Binnen de neerlandistiek worden doorgaans drie pijlers onderscheiden: de letterkunde, de taalkunde en de taalbeheersing. Daarmee is de neerlandistiek een uiterst brede discipline. Wat mij betreft ontbreekt er dan nog wel een uiterst belangrijk en vaak vergeten onderdeel van de neerlandistiek: de vakdidactiek.
Voor sommige lezers van Neerlandistiek zal die uitspraak misschien wat ver voeren. Vakdidactisch onderzoek werd immers niet altijd gezien als kerntaak van de neerlandistiek. ‘De academische neerlandistiek heeft zich lange tijd mondjesmaat met het schoolvak [Nederlands] beziggehouden’ zo schrijft Bax (2019, p. 79) in een recent themanummer over onderzoek voor het schoolvak Nederlands in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. In datzelfde artikel signaleert Bax dat vakdidactisch onderzoek de laatste jaren juist aan een opmars bezig is: steeds meer docenten doen dankzij beurzen van bijvoorbeeld NWO of Dudoc Alfa promotieonderzoek op het terrein van de vakdidactiek. Ook vanuit de universitaire neerlandistiek wordt in toenemende mate aandacht besteed aan vakdidactische vraagstukken. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van Docent Ontwikkel Teams (DOT’s), waarin docenten Nederlands samen met wetenschappers werken aan vernieuwend lesmateriaal (zie bijvoorbeeld De Bruijn et al., 2016 over vernieuwend grammaticaonderwijs), of in de vorm van projecten zoals Lit Lab, schrijfakademie.nl of taalonderzoekjezo.nl. Met name de oprichting van het Meesterschapsteam Nederlands (2015) en de bijbehorende visie van bewuste geletterdheid als belangrijkste doel van het schoolvak Nederlands lijkt een stevige impuls te hebben gegeven aan vakdidactisch onderzoek binnen de neerlandistiek. Ook op Neerlandistiek is de toegenomen aandacht voor vakdidactiek duidelijk te bespeuren in de vorm van de sectie Neerlandistiek voor de klas. De vakdidactiek lijkt dus, na jaren door de academische neerlandistiek verwaarloosd te zijn, een relatief stevige positie binnen de neerlandistiek verworven te hebben. Overigens past de hernieuwde toenadering tussen wetenschap en schoolvak in een internationale trend. Ook in andere contexten dan de Nederlandse klinkt de roep om schoolvakken en de daarmee corresponderende wetenschapsgebieden steviger met elkaar te verbinden (zie bijvoorbeeld Hudson, 2020). Het idee dat vakdidactiek onlosmakelijk met de neerlandistiek verbonden is verdient wat mij betreft een bredere bekendheid. Zowel binnen vakgenoten als daarbuiten.
Tegelijkertijd gaat deze hernieuwde interesse in de vakdidactiek gepaard met enkele aandachtspunten. Op de eerste plaats moet de neerlandistiek ervoor zorgen dat de huidige aandacht voor vakdidactiek niet verslapt door de samenwerking met het schoolvak op te blijven zoeken. Vakdidactiek zou naar mijn idee hoog op de agenda van de neerlandistiek moeten blijven staan, waarbij ook vaktijdschriften die vooral op inhouden gericht zijn (bijvoorbeeld Nederlandse Taalkunde, Tijdschrift voor Taalbeheersing, Nederlandse Letterkunde) meer aandacht zouden kunnen schenken aan bijdragen die didactisch van aard zijn (Hulshof & Van Rijt, 2020).
Op de tweede plaats is het van groot belang dat de neerlandistiek aandacht blijft besteden aan de wijze waarop met belanghebbenden uit het schoolvak Nederlands samengewerkt wordt. Uit het proefschrift van Van der Aalsvoort (2016) blijkt immers dat een interesse in het schoolvak Nederlands vanuit de wetenschap ook als ongewenste bemoeienis kan worden opgevat door curriculumontwikkelaars. De academische neerlandistiek heeft een verantwoordelijkheid om te voorkomen dat dat gebeurt, door nadrukkelijk als gelijkwaardige partner van het schoolvak op te treden.
De vakdidactiek hoort bij de neerlandistiek. Wat mij betreft als vierde pijler.
Referenties
Bax, S. (2019). Onderzoek voor het schoolvak Nederlands. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 135(2), 79-84.
Bruijn, T., de, Coppen, P.-A., Snel, B., Timmermans, M., Walinski, R., & Wassenberg, N. (2016). Activerende Didactiek Grammatica. Radboud Universiteit.
Hudson, R. (2020). Towards a pedagogical linguistics. Pedagogical Linguistics 1(1), 8-33.
Hulshof, H. & Van Rijt, J. (2020). Is het schoolvak Nederlands inspirerender geworden? De relatie tussen taalkunde en het schoolvak Nederlands opnieuw bekeken. Nederlandse Taalkunde 25(2-3), 437-445.
Van der Aalsvoort, M. (2016). Vensters op vakontwikkeling. De betwiste invoering van taalkunde in het examenprogramma Nederlands havo/vwo (1998-2008). Academisch proefschrift. Nijmegen: Radboud Universiteit.
Jimmy van Rijt is universitair docent bij het Tilburg Center of the Learning Sciences.
Helge Bonset zegt
Geheel mee eens, Jimmy! Goed dat je deze vierde pijler onder de aandacht van Neerlandici brengt. En voor de samenwerking is vooral van belang wat je schrijft in je laatste alinea….
Melchior Vesters zegt
Betere band tussen universiteit en schoolvak, meer aandacht voor vakdidactisch onderzoek: prima. Maar vakdidactiek als kerntaak van de neerlandistiek? Nee. Onderwijskunde is een andere wetenschap die niet per se met neerlandistische inhoud te maken heeft.
Apart dat je in de laatste alinea de verantwoordelijkheid bij de academische neerlandici legt om te verhinderen dat hun ‘interesse in het schoolvak Nederlands (…) als ongewenste bemoeienis kan worden opgevat door curriculumontwikkelaars’. Het probleem is juist dat curriculumbepalers als Bonset al veertig jaar vinden dat veel kennis van academici irrelevant is in het schoolvak (naar zijn visie). Precies door dergelijke vakdidactici is het huidige inhoudelijk schrale ‘vaardighedenvak’ ontstaan. Als je het hebt over verantwoordelijkheid…
Ik denk dat academici zich, aangaande het schoolvak, bovenal moeten inspannen om een culturele canon en hedendaagse academische vakinhoud door te geven. Dat kan via vakdidactische tools, maar uiteindelijk is dit een vehikel. Kortom: prima om na te denken over de manier waarop je kennis overbrengt, maar het gaat primair om de inhoud. Als docent moet je vooral een goed verhaal hebben en pedagogisch bekwaam zijn; daarna zijn er meerdere wegen naar Rome.
Jimmy van Rijt zegt
Beste Melchior,
In jouw reactie lijk je vakdidactiek en onderwijskunde op dezelfde hoop te gooien: ‘(…) Maar vakdidactiek als kerntaak van de neerlandistiek? Nee. Onderwijskunde is een andere wetenschap die niet per se met neerlandistische inhoud te maken heeft.’ Ik deel die visie niet: onderwijskunde en vakdidactiek zijn wat mij betreft verwante, maar toch duidelijk te onderscheiden vakgebieden. Je hebt mij dus ook niet horen zeggen dat onderwijskunde de vierde pijler van de neerlandistiek zou moeten vormen.
In tegenstelling tot onderwijskunde heeft vakdidactiek wél altijd in enige mate met neerlandistische inhoud te maken. De manieren waarop je die inhoud effectief en op een conceptueel verantwoorde manier overbrengt zijn dus ook voor de neerlandistiek zelf uiterst relevant.
Je kunt natuurlijk van mening verschillen over de mate waarin vakdidactiek dan relevant zou moeten zijn. Vanuit mijn perspectief is de vakdidactiek zo relevant dat ik er de vierde pijler van de neerlandistiek in zie; in jouw bijdrage komt de vakdidactiek er bekaaid vanaf. Je framet didactiek als louter een kwestie van vorm, door te spreken van ’tools’ en ‘een vehikel’. De laatste zin van je bijdrage is dan ook veelzeggend: ‘Als docent moet je vooral een goed verhaal hebben en pedagogisch bekwaam zijn; daarna zijn er meerdere wegen naar Rome.’ Vakdidactiek lijkt zo bijna vrijblijvend. Overigens heeft niemand beweerd dat er maar één vakdidactische benadering voor een bepaalde inhoud mogelijk zou zijn. Het feit dat er meerdere wegen naar Rome zijn, doet niets af aan het belang van de vakdidactiek. Integendeel zelfs, zou ik zeggen: hoe meer opties er zijn, hoe meer je je als docent zou moeten afvragen wat in een bepaalde context de effectiefste of de rijkste vakdidactische aanvliegroute is. Die afweging wordt gemakkelijker naarmate de neerlandistiek de vakdidactiek serieuzer neemt.
Tot slot merk ik graag nog iets op over mijn slotalinea. Volgens jou leg ik daar de verantwoordelijkheid bij de academische neerlandici om te verhinderen dat hun ‘interesse in het schoolvak Nederlands (…) als ongewenste bemoeienis kan worden opgevat door curriculumontwikkelaars’. Dat is niet helemaal waar: ik schreef dat het van groot belang is dat de neerlandistiek aandacht aan de relatie met het schoolvak blijft schenken. Dat betekent niet dat de neerlandistiek als enige de verantwoordelijkheid voor een samenwerking met het werkveld draagt.
Melchior Vesters zegt
Dank voor de toelichting, ik begrijp je nu beter!