Ik ging naar de Taalstaat om Frits te horen.
Ik hoorde Frits. Luisteraar en
spreker die, elkaar nog nooit gezien,
buren werden. Een minuut of tien
dat ik daar zat, de studio, mijn thee gedronken
mijn hoofd vol van die taalstaat wijd en zijd –
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.
Het was Frits. De taal die hij besprak
kwam langzaam door de ether tot mij.
Hij was alleen aan ‘t woord bij de microfoon
en wat hij zei hoorde ik dat woorden waren.
“Alleen in de Taalstaat kan ik wonen
Nooit vond ik ergens anders onderdak.”
Dit heb ik bij mijzelve overdacht
Verregend, op een zaterdagmorgen,
Domweg gelukkig, in de Taalstaat.
Laat een reactie achter