
Ik leerde vandaag het woord countermapping: het maken van geografische kaarten die machtsverhoudingen blootleggen en waarmee de makers rechtvaardigheid, sociale verandering of gewoon een tegengeluid willen bereiken. Dat kan bijvoorbeeld op het niveau van internationaal recht. Zo visualiseert Forensic Architecture een cartografie van de genocide in Gaza. De totale destructie is kernachtig gevisualiseerd met een filmpje van minder dan drie minuten waarin een kaart van Gaza wordt ingekleurd.
De bekendste ‘ontwerpfout’ op het gebied van de cartografie is ongetwijfeld de wereldkaart die wij veel gebruiken, bijvoorbeeld in Google Maps. Op deze Mercatorprojectie worden de continenten Zuid-Amerika en Afrika kleiner weergegeven en Groenland ziet eruit alsof iemand er met de deegroller overheen is gegaan. De Afrikaanse Unie wil zich daarom gaan inzetten voor het gebruik van de Equal Earth-kaart. Dat is dus countermapping. Of om aan Nederlandse ‘counterlanguage’ te doen: contra-cartografie of tegenkaartenmakerij.
Schrijfster Nisrine Mbarki Ben Ayad heeft achterin haar boek zo’n tegenkaart opgenomen, waarop het Afrikaanse continent groot en trots centraal staat. Europa is ontdaan van het Mercator-spiegelpaleis. Op de kaart staan overigens jaartallen met historische gebeurtenissen. Van het jaar 1595 (eerste Nederlandse vloot naar Indonesië) tot aan 2023 (genocide Gaza). De kaart lokaliseert koloniale onderdrukking (VOC), uitroeiing (Amsterdamse joden), oproer (Arabische lente), continentale conferenties (Berlijn, Cuba) en onafhankelijkheid (Marokko, Algerije, Vietnam). Het zijn momenten die de levens van mensen wereldwijd hebben beïnvloed.
Vele van haar vrienden kwamen uit ex-koloniën van Frankrijk, hadden de onafhankelijkheidsstrijd in hun landen meegemaakt en waren actieve postkoloniale strijders die in Cuba bij de eerste Tricontinental-conferentie aanwezig waren. Revolutionaire pan-Arabisten, pan-Afrikanen geleid door Algerijnen. Ze studeerden, schreven en schiepen samen een nieuwe wereld voor zichzelf, zij zouden de wereld veranderen.
Net als de bovenstaande postkoloniale strijders levert Mbarki een strijd. In zeven verhalen, die spelen van 1961 in Algerije tot 2061 in Amsterdam, voert zij personages op met Noord-Afrikaanse afkomst of roots, voor wie zelfstandigheid en vrijheid niet vanzelfsprekend zijn en voor wie de onderdrukking nooit ver weg is. Het zijn korte verhalen die een aantal motieven met elkaar delen. Zo komen er veel moerbeibomen voor, is er in elk verhaal een personage met een litteken boven het sleutelbeen , verwijzen namen naar beroemde Arabische vocalisten en hangen er meerdere posters van de anti-koloniale schrijver Frantz Fanon.
De genres van de zeven verhalen lopen uiteen. Mbarki biedt in de eerste verhalen realisme, maar toont in de laatste verhalen een ruimer arsenaal met magisch realisme en dystopische elementen. Zo blijkt in het titelverhaal een personage onzichtbaar te zijn en in het slotverhaal Matrice tuigt ze een toekomstige wereld op waarin kinderen in baarfabrieken worden geboren.
We zijn niet meer gebonden aan onze moeders omdat ze ons niet baren, en vaders kennen we allang niet meer, broers en zussen bestaan niet tenzij twee mensen samen besluiten meerdere kinderen te genereren.
Dat futuristische slotverhaal bevat een narratieve omkering. Er is geen terugkeer naar het Afrikaanse continent mogelijk, de familielijn is doorbroken, er bestaan geen littekens meer, bomen zijn bijna uitgestorven en niemand wil nog roze-wit zijn. Men lijkt niets meer te maken te willen hebben met de gewelddadige geschiedenis van het Westen. De machtsverhoudingen zijn omgedraaid.
De verhalen in Kookpunt duwen een omvangrijk koloniaal verleden de Nederlandse literatuur in. Daarmee biedt Mbarki een verfrissend geluid. In de postkoloniale literatuurwetenschap kent men al decennia het begrip ‘terugschrijven’: literaire vernieuwingen die kritiek bevatten op de dominantie van de westerse kolonisator. Salman Rushdie schreef in 1982 al een beroemd essay met de titel The Empire Writes Back with a Vengeance. Mbarki’s aanpak is vergelijkbaar met deze literaire strategie. Het is alleen niet zozeer ‘terugschrijven’, haar Marokkaanse wortels liggen niet in een voormalige Nederlandse kolonie, maar wel ‘tegenschrijven’, omdat ze de dominante cultuur uitdaagt en andere kaarten uitdeelt. Haar belangrijkste troef is de onwetendheid van de lezer.
Toen in de jaren negentig van de vorige eeuw Nederlandstalige schrijvers met een migratieachtergrond werden uitgegeven, ging dat steevast gepaard met een verklarende woordenlijst achter in het boek. Hiermee werd de drempel verlaagd voor lezers die weinig kaas hadden gegeten van de multiculturele samenleving. Ook in Ik ga leven (2021) van Lale Gül wordt die ‘geïnteresseerde’ naïeve lezer nog steeds tegemoetgekomen in zijn onwetendheid. Hoe moet die lezer anders weten wat een tatta, een kech of een zemmel is? Misschien haakt die lezer wel af bij een uitspraak als ‘Astagfirullah’?
Nisrine Mbarki Ben Ayad verlegt in Kookpunt de talige grenzen van de Nederlandse literatuur. Zoals van de 18e– en 19e-eeuwse lezer ooit verwacht werd dat hij of zij probleemloos Franse en Duitse zinnen kon lezen, zo biedt Mbarki de lezer Engels, Frans, straattaal en Arabisch. Daarmee doorbreekt ze de norm dat alles maar vertaald moet worden. (Leuk feitje: Mbarki is vertaler.) En niet zonder reden, want die combinatie is gewoonweg de taal van de personages.
Achter de bar stond zij, ze sprak moeiteloos Arabisch, Frans en Engels met klanten. Ze had reeënogen en een moedervlek in haar hals. Hij bestelde in zijn gebrekkige Frans een koffie bij haar, en toen ze de koffie bracht zei ze langzaam ‘un petit café pour monsieur’, hij antwoordde met ‘chokran’, een van de weinige woorden die hij in het Arabisch kende, ze knipperde een paar keer met haar ogen en glimlachte.
Het is overigens niet zo veel moeite om met de telefoon in de hand een vertaling te vinden via Google Translate. Dan kom je erachter dat de schrijver je met woorden als مريم العذراء ook een beetje aan het plagen is en tegelijkertijd wijst ze erop dat er geen alleenrecht is op religieuze rolmodellen.
Kookpunt is prikkelend en gevarieerd, biedt genoeg voer voor postkoloniale analyses en laat zien dat meertaligheid een succesvolle, literaire strategie kan zijn. Bovenal bevat het boek ijzersterke verhalen die overtuigend én speels zijn opgetekend.
Laat een reactie achter