Hoe Anna Roemers zich fluitend staande hield
Volgende week vrijdag verschijnt de tweede aflevering van Historische Klassiekers. Daarin kijken we wat er gebeurt als oude teksten worden gerestaureerd en gemoderniseerd. Voor iedere aflevering hertaalt een hedendaagse schrijver tien pagina’s van een vroegmoderne auteur en schetst een wetenschapper het historische en literaire decor. Zo overbruggen we de eeuwen, gedreven door nieuwsgierigheid naar wat ons verbindt.
Wie de poëzie van Anna Roemers (1584-1652) leest, stapt een huis binnen waar gegraveerde glazen schitteren, talen door elkaar klinken en je de wijn van Rome, Parijs en Amsterdam tegelijk proeft.
Roemers – kosmopoliet en literair jongleur in vorm en geest – schreef met een energie en speelse terughoudendheid, ver weg van het beeld van onderdrukte vrouwen die niets mochten of niets konden. Haar gedichten zijn kritisch, ironisch en uitdagend. Ze balanceert tussen ernst en spel, tussen devote toewijding en humor en laat zien dat vrouwelijke dichters in de zeventiende eeuw alles behalve droog, braaf of saai dichtten.
Alfred Schaffer waagt zich in zijn hertalingen aan elf gedichten van Roemers (hier in pdf op de site van FixDit). Hij speelt met moderne verwijzingen, ironiseert tradities en houdt tegelijk diep respect voor de scherpzinnigheid van Roemers’ origineel. Hieronder volgt een indruk van wat deze combinatie oplevert.
1. ‘Aan Georgette de Montenay’
Roemers bewonderde Georgette de Montenay, een Franse dichter die al was gestorven toen Roemers dit gedicht schreef. Ze schrijft als het ware een brief aan De Montenay met eerbied en enthousiasme, door nieuwsgierig te tasten naar een vriendschap met haar intellectuele voorbeeld. Schaffer doorbreekt de hoffelijke afstand met woorden van nabijheid en laat zien hoe vrouwelijke bewondering een vorm van onderlinge erkenning en intellectuele kameraadschap kan zijn. Over het graf heen contact leggen; best bijzonder!
2. ‘Ha die Daan’
Een grapje over de dronkenschap van haar vriend Daniël Heinsius en een smeekbede om inspiratie uit de Muzenbron waarvan je dronken kunt worden: dat is dit gedicht. Schaffer hertaalt dit bescheidenheidstopos anachronistisch en benadrukt zo de gewaagdheid van Roemers {een topos is een motief dat steeds terugkomt}. Een gedicht met een knipoog, in het origineel én in de hertaling.
3. 25 december 1618
Dit kerstgedicht is geen zoete religieuze mijmering over het kindeke Jezus, maar een scherpe maatschappelijke reflectie. Roemers klaagt over het lawaai en leeg vertoon dat de boodschap van vrede overstemt in religieus woelige tijden {remonstranten en contraremonstranten schreeuwen elkaar de huid vol in 1618}. Ze zet stilte tegenover rumoer, eenvoud tegenover pronkzucht – rust bewaren is een morele daad. Hoe actueel, in onze tijden van polarisatie! Roemers stelt je de ongemakkelijke vraag of jij met jouw kabaal ook anderen overstemt.

4. ‘Voor C. H.’
Nederig, maar hongerig naar inspiratie, zoekt Roemers haar plek naast Constantijn Huygens, dan nog een broekie. Poëzie is dorst hebben en dus moet je drinken (‘haalt wat water om te droppen/ in mijn verdroogde inkt’). Schaffer voegt humor en zelfspot toe omdat Roemers natuurlijk wel weet wat haar poëzie waard is, zelfs al is het met verdunde inkt geschreven. Slinks laat ze zien dat zij zijn meerdere is, maar het nu even te druk heeft om gedichten te schrijven.
5. Aan Jacob Cats
In dit vers aan vriend Cats reflecteert Roemers op haar jeugd, haar misstappen en de moeizame groei naar wijsheid, aan de hand van zijn bundel Zinnebeelden die hij haar trots toestuurde. Ze meet zich dus aan zijn werk en toont zich beleefd zijn mindere, maar fouten horen nu eenmaal bij het leven. Het getuigt van een existentiële eerlijkheid die tijdloos blijkt.

6. Aan Anna Maria van Schurman
Een hart onder de riem voor een jong, veelbelovend meisje. Roemers, die twee zonen kreeg, geen dochters, combineert haar bewondering voor dit geleerde en ambitieuze meisje met de rotsvaste overtuiging dat vrouwen kunnen denken, schrijven, creëren. In Schaffers hertaling wordt dat: ambitie als recht, niet als gunst. Zeventiende-eeuws feminisme: vrouwelijke vriendschap als vorm van emensipatie, met dank aan de vaders 😉
{zowel Anna Roemers als Anna Maria van Schurman hadden humanistische vaders die hen de gelegenheid boden te leren}
7. Schoncken-sonnet aan Hooft en Huygens
In dit sonnet rijgt Roemers zichzelf als dichter aan een ketting van grote namen: allen borduurden voort op het woord ‘schoncken’. Roemers begint. Ze erkent de reputatie van de mannen, maar schrijft zich er gewoon naast. Humor en tact maken duidelijk: een vrouw mag bewonderen én meespelen.
8. Aan Johanna Coomans
Dit korte gedicht aan de Zeeuwsche collega-dichter Johanna Coomans paste precies op een roemer {een glas met noppen}, door Roemers gegraveerd. Het is een helder uitgesproken affectie, die als een intieme mini-brief iedere slok wijn zal vergezellen.
9. ‘Leuk hoor maar wat stelt het voor’
Roemers’ vader schreef dit embleem in Sinnepoppen {een embleem is een afbeelding met kernachtige spreuk}. Roemers vult dit aan met verduidelijkende dichtregels. Ook al blijft er weinig over van al dat ‘zingen, spelen, tuiten’ door een vrouw – roem verdampt immers als rook en is vergankelijk – wat níet verdwijnt is de vrijheid om als vrouw je stem te gebruiken.
10. ‘Aan de onovertroffen, eerbiedwaardige Grootmeester Jacob Cats’
Roemers’ stuurt Cats een speelse, zelfbewuste ‘brief’, waarin ze haar kwetsbaarheid en ambitie toont. Ze zet zichzelf neer als leerling en bewonderaar, maar ook als dichter die worstelt met imperfectie en kritiek. Haar dramatische beeldspraak is bewust grotesk, zo relativeert ze de ernst van haar inspanning. Zouden wij onze fouten zo durven blootleggen?
11. ‘Plukhaartje’
Hier biedt Roemers een ondeugende blik op liefde en retoriek. Ze denkt te kunnen ontsnappen aan Cupido’s pijlen, want nee, ze heeft de liefde niet nodig. Maar ha, wie lukt dat nou, ontsnappen aan deze engel? Wat volgt is een bruisend, lichtvoetig spel met mythologie en clichés over verstrikt raken in liefde. Roemers levendigheid ten top, lees zelf maar: wat nou braaf?

De tien pagina’s hertaling, met de originelen ernaast, vind je hier in pdf. Niet alle hertalingen worden in de podcast besproken. Welke dat wél zijn? Dat hoor je volgende week vrijdag in de podcast over Anna Roemers.
Laat een reactie achter