Als er iemand is die afgelopen decennia heeft laten zien hoe waardevol, scherp en origineel de bijdrage van de neerlandistiek kan zijn, dan is dat wat mij betreft wel Maaike Meijer. Nog afgezien van haar vele artikelen over Nederlandse literatuur en haar uiterst lezenswaardige biografieën over M. Vasalis en F. Harmsen van Beek, weet Meijer als geen ander te demonstreren hoe ver de expertise van de neerlandicus reikt.
Zo laat ze in Machtige melodieën (1999) zien hoe populaire Nederlandstalige liedjes in de jaren zestig en zeventig de feministische revolutie mede vormgaven. In haar analyse van André Hazes’ smartlap ‘De vlieger’ toont ze aan hoe complex de moederband is die daarin wordt bezongen. In het boek Rieu: maestro zonder grenzen (2015), als laatste voorbeeld, presenteert ze een diepgravende analyse van de mediastrategieën die André Rieu tot een wereldwijd succes hebben gemaakt.
Wil je iets weten over de Nederlandse taal, cultuur en samenleving? Vraag het de neerlandicus! Dát is de boodschap van Meijer – een boodschap die iedereen die Nederlands spreekt zich ter harte zou moeten nemen.
Maar er is één tekst van Meijer die ik zelf bijzonder inzichtgevend en altijd weer opnieuw relevant vind: haar lezing van de roman Koelie (1932) van Madelon Székely-Lulofs, opgenomen in haar (gratis te downloaden) boek In tekst gevat (1996). Meijer wijst erop dat Koelie te lezen is als een tendensroman waarin het koloniale systeem van contractarbeid in het toenmalige Nederlands-Indië stevig wordt bekritiseerd. De roman verhaalt over een contractarbeider die door een wurgcontract gedwongen tot (in feite) dwangarbeid op Hollandse plantages. Niets blijft de lezer bespaard: alle mishandeling, uitputting en seksueel geweld dat de koelies ten deel valt wordt door Székely-Lulofs expliciet verbeeld en aan de kaak gesteld.
Meijers constateert echter óók dat de kritische boodschap wordt ondergraven door de taal van de roman. De verteller bedient zich van allerlei ‘othering’-strategieën die de contractarbeiders voorstellen als minderwaardig of zelfs onmenselijk. Zo wordt hun ‘afwijkende’ huidskleur steeds benadrukt. De koelies krijgen van de verteller ‘dierlijke’ (impulsieve, irrationele, primitieve…) trekjes mee, worden voorgesteld als gewelddadig en niet in staat tot zelfreflectie. De suggestie is daarmee dat de lokale bevolking te barbaars is om zichzelf überhaupt te kunnen redden – en dat billijkt het koloniale ingrijpen.
Deze clash tussen taal en boodschap, vorm en inhoud, die Meijer hier haarfijn in beeld brengt, is fascinerend en zorgwekkend tegelijkertijd. De analyse laat zien hoe subtiel processen van uitsluiting, kleinering of zelfs ontmenselijking vorm kunnen krijgen: het lijken misschien maar woorden en beelden, maar de consequenties ervan zijn verstrekkend.
Wie Meijer leest, krijgt meer oog voor zulke processen en ontdekt al snel dat ze steeds weer, en overal, opduiken. Denk aan de pijnlijk patriarchale sympathieverklaringen van een mediamagnaat na schokkende #MeToo-onthullingen (‘Het is wel een breder probleem dat vrouwen niet snel melding maken van dit soort zaken dan alleen bij de Voice. […] Vrouwen hebben kennelijk een soort schaamte’). Of aan politieke partijen die beweren dat ‘andere culturen’ nu eenmaal ‘meer gericht [zijn] op: snel met pensioen, belasting ontduiken en lekker in het zonnetje een drankje drinken’. Of denk aan regeringsleiders die oorlogen bestempelen als ‘speciale bevrijdingsoperaties’. En nee, neerlandici zullen de wereldproblemen uiteraard niet in hun eentje oplossen – maar Meijer heeft wel duidelijk gemaakt dat neerlandici onmisbaar zijn voor wie die problemen talig en intellectueel weerbaar tegemoet wil treden.
Gaston Franssen is onlangs benoemd tot hoogleraar Nederlandse letterkunde en intermedialiteit aan de Universiteit van Amsterdam.
Berthold van Maris zegt
“Wil je iets weten over de Nederlandse taal, cultuur en samenleving? Vraag het de neerlandicus!” Wat betreft “taal” klopt het, maar wat betreft “cultuur” en “samenleving” natuurlijk niet. Een groot deel van de cultuur, welke betekenis je ook aan dat woord geeft (uiteenlopend van kunst tot allerlei alledaagse gewoontes die een groep mensen hebben en/of cultiveren), valt buiten het bereik van de neerlandistiek. En de “samenleving”, daar heeft de neerlandistiek maar heel fragmentarisch iets over te melden.
Kortom, hier worden veel te grote woorden gebruikt…
Annel Van Houts zegt
Een heel verengde en beperkte visie op wat Neerlandistiek is en kan zijn. Jammer. Gelukkig zijn er ook nu jonge Neerlandici die de brede maatschappelijke visie uitdragen zij aan zij met Maaike en anderen uit de oudere generaties.