
Wilgenkind, het zevende boek van Josha Zwaan, is een autobiografische roman over rouw, verlies, verzwegen familiegeheimen en de zorg voor een ouder. Het boek begint met een begrafenis waarbij verschillende zinspelingen worden gemaakt op relaties en gebeurtenissen binnen de familie. Dit wekte mijn nieuwsgierigheid en zoog mij direct het verhaal in. Toen ik het boek uit had, heb ik het eerste hoofdstuk opnieuw gelezen, omdat het verhaal eindigde vóór de begrafenis. De eerdere zinspelingen vielen toen op hun plek en ik begreep nu beter wat daar gebeurde. Het eerste hoofdstuk herlezen was opmerkelijk genoeg een mooie afsluiting van het verhaal.
Het verhaal gaat over Hannah, een vrouw van middelbare leeftijd. Wanneer haar vader ernstig ziek wordt, besluit ze tegen haar zin om voor hem te gaan zorgen. Als kind had ze een hechte band met haar vader, die dominee is, maar na het sterven van haar moeder groeiden ze uit elkaar. Na een belangrijke gebeurtenis wordt het contact jarenlang verbroken. Hoewel Hannah aan het begin van het boek weer sporadisch contact heeft met haar vader, is het verleden nooit uitgesproken en de band niet hersteld. Bij Hannah is een voortdurende worsteling te zien tussen het gevoel dat haar vader haar heeft verraden en haar plichtsgevoel om hem te helpen. Deze zinnen vatten dit goed samen:
Ik wil niet voor hem zorgen, hij verdient het niet. Maar iets in mij wil het wel. (p. 166)
Door het zorgen voor haar zieke vader wordt Hannah gedwongen terug te kijken op haar jeugd. Naar haar moeder, die haar verwaarloosde en vaak negatief op haar reageerde. Naar haar zus, die wel voor haar zorgde, maar het huis verliet toen Hannah nog jong was. Naar de zorg voor haar moeder toen zij stervende was. Naast deze herinneringen komt ze achter familiegeheimen, die haar beeld van haar jeugd en ouders veranderen en haar inzicht geven in zichzelf. Het boek laat goed zien hoe relaties binnen een familie verstoord raken door het verzwijgen van ingrijpende gebeurtenissen.
Zwaan wisselt soepel tussen het heden, waarin Hannah voor haar vader zorgt, en het verleden, dat over haar jeugd gaat. Het verhaal wordt rustig en zorgvuldig opgebouwd: telkens worden kleine stukjes informatie gegeven, waardoor de lezereen steeds sterker vermoeden krijgt over de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden. Een voorbeeld hiervan is het onderstaande citaat, dat gaat over de gebeurtenis die leidde tot een breuk tussen Hannah en haar vader:
Ineengedoken zit ze even later op de toiletpot. Dezelfde plek waar ze op haar negentiende moed probeerde te verzamelen om met papa te praten. Hem om hulp te vragen. Hulp die hij weigerde. (p. 40)
Door dezelfde geleidelijke opbouw wordt langzaam ook de betekenis van de titel duidelijk. Wilgenkind is geen spannend boek met een grote plot, maar draait om het innerlijk proces dat Hannah doormaakt.
Geloof is een belangrijk thema: het boek bevat veel verwijzingen naar verhalen uit de Bijbel, zoals het lijdensverhaal van Jezus. De hoofdpersoon worstelt zelf ook met haar geloof in God. Voor lezers die minder bekend zijn met de Bijbel kunnen deze passages minder herkenbaar of begrijpelijk zijn.
Als lezer word je meegenomen in de ontwikkeling die Hannah doormaakt. De bijfiguren, zoals haar vader, man en zus, blijven echter vlak en maken nauwelijks een ontwikkeling door. Dit kan een bewuste keuze van de schrijver zijn om de focus te houden op het verwerkingsproces dat Hannah doormaakt.
Door de gedetailleerde beschrijvingen en levensechte gesprekken maakt Zwaan de emoties en sfeer voelbaar, waardoor Wilgenkind een aangrijpend boek is dat de lezer nog lang bijblijft.
Laat een reactie achter