Onthullend nieuws toch wel, over een oude bron, las ik in Stemmen op Schrift van meesterstilist en meesterlijk wetenschapper Frits van Oostrom, over de oerzin van de Nederlandse taal, Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, dat door de scribent in een zeer prikkelend denkbetoog, vrijelijk erop los speculerend zonder grip te verliezen op de grondteksten, wordt herleid tot een Moorse herkomst, te weten het Islamitische Andalusië waar grofweg tussen 800 en 1400 een superieure hofcultuur ontstond waarvan de liefdespoëzie tot op de dag vandaag voortleeft in de Maghreb, en die niet alleen zuidwaarts inspireerde maar ook noordwaarts ging, omdat poezie vleugels heeft, waardoor het middels hertalingen zijn weg vond naar de troubadours van Occitaniú, de grote verspreiders van de zangcultuur in vroeg-modern Europa, en dat een monnik vleugjes van zo’n lied heeft gememoriseerd, oorwurmen waren ook in die tijd universeel, waarop het terechtkwam in de marge van het onderhavige boek waar we onze eerste zin uithalen, daar levert Van Oostrom geen definitief bewijst aan, wat ook niet hoeft, de auteur koppelt als een detective schijnbare toevalligheden aan elkaar om te laten zien dat er heelwel van toeval geen sprake kan zijn geweest, integendeel: es muss Sein! Dit inzicht past in mijn straatje. Memorabele liefdespoezie uit Andalusie heeft als thema de mogelijke en onmogelijke geliefden, gesymboliseerd door de duif, vereeuwigd in het traktaat over de liefde van Ibn Hazm, Tawk al Hamam, de Ring van de Liefde, waar duivenmelkers niets van hun gading in zullen vinden maar duivenmelkers met een romantische inslag alles van hun gading in zullen vinden omdat het de liefde voorstelt als een minnespel tussen duiven.
In 1492 is er een gat en een brug geslagen tussen de Moorse en Christelijke cultuur. Een gebied dat totdan toe relatief terra incognita was voor de Europese reizigers kwam met de val van het laatste islamitische koninkrijk van Granada open te liggen. De oude cultuur moet bruut plaatsmaken voor de nieuwe gezagscultuur, vandaar het gat.
Snel maakten de Christelijke koningen zich meester van de kroonjuwelen van de Moorse cultuur, of die nou te vinden was in de culinaire rijkdom, de gewassen van het land, de Moorse dansen of flitsende kleding; er was sprake van appropriatie op grote schaal, vandaar de brug. Diezelfde cultuur werd de Moren vanaf dat moment onthouden, op straffe van verbanning of gevangenschap wie het waagde om aubergines te bakken of Moors te praten. Uiteindelijk werden de Moren gedwongen hun leefgebied te verlaten, hun cultuur echter verspreidde zich over de rest van Europa, als een modeverschijnsel, wat we nu een hype zouden noemen. De kunst van de filaha, landbouw, kwam in almanakken terecht, de Latijnse en Griekse filosofen vertaald naar het Arabisch doken op in Parijs en Bologna, de medicinale leer van Ibn Sina, zijn Kitab al Shifa, werd een Europees handboek en stond aan de wieg van de moderne homeopathie, en Dante ontleende zijn reis door hel en hemel aan de Mihraaj van de Profeet Mohammed, de nachtreis die hij op het wonderbaarlijke wezen Buraak naar de hemel maakte. En de muziek, die ging dansen over grenzen heen.
Van Oostrom leest de oorsprongszin niet als beginpunt maar als verhaal van continuïteit, overdracht en appropriatie. De zin herbergt werelden, geschiedenissen. Maken we zo een aanvang met het lezen van onze taal, dan merken we al snel dat we taal niet ophoudt bij grenzen, zich er niets van aantrekt.
Abdelkader Benali (1975) is een schrijver.
Robert Kruzdlo zegt
(Deze versie A.u.b.)
In Andalusië was de ‘mudejarstijl’ een van de meest vriendelijke en antidiscriminatie wonder, waarin moslim- en christelijke kunstvormen zijn verweven. Het verweven, samengaan van twee artistieke tradities, namelijk de islam-traditie enerzijds en de christelijke traditie anderzijds. Tussen 800 en 1400 waren moslims, christenen, joden geen vijanden van elkaar en leefde ze respectvol naast elkaar. Dit veranderde al snel nadat de moren verdreven werden. Er volgde een periode van een andere vorm van acceptatie die ‘dhimmi’s’ werd genoemd: je mocht gewoon aubergine blijven bakken en godsdienstvrijheid bestond nog. De moren die bleven konden hun levensstijl blijven houden.Op deze manier bleef de mudejar en dhimmi levendig onder de nieuwe, Spaanse overheersers. Men bleef aardig tegenover elkaar. In Granada, het laatste bastion van de Moren, heerste in die tijd een politiek klimaat om te snijden, maar men probeerde het. Ik weet niet beter.
En wat is Andalusië nu: de Moren zijn geen vrienden meer, ‘de bruine’ zoals ze genoemd worden worden steevast gediscrimineerd en de Moren zelf zullen hun vrouwen het liefst niet naar de universiteit laten gaan. Vox, de meest rechtse politiek-economische partij roept op tot meer repressie. De Noord-Afrikaan heeft in de meeste gevallen een afgebonden leven in het speelse flamenco land. Dat toeristen zich vergapen aan de ‘mudejarstijlen’ heeft weinig te maken met heimwee naar de vredelievende Moren, Christenen en Joden van toen.
Maar, … Abdelkader, u weeft het een en ander samen tot een vliegend tapijt waarop ik niet graag in vogelvlucht uw samenvatting van de Moor en de Christen in Andalusië bekijken wil. Van grote hoogte ziet u veel, toch ik blijf liever met de voeten op de grond en steek mijn neus graag in de geuren van het Andalusië van nu. U waant zich, hallucineerde een tijdgeest die in werkelijk anders uitzag. Daarvoor, zo komt mij voor, bent u dé aangewezen persoon, schrijver en poëet¿
U volgt de hoofdlijnen van de geschiedenis en stapt met ‘zeven mijls laarzen’ over kleine vergeten romances van de indringer, de Moor en de Christelijke heroveraar: hij die zijn land terug veroverde.
Wat je nu, in de samenleving van Andalusië tegenkomt, ziet en opsnuift, veracht je de toeristen die totaal blind ronddoolt als…. Nu, dat gevoel had ik hier ook een beetje. De grenzen worden weer keurig getrokken. En de literatuur dan¿ ¡Ik weet het niet¡