100 jaar Nederlandse receptie van Kafka’s Het proces

Vorige week sprak ik onderstaande lezing uit in het Goethe-instituut in Amsterdam voor een aandachtig en geëngageerd gehoor op een middag die geheel gewijd was aan de fenomenale en intrigerende roman Het proces van Franz Kafka. De middag was georganiseerd door het Goethe-Instituut in samenwerking met het bestuur van de Nederlandse Franz Kafka-Kring, waarvan ik zelf deel uit maak. Er waren lezingen over de verhouding tussen Max Brod en Kafka. Hij behoedde het werk van Kafka voor vernietiging. Was dat rechtmatig, nu Kafka herhaaldelijk had aangegeven zijn onvoltooide werken niet aan het publiek prijs te willen geven? En er was een lezing over de rol die ruimtes spelen in Het proces. Ik besloot de middag met deze lezing over de Nederlandse receptiegeschiedenis van de roman.
Dames en heren,
“Het is niet uitgesloten dat iedere tijd zijn eigen interpretatie zal willen geven van dit boek”, schreef Simon Vestdijk op 14 augustus 1948 in Het Parool. Dit citaat is de titel die ik deze lezing mee geef. Vestdijks zin vormt de leidraad. Ik streef overigens op geen enkele manier naar volledige weergave van alle mogelijke interpretaties, daarvoor is eenvoudig teveel geschreven over Het Proces, soms in samenhang met ander werk uit het oeuvre van Kafka, in het bijzonder Het slot.
Neem alleen al Vestdijk zelf. Ik begin bij hem en neem op gezag van Niels Bokhove, met Leo Frijda de grote Kafka-kenner van Nederland, aan dat Vestdijk het werk van Kafka al in 1930 had leren kennen. Vestdijk heeft, nadat het werk hem als de bliksem trof, vaak en uitvoerig over Kafka geschreven. Daarnaast is ook uitvoerig over de verhouding tussen de tovenaar uit Doorn en de Praagse jurist geschreven. In 2013 wijdde de Vestdijkkring een symposium onder de titel ‘Vestdijk verwerkt Kafka’, waar onder meer Willem van Toorn en Niels Bokhove spraken. Het heeft niet zoveel zin hun interessante interpretaties over te doen of aan te halen, die zijn terug te lezen in de Vestdijkkroniek[1].

Wel een nadere gedachte na lezing van de drie grote bijdragen die Vestdijk in 1939 publiceerde in Groot-Nederland en onder de titel De realiteit bij Franz Kafka publiceerde in Lier en Lancet. De algemene teneur daarvan is bekend: Vestdijk legt de nadruk op het unieke karakter van het werk van Kafka, voor hem gekenmerkt door die schijnbare tegenstrijdigheid van rationalisme en irrationalisme. Dat Josef K. in Het proces met kinderlijke onbevangenheid (de term is van Vestdijk) zijn arrestatie ondergaat en vervolgens rationeel tracht te doorgronden wat de reden van zijn arrestatie was, beschouwde Vestdijk als een van de wezenskenmerken van dit werk. In de inleiding ervan toont hij zich ogenschijnlijk mild over de vele interpretaties van Kafka: Kafka als ‘religieus figuur’, Kafka als ‘joods schrijver’ – het mocht van Vestdijk.[2]
Verhulde stelligheid
Maar het mocht juist niet van hem. In De realiteit bij Franz Kafka keert de altijd verhulde polemist Vestdijk zich tegen godsdienstige interpretaties van Het proces en ander werk van Kafka. Van de door Max Brod en anderen veronderstelde ‘metafysische schuld’ van Josef K. moet Vestdijk niets hebben: ‘Schuld is voor Kafka geen absolute grootheid’[3]. De Jezuïet J. van Heugten, een productief publicist die decennialang apologetische beschouwingen publiceerde in de rooms-katholieke pers, had gelijk toen hij schreef: ‘Vestdijk tracht alle absolutisme en metaphysiek, alle Godsbinding uit Kafka’s werk te schrappen’.[4]
In 1942 was Vestdijk niet langer vrij man maar beroofd van zijn vrijheid en verbleef hij als onderdeel van de door de nazi’s gevangen gezette elite in Sint Michielsgestel. Daar hield hij een lezing over Het proces als onmiskenbaar teken van verzet tegen de gevangenschap.[5] Hij spitste de lezing toe op de ontmoeting met de geestelijke in de kathedraal, waarin Josef K. de vraag stelt of een mens überhaupt schuldig kan zijn, wat de geestelijke het antwoord ontlokt: “Zo spreken gewoonlijk de schuldigen”.[6] Volgens Vestdijk zou Josef K. hier de spreekbuis van Josef K. zijn en zou Het proces ‘in laatste instantie’ gelezen moeten worden als een verhaal over de verhouding tussen collectiviteit en individu, waarbij het individu te maken krijgt met morele dwang, zoals de gijzelaars van Sint Michielsgestel tijdens de oorlog.[7]
Een echo van die woorden klonk na de oorlog nog door in Vestdijks bespreking van de eerste Nederlandse vertaling (door Alice van Nahuys) van Het proces na de oorlog. Ook toen heette het dat Het proces (en Kafka’s hele oeuvre) een ‘symbolische uitbeelding van de onvolmaaktheden van mens en wereld, van de “schuld”, die het individu op zich geladen heeft door slechts een onderdeel te zijn van het geheel en slechts enkele minuten te kunnen overzien van de eeuwigheid.’ Die laatste zinnen zijn dan toch weer cryptisch, aangezien Vestdijk zich juist gekeerd had tegen metafysische interpretaties van het werk. Zo bezien liet Vestdijk, bij al zijn verhulde stelligheid in deze, toch nog een spoor metafysica in Kafka’s werk.[8]
Ter dood veroordeeld
Hoewel Vestdijk er moeite mee had galmde Max Brods metafysische interpretatie van Kafka in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog nog na in de literaire kritiek. J. van Doorne, die later furore zou maken als literair recensent van Trouw in de tijd dat de krant nog echt protestants-christelijk was, zag in Het proces: ‘de verbeelding van de bewustwording der Erfschuld’. Ook Van Doorne zoekt in de ontmoeting in de kathedraal de sleutel tot Het proces, maar interpreteert het gesprek tussen Josef K. en de geestelijke totaal anders dan Vestdijk. Van Doorne leest in de ontmoeting dat de mens zich niet aan het gerechtshof kan onttrekken – en dat gerechtshof schrijft Van Doorne met een hoofdletter: het is God. Kafka zou de mens, in het bijzonder de christen – in zijn ogen vaak oppervlakkig levend – de ‘diepte der schuld’ laten zien.[9]
Interpretaties als deze wekten ook ergernis. Louis Paul Boon, de (later) vermaarde Vlaamse auteur, schreef naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van Het proces in 1949 ‘de onzin’ van alle beschouwers te negeren en riep lezers het werk eenvoudig te ondergaan. Toch kon ook Boon niet nalaten een interpretatie te geven. Het proces zou een biecht zijn, een biecht van ‘een angstgevoel’ zijn ‘die zich steeds kwellender en onmeedogener aan hem opdrong’. [10]
De interpretaties gingen kort na de Tweede Wereldoorlog onverminderd door. Minor poet P. Minderhout, greep in 1950 terug op de interpretatie van Vestdijk, die Kafka eerst en vooral als individualist voorstelde. Ook volgens Minderhout moest Het proces gelezen worden als een strijd tussen individu en collectief. De arrestatie van Josef K. doet hem de ‘doem’ beseffen van de collectiviteit die hij voor zijn arrestatie nog als ‘begeerlijk’ zag. De collectiviteit brengt het individu onder het beslag van de wet. Als een Socrates wordt Josef K. door de collectiviteit ter dood veroordeeld, aldus Minderhout.[11]
In zonde gevallen
We blijven nog even bij de eerste jaren na de oorlog en treffen de vooraanstaande literator F. Bordewijk. Die liet in 1948 zijn licht schijnen over Het proces en kwam – niet verrassend voor wie enigszins vertrouwd is met zijn oeuvre – uit bij de conclusie dat Kafka ‘de surrealist par excellence’ is in de letteren: Josef K. kreeg niet zomaar met een gerecht en de wet te maken maar met ‘het blinde noodlot’ zelf. Vrouwe Justitie, zo prominent aanwezig in Het proces, is er van meet af aan stekeblind. De lezer wordt meegevoerd door ‘mecanieken’ in een onwezenlijke sfeer die met de werkelijkheid zoals wij die kennen niet overeenkomt. Dat maakt Kafka de surrealist bij uitstek aldus Bordewijk.[12]
Dit was een tot dan toe een wat ongebruikelijk geluid in de interpretatie van Het proces waar in de verzuilde jaren (ruwweg tussen 1935 en 1965) de godsdienstige interpretatie van Brod nadrukkelijk aanwezig domineerde. Had de Jezuïet Van Heugten in zijn kritiek op Vestdijk al een godsdienstige interpretatie bepleit, zijn ordegenoot Th. van Oorschot deed dat twintig jaar nog eens dunnetjes over. In Kafka’s werk zou een oudtestamentisch Godsbeeld doorklinken, versterkt door zijn vader, die alle trekken van een menselijke God had. Van Oorschot duidde al het werk van Kafka – ook Het proces – als pessimistisch. De mens Kafka zou in zijn zware, door ziekte getekende leven uit eigen ervaring hebben moeten beleven ‘wat de toestand van het in zonde gevallen mensengeslacht is, wanneer God het niet in een genadig neerbuigen uit de ondergang redt’.[13]
Gebreken
Ver na de verzuiling, in 2012, deed een godsdienstige interpretatie van Het proces politiek dienst. Pasen 2012 gebruikte de latere politicus Thierry Baudet – toen columnist van NRC Handelsblad – de roman om zijn politieke punt te maken: hij meende dat Europa weer terug moest keren naar zijn christelijke wortels. Wat heeft dat Het Proces te maken? Volgens Baudet dit: Josef K. werd niet alleen schuldig verklaard, hij zou zichzelf ook schuldig voelen. Zoals Josef K. zich schuldig voelde, zo zou ook Europa zich schuldig voelen. ‘We zijn allen Josef K. geworden’, aldus Baudet die als ‘cultuurchristen’ het christendom nieuw zelfbewustzijn gunde in de huidige multiculturele samenleving.[14]
Baudets duiding was een vorm van politiek gebruik of, zo men wil, van politiek misbruik van Het proces. Maar hij raakte onbedoeld een thema dat decennia eerder al door Herman Verhaar, die Kafka in de jaren ’70 opnieuw op de kaart zette, werd geformuleerd: de menselijke schuld als condition humaine, door Vestdijk eerder nog betwist. Verhaar las Het proces als een noodzakelijk verlies van onschuld. Josef K. zou in die interpretatie voor zijn arrestatie een rustig, zelfs gelukkig en in elk geval ongestoord leven hebben geleid. Maar, aldus Verhaar, zo kan een mens niet leven: hij of zij wordt noodzakelijkerwijs gekweld door schuldgevoelens omdat een mens een denkend wezen is dat naar de zin van het bestaan vraagt. Sterker nog, de schuld van de mens is dat hij bestaat en dat zou Kafka in Het proces hebben uitgedrukt.[15]

Zo stellig wilde de Vlaamse filosoof Jacques de Visscher niet zijn. Kafka is geen ideoloog die een systematisch een ethisch stelsel uiteenzette. De Visscher zag in Kafka’s romans en verhalen een gebrek, een manco terugkeren. Dat hield hij voor het essentiële in het oeuvre van Kafka, ook in Het proces. Josef K. is gehuwd noch vader. Geen toeval volgen De Visscher: zoals zoveel personages van Kafka zou Josef K. een man zonder verleden en zonder toekomst zijn, een man aan wie gebreken kleefden.[16]
Arbeiterunfallversicherung
Kafka mag volgens De Visscher dan geen stelselmatig denkend filosoof zijn geweest, toch duidde een ander, Jan Molitor, pseudoniem van Aimé van Santen, Het proces wijsgerig en plaatste het in de traditie van het pragmatisme, zoals ontwikkeld door de filosofen William James en Hans Vaihinger: het Gerecht, de wetten en het rechtssysteem in Het proces zouden niet op waarheid gebaseerd zijn maar op behoefte, op noodzaak. Ook Van Santen kende, zoals vele interpretatoren het gesprek in de kathedraal in zijn argumentatie een centrale rol toe: als Josef K. de geestelijke vraagt naar het Gerecht en hem zijn moeilijke positie voorhoudt stelt de geestelijke: ‘Man muss nicht alles für wahr halten, man muss es nur für notwendig halten’. Waarop Josef K. concludeert: ‘Die Lüge wird zur Weltordnung gebracht’.[17]
Wat opvallend is: in geen van de hier voorgaande, uiteenlopende interpretaties speelt de bureaucratie een grote rol. U weet: tegenwoordig wordt Kafka steeds maar gelinkt aan bureaucratie. Zozeer dat zelfs dat AI (Artificial Intelligence) er tegenwoordig dit van maakt als je de woorden “Kafka” en bureaucratie” intikt: ‘Dit verwijst naar de absurde, onbegrijpelijke en vervreemdende overheidsstructuren beschreven door schrijver Franz Kafka, waar regels en procedures leiden tot machteloosheid bij burgers, zoals in zijn werk Het Proces’.

En inderdaad: Nederland kent een heuse “Kafka-brigade”, opgericht om “overbodige en disfunctionele bureaucratie op te sporen en aan te pakken”.[18] De brigade wil regeldruk te verminderen, nu een belangrijk deel van overbodige bureaucratie zou bestaan uit administratieve lasten. Nu heeft Leo Frijda in zijn boek Mijn Kafka al aangetoond dat Kafka dan wel uit eigen ervaringen heeft geput als jurist bij de Arbeiterunfallversicherung maar dat het al te eenvoudig is om te veronderstellen dat Het proces een diagnose is van de bureaucratie.[19] Bureaucratie is maar een van de elementen in de roman die ook – we zagen het hiervoor aan de interpretaties – geheel anders kan worden gelezen.
Nieuwe interpretaties
Maar het kan nog veel bonter dan deze Kafka-brigade: de antifascistische onderzoeksgroep, eigenlijk een afkorting die voor ‘Kollektief Anti Fascistisch / Kapitalistisch Archief’ staat, gebruikt de naam van de schrijver maar al te graag en zegt op haar website: ‘Franz Kafka was een Tsjechoslowaakse schrijver die ervoor koos om totalitaire systemen met zijn boeken aan de kaak te stellen’.[20] Meerdere onjuistheden in deze zin: Tsjechoslowakije bestond bij leven van Kafka nog helemaal niet. En het is bizar te betogen dat Kafka weet had van het totalitarisme, nu hij in 1924 was gestorven. De bolsjewistische revolutie in Rusland, die pas echt onder het Stalinisme zijn volle omvang bereikte, heeft hij nooit beleefd. En datzelfde kan met nog meer recht gezegd gezegd worden van het Derde Rijk dat wel zijn zusters vernietigde. Kafka’s vroege dood voorkwam dat hem hetzelfde lot trof.
Daarmee kom ik aan het slot van mijn betoog: wat te denken van al deze interpretaties, zelfs van de meest bizarre, zoals de laatste twee genoemde? Harry Mulisch heeft eens betoogd dat de lezer voor de voltooiing van een boek niet gemist kan worden, dat wil zeggen: meer nog dan de schrijver dient de lezer fantasie te hebben.[21] In het geval van Het proces is dat niet zo moeilijk voor de lezer: de roman prikkelt de fantasie als weinig andere boeken en laat hem of haar zitten met vragen die wel beantwoord kunnen worden maar nooit helemaal bevredigend en vaak afhankelijk van de levensbeschouwelijke achtergrond van de lezer.
Blijft over de vraag of er ook een tijdsbepaling is aan te geven, in de zin van Vestdijk, waarmee ik deze lezing begon: heeft iedere tijd zijn eigen interpretatie? Dat is moeilijk te zeggen. Wel viel me op dat in de hoogtijjaren van de verzuiling in Nederland in navolging van Max Brodvde godsdienstige interpretaties duidelijk klonken. Maar voor het overige overheerst de verscheidenheid in de door mij bestudeerde Nederlandse reacties die, als gezegd, geen aanspraak mogen maken op volledigheid. Die verscheidenheid mag niet verrassen: Het proces is en blijft een groots en raadselachtig werk dat aanleiding zal blijven geven tot nieuwe interpretaties, hier en elders. Het is een voor de eeuwigheid geschreven werk. .
Deze lezing verscheen eerder op het weblog van Wim Berkelaar
[1] Vgl. Niels Bokhove, ‘Vestdijks grote essay over Kafka’, in: VestdijkKroniek 123 (maart 2014) 26-40; Willem van Toorn, ‘Kafka’s realiteit bij Vestdijk’, in: idem, 40-49.
[2] S. Vestdijk, ‘De realiteit bij Franz Kafka’, in: S. Vestdijk, Lier en Lancet (derde druk 1976) 169-218, aldaar 169.
[3] Idem, 201.
[4] J.v. H., ‘Vestdijk als criticus’, in: Boekenschouw 33 (1939/1940). Hier geciteerd uit: Niels Bokhove, ‘Vestdijks grote essay’ (zie noot 1).
[5] Over de lezing en de reacties daarop van medegevangenen: Wim Hazeu, Vestdijk. Een biografie (Amsterdam 2005) 344-346.
[6] Franz Kafka, Het proces, geciteerd in: Franz Kafka, Verzameld werk (19e druk, 2009, vertaling Ruth Wolf) 151.
[7] S. Vestdijk, ‘Over “Der Prozesz” van Franz Kafka’, in: S. Vestdijk, De Poolse ruiter. Essays (Den Haag 1958) 104-121.
[8] S. Vestdijk, ‘“Het Proces” van F. Kafka’, een Nederlandse vertaling’, in: Het Parool, 14 augustus 1948.
[9] J. van Doorne, ‘Franz Kafka, Het proces’, in: Ontmoeting jg. 2, nr. 12, nr. 12, september 1948.
[10] Louis Paul Boon, ‘Over Kafka en zijn idioten’ (Boontjes Bittere Bedenkingen), in: Vooruit, 20 januari 1949.
[11] P. Minderhout, ‘De moderne Socrates?, in: Het Boek van Nu, jg. 3 (maart/april 1950) 123-125.
[12] F. Bordewijk, ‘Surrealisme in de prozakunst. Kafka’s “Een proces”’, in: Utrechts Nieuwsblad, 2 oktober 1948.
[13] Th. van Oorschot, ‘Franz Kafka, Het proces’, in: Moderne literatuur in christelijk perspectief;
[14] Thierry Baudet, ‘We zijn allen Josef K. geworden’, in: NRC Handelsblad, 6 april 2012.
[15] Herman Verhaar, Franz Kafka of schrijven uit onmacht (Amsterdam 1975) 142-143.
[16] Jacques de Visscher, Franz Kafka. De tragiek van het bestaan (Kampen 1991) 52-53.
[17] Jan Molitor, Franz Kafka. Zijn tijd en zijn werk (Den Haag 1979) 78-79.
[18] Zie: https://kafkabrigade.nl/
[19] Leo Frijda, Mijn Kafka. Schrijver en jurist (Amsterdam 2024) 149-155.
[20] https://kafka.nl/veel-gestelde-vragen/
[21] Arnold Heumakers, ‘De wereld van Harry Mulisch is als een vreemd continent’, in: De Boekenkrant, 8 november 2019.
Laat een reactie achter