
Taal is lineair. Onze woorden verschijnen na elkaar in de tijd of naast elkaar op de regel. Hoe geweldig taal ook is, dat is een zwakte. Natuurlijk, we kunnen allerlei informatie in een of andere lineaire volgorde ter sprake brengen of op schrift stellen, en vervolgens met allerlei signaalwoorden toch een structuur aanbrengen. Maar wat een gedoe zeg.
Wat je eigenlijk zou willen, is tweedimensionaal vertellen. Zodat je vanuit elk punt in je verhaal meteen meerdere kanten op kunt: naar links en recht, omhoog en omlaag, en alles daartussen. Wat een vrijheid, wat een mogelijkheden!
En die hebben we – als we maar niet aan de taal vasthouden. Zelf ben ik nog niet helemaal zo ver (getuige deze lineaire tekst), maar Yoïn van Spijk wel. Samen met vormgever Yolanda Huntelaar bedrijft hij etymologie in het tweedimensionale. In hun boek Woord voor woord · De verleden tijd van taal laten ze zien hoe tientallen woorden zich door de eeuwen heen ontwikkeld hebben. Dat begint meestal met materiaal uit de prehistorie, pakweg de Proto-Indo-Europese wortel *ḱers- (‘rennen’), of de klassieke oudheid, zoals het Latijnse woord caupō (‘handelaar’). Van daaruit vertrekken lijntjes in allerlei richtingen: het beginmateriaal krijgt uitgangen, verandert van vorm of betekenis, wordt door de ene taal uitgeleend aan de andere. Net zolang tot de hele spread (twee bladzijdes dus) bedekt is met een woordwijd web van verwantschap. Een of twee daarvan zijn modern Nederlands (kopen en kar, in de twee genoemde voorbeelden); de rest komt uit allerlei andere talen, van Oudgrieks en Latijn, waar de wieg van veel woorden stond, tot de hedendaagse streektaal van Brabant, waar Van Spijks eigen wiegje stond.
Etymologische reuzen
Is dat nou overzichtelijker dan een in taal geschreven verhaal? Vind ik wel. Maar dat is niet eens het belangrijkste. Het voordeel is vooral dat je vrij en vrolijk over de bladzijde kunt zwieren, in plaats van je door loodzware tekstregels als deze heen te worstelen:
Als kopen ook: os. kōpian; ohd. koufōn (nhd. kaufen); ofri. kāpia (nfri. keapje, zie → kapen) oe. cēapian; on. kaupa (nzw. köpa); got. kaupōn; alle ‘kopen’. Hiervan afgeleid is het zn. koop (zie onder) en verder: os. kōp; ohd. kouf (nhd. Kauf); oe. cēap (me. chep, chepe ‘koopje; het afdingen’; ne. (bn.) cheap ‘goedkoop’); ofri. kāp (nfri. keap); on. kaup.
Nee, dan die kleurige diagrammen van Van Spijk en Huntelaar. Daar kun je je eigen nieuwsgierigheid volgen, je eigen accenten leggen, met een glunderende wijsvinger van het Italiaans naar het Zweeds schaatsen en dan weer door naar het Nedersaksisch. Al doende bouw je een rijk en helder beeld op van de weg van *ḱers naar kar en char en van caupō naar kopen en keupn.
Over de inhoudelijke gedegenheid hoeven we ons ook geen zorgen te maken. Van Spijk staat op de schouders van etymologische reuzen, want op dit onderzoeksterrein wordt al meer dan twee eeuwen vooruitgang geboekt en in Nederland hebben we de reusachtige Nicoline van der Sijs. Dat geen taal op dit punt zo goed en grondig ontsloten is als de onze, is aan haar te danken. De volgende stap is nu om al die informatie laagdrempeliger te maken; minder lineair, meer aanschouwelijk. Woord voor woord is een geslaagde pilot. Meer van dit!
Yoïn van Spijk en Yolanda Huntelaar. Woord voor woord · De verleden tijd van taal. Uitgeverij Onze Taal. 2025 Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter