• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Groslijst: Mirjam Liesker, De dood van een hypochonder

28 december 2025 door Lieke von Berg Reageer

Wat is er gebeurd met de Personagebank? Deze crowd-sourced database met gegevens over personages uit Nederlandstalige romans had ik graag even geraadpleegd na het lezen van De dood van een hypochonder. Mirjam Lieskers hoofdpersonage Minne Sielker zou een interessant personage zijn om te bestuderen in de context van die database; mijn vierdeklassers die de flaptekst van het boek voorgeschoteld kregen in een les over de termen autobiografische roman, autofictie en alter ego, begonnen trots te stralen toen ze het anagram ontdekten.

De Librisgroslijst nemen als uitgangspunt voor inzicht in de Nederlandse romanproductie is namelijk eerder gebeurd: Van der Deijl, Pieterse, Prinse en Smeets (2016) gebruikten de 170 titels van de Librisgroslijst van 2013 als corpus voor hun onderzoek naar het demografisch landschap van literaire personages in de recente Nederlandse roman. Door middel van ‘distant reading’ verzamelden zij kenmerken van de 1176 personages uit de groslijstboeken: gender, afkomst, opleiding, beroep en leeftijd. Uit dit project kwam de Personagebank voort.

‘Kappers knippen, die schrijven niet’

Het onderzoek leidde tot koppen in de media als ‘Zijn vrouwen in Nederlandstalige romans werkelijk vooral prostituee?’ (Knacks ‘Goed voor 4 minuten leesplezier’ pal boven die kop wordt zo wat ironisch.) Minder krantenkopwaardig maar evengoed interessant was de observatie dat het opleidingsniveau van de personages samenhing met hun functie in de roman:

On a different scale, we perceived that the relative dominance of highly educated characters depended on their function in the novel. Narrating main characters were more often highly educated than non-narrating main characters, who obtained slightly higher degrees of education than side characters. The same applies vice versa to the share of lowly educated characters, which grows with each step down the ‘focalisation hierarchy’. (Van der Deijl, Pieterse, Prinse en Smeets (2016), p. 31)

Met Minne Sielker hebben we in De dood van een hypochonder een vertellend hoofdpersonage te pakken dat afwijkt van dit patroon: ze is kapster. In het openingshoofdstuk wordt meteen belicht hoe ze met één been in de kapsalon staat en met één been de eerste passen op het schrijverspad zet:

Toen ik mijn vader vertelde dat ik was aangenomen op de Schrijversvakschool moest hij bij station Sloterdijk van zijn Brompton-vouwfiets stappen omdat de tranen over zijn wangen liepen van het lachen. ‘Kappers knippen, die schrijven niet,’ hinnikte hij. (p. 12). 

Bourdieu voor beginners

Zou ik mijn vierdeklassers ook een beginnetje Bourdieu bij willen brengen, dan geven de ervaringen van Minne een goede demonstratie van het begrip ‘cultureel kapitaal’ en van de opvatting dat het literaire veld een relatief autonoom strijdperk zou zijn dat voor nieuwkomers zonder de juiste habitus moeilijk te betreden is. Minnes medestudenten op de schrijversvakschool waren belezen, hadden ‘interessante banen’ en ‘vroegen [haar] regelmatig of [ze] vond dat hun haar goed zat, of [ze] wist waarom ze opeens grijs werden en of er een speciale shampoo tegen kaalheid bestond.’ De docenten hadden duidelijke verwachtingen over de culturele bagage van hun studenten:

‘Wie goed wil schrijven, moet goed lezen,’ zei een docent tijdens de eerste prozales. De beste man bleef oreren over ‘alle Russen’. ‘Die hebben jullie toch allemaal gelezen?’ Ik durfde niet te zeggen dat ik het boek niet kende en dat ik nog nooit ‘goed’ gelezen had, behalve de historische romans van Harlequin […]’. 

Na de les – je voelt hem aankomen – gaat Minne in boekhandel Atheneum vergeefs op zoek naar het boek Alle Russen. In een interview met de VPRO-gids vertelt Mirjam Liesker dat deze anekdote niet verzonnen is – geen verrassing voor de lezer die door de flaptekst al naar een autobiografische lezing van de roman gestuurd wordt:

Mirjam Suzanne Liesker (1965) studeerde in 2023 af aan de Schrijversvakschool. Docenten beschreven haar als een autodidact met een eigenzinnige, rauwe schrijfstijl, met humoristische observaties. Naast het schrijven van proza runt zij een kapsalon en knipt of scheert haar klanten het liefst ‘kort Amerikaans’ (opgeschoren in de nek, bovenop iets langer).

Een autodidact van de Schrijversvakschool?

Een autodidact van de schrijversvakschool, dat is een prachtige contradictie. Maar we snappen wat er bedoeld wordt hier: niet dat de auteur door zelfstudie en zonder begeleiding auteur geworden is, maar dat er vóór die opleiding geen sprake was van een soort literaire socialisatie. Niet alleen praktisch opgeleide focaliserende personages zijn zeldzaam, ook voor de auteurs gaat deze statistiek op. ‘Only 30.34% of the working population in 2012 had enjoyed a higher education, whereas  almost  all  authors  did’ (Van der Deijl e.a., p. 26). Een praktisch opgeleide auteur is dus een zeldzaamheid, en wellicht is dat waar de VPRO op doelde met de kop ‘Zeldzaam debuut’ die prijkte boven het eerder genoemde interview over De dood van een hypochonder. In het gegeven van een op autobiografische leest geschoeide tragikomische debuutroman van een schrijversvakschoolalumnus over de band tussen een dochter en haar curieuze vader, kan de zeldzaamheid niet schuilen. 

In een lezing voor de PAO-reeks over de roman De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf van Maria Kager stipten collega Dirk Hage en ik aan dat Kagers achtergrond als schrijversvakschoolstudent in de presentatie door de uitgeverij geheel achterwege is gelaten: Kager wordt op de achterflap van haar debuutroman gepresenteerd als literatuurwetenschapper. Lieskers opleiding aan de Schrijversvakschool wordt juist ingezet in de beeldvorming. 

De woorden ‘kort Amerikaans’ verwijzen voor de gemiddelde literatuurlezer in de eerste plaats naar een andere eigenzinnige debutant met een rauwe schrijfstijl. Zo slaat de flaptekst een brug tussen de kapperswereld en de literaire wereld. Overigens is het niet bepaald een Wolkers-rauwheid die de stijl kenmerkt. Marc van Oostendorp merkte onlangs nog op: ‘Opmerkelijk, hoe weinig een flaptekst soms te maken heeft met het boek waarvan het de flap siert.’ Waar Van Oostendorp de term ‘beklemmend’ niet bepaald van toepassing vond op het door hem besproken boek, roept bij mij die ‘rauwe schrijfstijl’ vragen op. Welke boeken worden zoal beschreven als boeken met een rauwe schrijfstijl en wat zou die stijl dan zijn? Het zou mij niets verbazen als een ‘rauwe’ stijl allerlei verschillende dingen zou kunnen betekenen. De stijl van Liesker is eerder soms minimalistisch, zakelijk, toegankelijk – het is niet per se de stijl die rauw is; er komt gewoon een hoop ongepolijste taal uit de mond van de ongelikte beer van een stiefvader. Wanneer Minnes stiefvader zich misdraagt in een Chinees restaurant door de ene na de andere racistische en seksistische opmerking uit te kramen terwijl de taugéslierten uit de loempia aan zijn kin blijven hangen, voel je als lezer plaatsvervangende schaamte – vermoedelijk verwart de uitgeverij hier een rauwe stijl met rauwe inhoud.

Groslijstinzichten?

Nu 76 van de groslijststukken verschenen zijn, doemt de vraag op of het project doet wat het beoogde te doen: Jos Joosten stelde bij de start van de reeks dat we ‘kunnen komen tot een breed inzicht in het speelveld waaruit de jury haar keuze gemaakt heeft’. De meeste groslijststukken zijn recensies, maar zonder dat je als Neerlandistieklezer weet of de bespreker van dienst er eentje is wiens habitus overeenkomt met de jouwe – of het iemand is die Alle Russen als maatstaf heeft, of met een heel andere verwachtingshorizon dan jij aan een boek begint. Vooralsnog heb ik geen inzicht in wat voor inzichten het groslijstproject zou kunnen opleveren; misschien kunnen we er aan het eind met zijn allen nog wat distant reading op loslaten?

Aan dit stuk heeft u ook weinig om te bepalen of u naar de boekhandel moet voor De dood van een hypochonder. Ik begon te lezen met de pet van de beoordelaar op: in een Librisgroslijstproject zou ik dit boek langs een veronderstelde Librisprijsmeetlat moeten leggen om de Librisprijswaardigheid ervan af te wegen. Daar had ik aanvankelijk al snel een oordeel over klaar. Op pagina 11 lezen we: “Ga schrijven,’ zei een vriend, ‘dat werkt ook therapeutisch.” Gáán we weer, dacht ik. Een boek als persoonlijke verwerking voor de auteur. Nou, ik zou lekker gaan zeuren over redactionele missers: over ‘112 bellen’ in de vroege jaren negentig; over curieuze omschrijvingen als ‘De ramen besloegen, zuurstof met ons DNA vermenigvuldigde zich vanzelf’; over tikfouten in een opsomming als ‘Jan Wolkers, Jan Cremers, Jeroen Brouwers’. ‘Op de Schrijversvakschool was ik omringd door belezen klasgenoten die nog studeerden of diverse universiteiten hadden afgerond met een gemak alsof ze hoogbegaafd waren geboren’: ik zou net als die pedante klasgenoten zijn wanneer ik zou opmerken dat je geen universiteiten kunt ‘afronden’ en dat hoogbegaafdheid per definitie iets is waar je mee geboren wordt.

Disabilityfictie

Maar gaandeweg veranderde mijn leeshouding. Het referentiële lezen verdrong het fictionele lezen. Ik had met Minne Sielker te doen. Ik wilde dat het haar goed zou vergaan. Ze is een sympathieke hoofdpersoon die het stevig te verduren krijgt. Ik wilde niet moeten oordelen over dit boek. Het is het Tonio-dilemma in het klein (zie Bax 2018 over hoe recensenten worstelden met het ‘als een roman’ beoordelen van Tonio, over het overlijden van A.F. Th. van der Heijdens zoon). Minne Sielker, dus al gauw Mirjam Liesker, laten we daar niet moeilijk over doen, overkomt zo veel ellendigs waar ze zich dapper doorheen slaat. Ik ben slechts ingegaan op het element dat in de presentatie van het boek en de auteur door de uitgeverij het meest naar de voorgrond geschoven wordt, en wat in het openingshoofdstuk lekker in de verf gezet wordt – dat van de kapster in de Schrijversvakschoolcultuur – maar er zit meer in qua thematiek, zoals Marja Pruis in haar uitstekende recensie voor De Groene Amsterdammer aanstipt: ‘Het is véél, wat in dit debuut aan de orde komt. Een ingewikkelde moeder, een grillige vader. Kanker, in soorten en maten, en in het hart die meervoudig complex gehandicapte tweeling.’

Naarmate de roman vordert, krijgen die dochters van Minne – ‘een foutje van de natuur’ worden ze genoemd – een steeds grotere rol. De dood van een hypochonder is daarmee relevant voor wie geïnteresseerd is in disabilityfictie, door Johan Sonnenschein omschreven als ‘romans waarin personages voorkomen met een beperking’. Sonnenschein vraagt zich af of zulke romans ‘primair dienen […] als uitlaatklep voor onzekerheid, angst en onvermogen ten aanzien van een kind met een langdurige zorgvraag – of dat ze ook ruimte bieden aan alternatieve visies op handicap en zorgouderschap.’ Die vraag zou ik zonder herlezing van het boek nog niet kunnen beantwoorden.

Interessant – en meteen een van de meest tragische zaken aan De dood van een hypochonder – is dat Minne dat zorgouderschap moet combineren met zorg-voor-je-ouder-schap: haar hypochondrische stiefvader is meer kind dan ouder en Minne beseft ook goed: ‘Ik had één taak in mijn leven: zorgen dat mijn vader gelukkig was’ (p. 84). Emotionele steun hoeft ze niet van hem te verwachten. Wanneer Minne laat vallen ‘Nee, morgen kan ik niet, ik heb een afspraak in het Antoni van Leeuwenhoek’ (p. 20), antwoordt haar vader: ‘Heb jij die laatste aflevering van Peaky Blinders al gezien?’ Als ze een poos later nogmaals een poging doet te vertellen dat ze kanker heeft – ‘Weet je nog toen ik in het Antoni van Leeuwenhoek lag?’ – zakt hij door zijn knieën bij een lantaarnpaal met de woorden ‘ik voel me niet goed’, ‘bel 112’, ‘ik weet zeker dat ik snel doodga’ – niks aan de hand, uiteraard. De vergelijking met het eerdergenoemde debuut van Maria Kager dringt zich weer op: de vader steelt de show in het boek. Judith Eiselin noemt het boek in haar bespreking voor NRC een ‘kritische, sprankelende en humorvolle ode aan een hypochonder van een vader’. In de personagedatabank zou hij gereduceerd worden tot een witte man van middelbare leeftijd, beroep regisseur. Misschien hebben we daar niet veel aan. Maar De dood van een hypochonder is in ieder geval een casus die genoeg vragen oproept die uitnodigen tot toch wat nader of anders analyseren van de groslijst.

De dood van een hypochonder, Mirjam Liesker. Nijgh & Van Ditmar

Lieke von Berg is docent Nederlands en werkt met een NWO Promotiebeurs voor Leraren aan de Radboud Universiteit aan een proefschrift over de beeldvorming rond Anna Blaman. Tijdens haar opleiding las zij Enkele Russen.
Deze tekst werd aangeleverd vóór Marc Kregting en Marc van Oostendorp op Neerlandistiek schreven over het lot van de Personagebank.

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel, Groslijst Libris 2026 Tags: 21e eeuw, Groslijst Libris 2026, letterkunde, Libris Literatuur Prijs, Mirjam Liesker, roman

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Leonard Nolens • Uit de tijd

Het is vroeg in de slapende stad.
Het is laat in mijn slapeloos leven.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

WINTER TE G.

Het waait. [lees meer]

Bron: Spinroc en andere verzen, 1958

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

13 februari 2026: DBNL-dag 2026 in Den Haag

13 februari 2026: DBNL-dag 2026 in Den Haag

24 december 2025

➔ Lees meer
6 februari 2026: Towards New Horizons of Scholarly Publishing

6 februari 2026: Towards New Horizons of Scholarly Publishing

17 december 2025

➔ Lees meer
28 december 2025: Zesde editie van Winterzinnen

28 december 2025: Zesde editie van Winterzinnen

16 december 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1909 Toon Weijnen
1918 Mia Gerhardt
1944 Michel Dupuis
sterfdag
2021 Antoine Braet
➔ Neerlandicikalender

Media

Literaire tijdschriftenspecial (deel 1)

Literaire tijdschriftenspecial (deel 1)

28 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Het gesprek – Fleur Speet

Het gesprek – Fleur Speet

28 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De woorden van 2025 – met Vivien Waszink

De woorden van 2025 – met Vivien Waszink

27 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d