Middelnederlandse composities scoorden hits aan Europese hoven
Nederlanders hebben over het algemeen geen hoge pet op van de eigen taal. Zo staan we onze taalvoorkeur en -waardering schijnbaar moeiteloos af aan het Engels, onder het motto van openheid en internationalisering. Inderdaad valt het te verdedigen dat meertaligheid altijd een plaats heeft gehad in de Nederlandse cultuur. Dit gold al in de middeleeuwen: het Nederlands was de dagelijkse taal, aan de hoven en in de hogere kringen sprak men Frans, en wetenschap en onderwijs bedienden zich van het Latijn. Aan dat functioneren van niet-Nederlandse talen in de Nederlandse cultuur is – terecht – al veel aandacht besteed. Minder bekend is dat het Nederlands ook elders in Europa waardering genoot; iets dat overigens toen niet anders was dan nu.
In het bijzonder wil ik de aandacht vragen voor het Nederlands als gezongen taal, als onderdeel van de hoog ontwikkelde Europese muziekcultuur. Hoewel de bronnen schaars zijn, is namelijk duidelijk dat de Lage Landen al aan het einde van de 14e eeuw een muziekcultuur op hoog niveau kenden. Hier werden complexe en polyfone stukken gecomponeerd, door auteurs en componisten die er internationaal furore mee maakten. Daaronder bevonden zich ook composities met Nederlandstalige teksten. En ook die Nederlandstalige stukken verspreidden zich door Europa en werden uitgevoerd aan verschillende internationale hoven.
Dit is fascinerend, te meer omdat het Nederlands niet echt bekend staat als de meest zingbare taal. Dat komt niet alleen door de enigszins ontoegankelijke klanken, maar vooral door het gewicht van het klemtoonsysteem. Waar bijvoorbeeld het Frans en Italiaans relatief soepel op muzieknoten kunnen worden geplaatst, zijn gezongen Nederlandse teksten alleen verstaanbaar wanneer de klemtonen samenvallen met melodische accenten. Daarbij komt dat in veel laatmiddeleeuwse polyfone muziek de verschillende stemmen vaak verschillende teksten zongen. Verstaanbaarheid was dus sowieso niet vanzelfsprekend. Toch vinden we meerdere voorbeelden van begrijpelijke en zingbare Nederlandse meerstemmige composities terug buiten de Lage Landen, bijvoorbeeld in de codex Reina (ca. 1400). Dit manuscript is geproduceerd in Noord-Italië, in die tijd een bloeiend centrum voor muziek én voor de uitwisseling van verschillende talen: men vond er sommige van de beste componisten en muzikanten van heel Europa.
Dergelijke composities zijn op zichzelf al een knap staaltje vakmanschap, maar nog indrukwekkender is dat het internationale middeleeuws publiek deze muziek kennelijk wist te waarderen. Het valt weliswaar moeilijk uit te maken wat de luisteraars daadwerkelijk van de teksten begrepen, maar aangezien verstaanbaarheid toch al geen nummer één vereiste was, is deze vraag misschien niet zo belangrijk. Bij de waardering van het gezongen Nederlands speelde het misschien juist ook wel mee dat de taal afweek van het Frans, Italiaans en Latijn waaraan men gewend was. Het Nederlands werd mogelijk ervaren als een nieuwigheid, als iets exotisch, maar in ieder geval als iets dat het waard was om tijd, geld en aandacht in te steken. Het Nederlands gold dan ook niet als een oninteressant regionaal dialect, maar als een taal met een wonderbaarlijk klemtonensysteem dat aan een kunstminnend publiek de mogelijkheden bood voor een intellectueel en virtuoos spel.
Cécile de Morrée is universitair docent Middelnederlandse Letterkunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Laat een reactie achter