2025 om 09:15

      Terechte bedenking! Zelf lees ik een poging om taal te produceren die niet zozeer complex als wel literatuurderig is. Het ontgaat me dan ook waarom de uitgeverij uitgerekend het twijfeldonker-citaat op de achterflap zette. En waarom het boek volgens ‘de’ kritiek als experimenteel geldt.

      Beantwoorden
    • Robert Kruzdlo zegt

      27 oktober 2025 om 14:18

      En als die complexere taal eris, hoe pover reageer jij dan? Experimenteel? Neem nu de bladspiegel van Als de dieren van Lieselot Mariën. Ik heb dit veel eerder gezien en zelf heb ik het gestolen van een schrijver voor mijn kortverhaal Parakleet 2017. Het is totaal niet uniek. Hoe experimenteel is haar boek dan: voor wie slaapt?

      Voor wie wakker is is haar boek roeien met de riemen die je hebt.

      Beantwoorden
  3. Marc Kregting zegt

    27 oktober 2025 om 20:56

    Experimentele teksten voorkomen, denk ik, dat je kunt lezen op basis van herkenning en ontroering. Complexere taal vertraagt de lectuur. In het ideale geval moet je nadien de wereld herdefiniëren. Overigens doet dit uiteraard, blijf ik benadrukken, niets af aan de depressie zoals beschreven in Als de dieren.

    Beantwoorden
    • Roberr Kruzdlo zegt

      28 oktober 2025 om 09:37

      Ik zou graag zien dat de kunstenaar een illusie aflegt en die is dat hij denkt da hij in zijn autopoëzie zijn leven kan beschrijven. Door de complexe taal – taal als dolende woorden – die de complexe wereld beschrijft, in oneindige variabelen, steeds weer de wereld herdefinieerd, een kunstenaar in een depressie kan geraken. Dan heeft-ie al een illusie minder. Depressies vertellen dat je de verkeerde weg bent ingeslagen: dierlijk al te dierlijk.

      Beantwoorden

Laat een reactie achter bij LDKReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Sint Nicolaas

Zie eens, Mietje! wat al lekkers
U, Sint Nicolaas al bragt;
Omdat ge’ als gehoorzaam Meisje,
Uw verpligting hebt volbragt.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

De koeien schemeren door de heg,
het paard is uit taaitaai gesneden,
in ieder duindal ligt dun sneeuw.

De branding vlecht een veren zee
waar zon over omhoog stijgt, licht waarin
geen plaats om uit te vliegen is.

Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

2 januari 2026: Vlekflits

2 januari 2026: Vlekflits

5 december 2025

➔ Lees meer
11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

3 december 2025

➔ Lees meer
11 december 2025: Proefcollege Nederlands

11 december 2025: Proefcollege Nederlands

2 december 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1946 Dick Wortel
➔ Neerlandicikalender

Media

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

2 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

30 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

29 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d