Grunberg mét mededogen

Arnon Grunbergs nieuwste bundel Het aanwezige been biedt een nieuwe blik op 24 verhalen geschreven tussen 2013 en 2025; ze zijn eerder in druk verschenen of als voordracht, en herzien en bewerkt voor deze uitgave.
De verhalen zijn allemaal op te hangen aan een klein aantal thema’s en stijlkeuzes. Zo maakt Grunberg meermaals gebruik van dezelfde vertelperspectieven. Ten eerste bevat Het aanwezige been een aantal verhalen in sprookjesvorm. Schep, De Jood van Borculo en De hamster, of de toekomst van Europa bevatten alle drie sprookjeselementen, waarbij Grunberg de rol van alwetende verteller adequaat op zich neemt. Deze verhalen hebben ook de betere openingszinnen.
Er was eens een vrouw met een tumor in haar hoofd. (Schep)
Op een dag midden in de zomer arriveerde een oude Jood met drie koffers in het stadje Borculo en kort daarop zeeg hij met koffers en al neer in lunchroom De Heerlijkheid om daar bekend te maken, zonder dat iemand hem iets had gevraagd, dat hij het huis aan de rand van het stadje dat van de moeder van Johan Beltman was geweest. (De Jood van Borculo)
Aan het begin van de eenentwintigste eeuw werd in een kleine stad in het Ruhrgebied een meisje geboren dat Fenja heette. (De hamster, of de toekomst van Europa)
Ten tweede kiest Grunberg er vaak voor om (deels) in de eerste persoon meervoud te schrijven. In Het lelijke ding wordt een soort gesloten woongemeenschap gerepresenteerd, en in Het laatste oordeel spreekt een groep gevangenen; wederom een gesloten gemeenschap. Ook het verhaal over Fenja gaat om onverklaarbare redenen over tot een nadrukkelijk ‘wij’. Hoewel dit in Het laatste oordeel goed werkt, zou het zomaar een trucje of slechte gewoonte kunnen worden.
Tot slot zijn opvallend veel verhalen vanuit het perspectief van een vrouw geschreven. Grunberg doet aardig zijn best om het vrouwelijke personage te doorgronden. Zo laat hij de vrouwen worstelen met kinderloosheid, hun verhouding tot de man, andere vrouwen, ouder worden en het vrouw-zijn zelf. De hoofdpersonages in The Waste Land en Deze klootzak respecteert je niet leggen bijvoorbeeld een verklaring af over hun kinderloosheid:
Haar eigen kinderloosheid noemt ze achteraf een bewuste keus. (The Waste Land)
(..) en als ze eerlijk is, weet ze ook niet precies wat ‘dit’ is, wie ze is geworden, hooguit dat ze via omwegen toch nog een vrouw met een kind is geworden. Zonder dat ze dat ze het wilde, want zelf had ze geen kind meer gewild. (The Waste Land)
Kinderen had ze niet. Haar man had ze graag gewild, maar zij twijfelde en toen de twijfel was overwonnen bleek het te laat te zijn. (Deze klootzak respecteert je niet)
Juist omdat dit soort uitspraken steeds terugkomt en de vrouwen in The Waste Land, Deze klootzak respecteert je niet, Luxemburgerli en Emma Boterman wel heel overeenkomstige manieren van denken lijken te hebben, voelt deze op zich mooi beschreven thematiek wat gekunsteld aan en ontbreekt het de vrouwen soms aan een ‘eigen stem’.
Desalniettemin hebben ze allemaal hun eigen verhaal. Zo past Rosalie Vink uit The Waste Land perfect bij twee andere pijlers van het boek: ze werkt voor een ngo in oorlogsgebied en is daarmee een van de vele expats in de bundel. Hoewel dit een spannende thematiek is, doen sommige passages onnatuurlijk aan. Zo staat The Waste Land vol met wat leest als een overdreven LinkedIn-pagina:
Ze had de verantwoordelijkheid gekregen voor de aanvoer van medicijnen en dat werk deed ze met een zakelijkheid, een doelmatigheid die haar tot haar eigen verassing bevredigde. (…) Haar belangrijkste plezier zat in het feit dat ze de organisatie op lokaal niveau had weten te verbeteren.
Hoewel dit voor de doelmatige Rosalie misschien passend is, is het interessant dat dit soort curriculumbeschrijvingen vaak terugkomt bij de vrouwelijke personages. Wat een commentaar op de kapitalistische samenleving zou kunnen zijn, dreigt dan een gebrek aan diepgang en humor bij vrouwen te worden.
Rosalie staat bovendien met één been aan de kant van de dictatuur. Ze is namelijk een affaire begonnen met een beruchte oorlogsmisdadiger, die lijnrecht tegenover de missie van de ngo staat.
Die tweezijdigheid en morele ambiguïteit vormen een rode lijn in Grunbergs werk en er zijn nog meer verhalen waarin iemand zo expliciet heult met de vijand. Grunberg drijft de menselijkheid door tot in het absurde en dat doet hij goed. In De zaak-Oldengarm wijdt Cor Oldengarm zijn leven aan het communisme en antifascisme, zij-aan-zij met zijn vrouw. In navolging van zijn minnares wordt hij lid van de vriendschapsvereniging Nederland-DDR en laat hij zich bovendien moeiteloos tot spionage voor de andere kant verleiden.
Nooit had hij het gevoel dat zijn dubbelleven hem voor onoverkoombare gewetensbezwaren stelde. Het waren twee heel verschillende werelden die hij toevallig in zich verenigde. Hij voerde nog steeds een klassenstrijd, maar hij was van klasse gewisseld, dat was eigenlijk alles. (De zaak-Oldengarm)
In het titelverhaal volgen we de Amerikaanse Cole. Het personage zelf is weliswaar geen expat, maar Grunberg neemt de lezer hier als het ware mee in zijn eigen expat-wereld. In Het aanwezige been is het duidelijk dat Grunberg niet alleen Nederland als zijn toneel ziet. Cole is een klassieke Grunbergman: hij wil alleen het beste voor zijn oudste dochter, heeft een normale baan, houdt er merkwaardige hobby’s op na maar is daarnaast ook hartstikke Amerikaans, hij houdt salespitches tijdens de kerkdienst en ziet kreeft als toppunt van luxe. Het taalgebruik sluit aan bij het zakelijke dat ook terug te vinden is in The Waste Land. Het is door de hele bundel voelbaar dat Arnon Grunberg al jaren in de Verenigde Staten resideert. Mijn vermoeden dat enkele verhalen (Het aanwezige been overigens niet) oorspronkelijk in het Engels verschenen, wordt bevestigd door de verantwoording achter in het boek.
Om twintig over acht beseft Cole dat hij nu naar huis kan, dat er plausibele verklaringen zijn waarom hij een paar treinen (drie of vier, hij weet het zelf niet meer) heeft gemist. Maar hij wil het aanraken, het been dat er niet meer is, zoals hij er vroeger van hield zijn tractoren aan te raken, ze te aaien.
Met zinnen als deze weet Grunberg gelukkig toch het bizarre omhoog te halen in ogenschijnlijke saaie mensen, zoals deze doorsnee verzekeringsagent die kennismaakt met een cellospeelster die na de bruiloft van zijn dochter haar been verliest. Het verhaal waarin dat misschien wel het best lukt, is De vergroeiingen, over Aksel Strik, die al van jongs af aan gebukt gaat onder scoliose. Terwijl zijn moeder en de juffrouw hun best doen hem voorzichtig te behandelen, doet Grunberg dat niet, met een zeer geslaagd droog, tragikomisch verhaal als resultaat.
Uiteindelijk moet ik concluderen dat Grunberg op zijn best is wanneer hij niet probeert uitdrukkelijk feministisch, maatschappelijk geëngageerd of veganistisch te zijn en gewoon op zijn eigen, gebruikelijk gure wijze zijn personages tot leven wekt en vervolgens weer de grond in boort. Misschien is het dat mededogen, waar de achterflap al voor waarschuwt, dat Grunberg in de weg heeft gezeten. Daarbij is het jammer dat een aantal taalverzorgingsfouten onopgemerkt is gebleven en ook enige inconsistentie, die misschien wel past bij de in deze bundel zichtbare modernisering van een klassieke schrijver: dat iemand zich door het hotel wakker laat bellen en een zin later aangeeft fervent instagramgebruiker te zijn is merkwaardig. Toch kent de bundel prachtige zinnen en prachtige verhalen, je moet alleen door het bos nog wel de mooie bomen proberen te zien.
Laat een reactie achter