Zo moeder, zo zoon

In zijn debuutroman blijkt dat Erwin Hurenkamp (1993) een dichter is. Pogingen is een raamvertelling waarin meerdere sprookjesachtige en mythologische verhalen voorkomen, die als het ware door de hoofdpersonen geschreven zijn.
Erwin Hurenkamp is dichter, schrijver en redacteur bij literair tijdschrift Tirade. In 2023 verscheen zijn dichtbundel Nu we er toch zijn. Deze werd genomineerd voor De Grote Poëzieprijs, de Herman de Coninckprijs en de Poëziedebuutprijs. Hurenkamp werkt in een Franse bakkerij en doet aan beeldhouwen.
De roman Pogingen gaat over Ella, die op een dag haar leven als moeder en echtgenote ontvlucht en uiteindelijk in Ierland terecht komt. Hoewel ze uit haar leven vlucht, blijft ze contact houden met dat leven: ze belt wekelijks met haar moeder Judith en zoon Johannes. In het eerste deel van het boek, ‘Poging 1’, verte/lt moeder aan Ella haar verhaal; in het tweede deel, ‘Poging 2’, vertelt zoon Johannes het zijne. Tussendoor spreekt moeder en oma Judith.
In Ierland poogt Ella uit te zoeken waarvoor ze is gevlucht. Het vluchten ging namelijk gemakkelijk, maar het wegblijven blijkt moeilijker dan gedacht. Ze wordt verliefd op Connall en trekt bij hem in. Samen wonen ze in een idyllische cottage op het platteland; Connall jaagt en Ella kookt appelmoes en stoofpot. Ella gedraagt zich in Ierland totaal anders dan in Nederland. Na een tijd keert ze toch weer terug naar Nederland, hoewel ze zelf niet precies weet waarom. Eenmaal terug pakt ze haar oude leven op alsof ze nooit is weggeweest; ze raakt opnieuw zwanger en wordt moeder van een tweede kind, dat niet met naam wordt genoemd in dit verhaal.
Het moment dat Ella terugkomt bij haar moeder Judith, die voor Johannes heeft gezorgd tijdens Ella’s afwezigheid, is van groot belang in het verhaal. De gebeurtenis wordt vanuit de perspectieven van de verschillende hoofdpersonages verteld, maar het blijft vaag wat er precies gebeurd is. Feit is wel dat het een grote impact had op het verdere leven van Johannes.
In het slot van het boek bepaalt de verteller zijn lezers bij de willekeurigheid van een (levens)verhaal:
Zo zijn er talloze variaties mogelijk op hetzelfde leven, op zoveel momenten had iemand zich anders kunnen gedragen, een andere keuze kunnen maken. Ze zou willen dat al die versies naast elkaar konden bestaan, als boeken in een kast of zelfs als delen binnen hetzelfde boek. Roodkapje raakt verdwaald in het bos, of grootmoeder hakt de wolf in mootjes nog voordat haar kleindochter arriveert. Hans en Grietje drinken thee met de heks, besluiten dat het bij haar beter is dan thuis en blijven. Ze leven nog lang en gelukkig. (p. 326)
Als Johannes de leeftijd bereikt die Ella had toen ze vertrok, gaat ook hij naar Ierland. Hij probeert dezelfde reis te maken en op zoek te gaan naar wat zijn moeder heeft gezocht. Johannes poogt hiermee hun beider geschiedenis te begrijpen.
De afwisseling van het lopende verhaal en de verschillende volksverhalen is slim gekozen. Volksverhalen zijn namelijk verhalen die van generatie op generatie worden doorverteld en kunnen tussendoor ook sterk veranderen: iedere verteller licht juist die aspecten uit die hij of zij belangrijk vindt. Zo is het ook met het levensverhaal van de personages: de wijze waarop de scène van Ella’s terugkomst wordt beschreven verschilt per hoofdpersoon.
Het volksverhaal van de selkie verdient bijzondere aandacht. Dit door Ella aan Johannes vertelde verhaaltje-voor-het-slapengaan speelt namelijk een centrale rol in het verhaal. Een selkie is een zeehond die, aangespoeld op het strand, diens huid ‘uit kan trekken’ om als mens tevoorschijn te komen; die huid blijft op het strand achter, waar een mens het omhulsel vindt. De selkie wordt op slag verliefd op de persoon die de huid vindt en blijft bij die persoon totdat hij de huid terugvindt (die de vinder goed verstopt heeft). Dan kan de selkie niets anders dan terug naar het strand gaan en opnieuw zeehond worden. Johannes schrijft een eigen variant van dit verhaal, met in plaats van een zeehond een boom als hoofdrolspeler.
Zoals gezegd schrijven de hoofdpersonen zelf verhalen. Het zijn dus niet slechts door de auteur vertelde verhalen, maar echt geschreven verhalen. Dit blijkt onder andere uit het beschrijven van het proces van het schrijven, dus van de aanloop naar het daadwerkelijke schrijven. Ook is het lettertype van de door de personages geschreven en herschreven volksverhalen anders dan dat van de primaire verteltekst en vorderen bepaalde verhalen door het boek heen, net zoals echt schrijven in fasen verloopt.
Met Pogingen schreef Hurenkamp een prachtige roman. De keuze voor een raamvertelling is buitengewoon interessant: die biedt namelijk ruimte voor een creatieve en poëtische insteek, zodat Hurenkamps talenten als romanschrijver en dichter met elkaar versmelten. Ik vond het taalgebruik buitengewoon beeldend, zorgvuldig en mooi, zoals onder andere tot uiting komt in de verschillende stijlen van de verhalen. Ook worden het taalgebruik en de volksverhalen versterkt door de plek waarop het verhaal zich afspeelt: het mystieke en regenachtige Ierland.
Laat een reactie achter