Vier uitgaven markeren de 100ste geboortedag van Jan Wolkers




De honderdste geboortedag van Jan Wolkers (26 oktober 1925-19 oktober 2007) wordt luister bijgezet met het verschijnen van De vroege romans bij Uitgeverij Meulenhoff), een pil van 1048 bladzijden met de zeven romans vanaf Kort Amerikaans (1962) tot en met De kus (1977). De zes romans die elkaar daarna in hoog tempo opvolgden, verschenen na een ruzie met Meulenhoff bij De Bezige Bij – dat zal misschien verklaren waarom er geen Volledig werk is. Over die ruzie straks meer.
Bij Van Oorschot verscheen een selectie uit de verhalen en essays in de dundrukserie onder de titel Het tillenbeest. Met het titelverhaal maakte Jan Wolkers in februari 1959 zijn entree in de Nederlandse letteren in het door Van Oorschot uitgegeven Tirade. De Bezige Bij draagt met Wolkers’ Dagboek 1973 bij aan het jubeljaar en bij Uitgeverij Het Tillenbeest zag in een oplage van duizend exemplaren Dagboek Texel 1979-1981 het licht.
Er valt ook nieuws te melden: bij een verbouwing in Huize Pomona, het huis op Texel waar Jan en Karina Wolkers in 1981 gingen wonen, werd achter een dichtgeschroefd schot de oudste versie van Turks fruit (1969) gevonden. Dat maakte de Universiteitsbibliotheek Leiden bekend. Ook oerversies van De walgvogel (1974) en De kus lagen achter dat schot te verstoffen – hoe kwamen die daar?
Vilein
Bovendien… Jan Wolkers verbrandde toch zijn typoscripten, omdat hij niet wilde dat studenten Nederlands op zijn werk zouden promoveren, zoals hij herhaaldelijk beweerde?
Wolkersbiograaf Onno Blom houdt het er op dat de schrijver het materiaal zelf verstopt heeft. Kort nadat hij en zijn vrouw Karina het huis hadden betrokken, vertimmerde hij het vertrek dat meer dan veertig jaar later de verloren gewaande manuscripten prijsgaf, tot kinderkamer voor de tweeling Bob en Tom.
Kennelijk nam Jan Wolkers het geheim van de verstopte schat mee in het graf.
Ze vinden van mij niks terug. Het boek, hè, het eindproduct dat is het, dat ben ik
had hij ooit gezegd.
De teruggevonden typoscripten werden toegevoegd aan het Wolkersarchief, dat deel uitmaakt van de afdeling Bijzondere Collecties van de UB Leiden. ‘Een ware schat voor Neerlandici,’ juicht de bibliotheek op Facebook, waarschijnlijk onbedoeld vilein.
Kunnen die vermaledijde studenten Nederlands dus tóch promoveren op Jan Wolkers, net trouwens als Onno Blom, die in 2017 promoveerde op zijn biografie van Wolkers, Het litteken van de dood.
Typoscript
Dezelfde Onno Blom memoreerde al eerder in de Volkskrant hoe Anton Korteweg, de directeur van het Letterkundig Museum, in 2004 met een rinkelende geldzak naar Texel was afgereisd om met de typoscripten van Terug naar Oegstgeest (1965) en Turks fruit naar het vasteland terug te keren. Dat van Kort Amerikaans bestond niet meer, hield de schrijver toen vol, maar volgens Onno Blom lag het in Wolkers’ archief op hem te wachten, net als het typoscript van de in 1979 volledig herschreven versie.
Dus dat verhaal over het verbranden van typoscripten – bij zijn huisje op een volkstuincomplex bij Amsterdam of in de duinen van Texel – klopt niet. Net zomin als het gedurig vertelde verhaal dat Wolkers typte op op maat gezaagde rollen behang, zodat hij tijdens het schrijven nooit hoefde te stoppen om een nieuw vel papier in de machine te draaien. Een romantisch beeld is het zeker, je ziet de woest hamerende schrijver zó voor je, maar waar is het niet.
Nog zoiets: nog in 1977 had Jan Wolkers bezworen dat hij, in tegenstelling tot Willem Frederik Hermans, in herdrukken van zijn boeken nooit iets veranderde.
Alleen als er hinderlijke drukfouten in zitten. Kijk, Ik zou nu bepaalde verhalen van mij beter schrijven, aan sommige dingen kleven wel fouten. Dat is ook vaak de charme, haal je ze eruit, dan ontneem je een verhaal ook zijn charme. Het is beter om de ontwikkeling van een nieuw boek voort te zetten […]. En zolang ik niet weet waar ik de tijd vandaan moet halen om te schrijven wat ik schrijven wil…
Toch onderbrak hij het werken aan de roman De doodshoofdvlinder, die in november 1979 zou verschijnen, om zijn debuutroman Kort Amerikaans van de eerste letter tot de laatste punt te herschrijven. Overbodige passages werden geschrapt, literair onkruid gewied en onnodig lange zinnen in tweeën geknipt. Dat Onno Blom het oer-typoscript uit 1962 zowel als het typoscript van de zeventien jaar later volledig herziene roman in de nalatenschap aantrof, weerspreekt dus de mythe die Jan Wolkers over zichzelf had geschapen.
Exemplaren
Typoscripten werden niet vernietigd, maar juist gekoesterd. Wolkers zat er bovenop als een kloek op haar kuikens. Onno Blom haalt Laurens van Krevelen, adjunct-directeur van Meulenhoff, aan in Het litteken van de dood:
Niemand mocht zijn manuscripten lezen. Hij bracht ze eigenhandig naar de drukker. Dat was lastig. Hoe moesten we dat binnen en buiten het bedrijf verkopen? Uiteindelijk gaf Wolkers dan toe: “Ik kom het je op zaterdag om 12 uur brengen en om 5 uur kom ik het weer ophalen – en dan spreken we over het boek. Dat was een soort examen. Ik kon het manuscript net lezen en moest slagen voor mijn examen.
De ruzie met Meulenhoff, hierboven al aangestipt, ging juist om een typoscript. Tegen het uitdrukkelijk verbod van Wolkers in had Van Krevelen het typoscript van De kus doorgegeven aan Wim Zaal, chef kunst van Elseviers Magazine. Dat was voor Jan Wolkers voldoende aanleiding om alle banden met Meulenhoff te verbreken.
Nou ja, ook weer niet alle banden. Het oude werk bleef bij Meulenhoff verschijnen – van Turks fruit kwam dit jaar nog de zevenenzestigste druk uit – en Wolkers leverde de nieuwe versie van Kort Amerikaans gewoon in bij zijn oude uitgeverij. De veertigste, herziene druk verscheen in mei 1979. Een half jaar later lag De doodshoofdvlinder in de boekhandel. De Bezige Bij had er meteen maar 100.000 exemplaren van laten drukken, de hoogste oplage ooit.
Dit stuk verscheen eerder op Tzum
Laat een reactie achter