• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Van Oostroms Wereld

1 mei 1996 door Marc van Oostendorp Reageer

Door Marc van Oostendorp

De afgelopen tien jaar is het stil geweest rond Frits van Oostrom. Het is een teken aan de wand voor de Nederlandse cultuur. Ware Frits een Duitser, een Fransoos of een Engelsman, er zou elk jaar een boek over hem verschijnen en elke vijf jaar een congres gehouden worden. Nu de zesentwintigste eeuw zijn einde nadert, hebben we het een decennium lang moeten doen met de — weliswaar prachtige — dissertatie van Martin Braga.

In dat proefschrift toonde Braga met een verbluffend eenvoudige methode aan dat het magnum opus van Van Oostrom, Maerlants Wereld, niet eerder dan in de laatste jaren van de twintigste eeuw verschenen kon zijn. Die methode behelsde niet veel meer dan een lexicale analyse. De woordenschat van Van Oostrom bevatte volgens Braga hier en daar een overduidelijke overeenkomst met de taal die in bestuurlijke kringen in precies die tijd opgeld deed. Zo telde Braga in het boek maar liefst vier maal de uitdrukking werkendeweg; een term die rond het eind van de twintigste eeuw door een minister-president (Ruud van Lubbers) in het spraakgebruik geïntroduceerd was.

Hoe elegant en aantrekkelijk deze analyse ook was, er bleef een conceptueel bezwaar aan kleven. Deze staat sinds jaar en dag te boek als de ‘materiaalkwestie’ en heeft betrekking op de apparatuur die Van Oostrom blijkens zijn boek tijdens zijn werk gebruikte. Uit tal van bronnen blijkt dat aan het eind van de twintigste eeuw de computer al aan vrijwel alle onderzoeksinstituten in gebruik was en ook voor filologisch onderzoek benut werd. Op geen enkele plaats laat Van Oostrom echter merken dat hij zich van deze praktijk bewust is.

Ik geef een voorbeeld. De geleerde maakt op meerdere plaatsen in zijn boek omstandig melding van een index op de Spiegel Historiael. Hij schijnt het feit dat deze index bestaat als een zeer bijzonder gelukkige omstandigheid te beschouwen. Op een andere plaats staat hij al even uitvoerig stil bij het feit dat van ander werk van Jacob van Maerlant geen even goede index bestaat.

Aan het begin van de 21ste eeuw waren in ieder geval alle belangrijke middelnederlandse teksten — ook die aan Van Maerlant werden toegeschreven — online beschikbaar en kon binnen enkele minuten elke denkbare soort index over elke denkbare combinatie van teksten gegenereerd worden. Alles wijst erop dat aan het eind van de 20ste eeuw de technieken hiervoor al beschikbaar waren. Alleen de financiële middelen ontbraken. Het is ondenkbaar dat een intelligent en invloedrijk geleerde als Frits van Oostrom onder dergelijke omstandigheden niet al zijn aanzien en contacten zou hebben aangewend om een goed elektronisch corpus aan te leggen en elke index die hij zich voor kon stellen, te laten aanmaken.

We hebben dus een paradox. Op basis van de materiaalkwestie komen we tot de conclusie dat Van Oostrom niet later geleefd kan hebben dan pakweg de eerste helft van de twintigste eeuw, toen er nog geen computers bestonden. Braga’s analyse lijkt anderzijds uit te wijzen dat Van Oostrom wel degelijk aan het eind van die eeuw geleefd en gewerkt moet hebben.

In zijn briljante dissertatie Bekwaamheid Proeven oppert de jonge geleerde Vincent Beauvais nu een interessante nieuwe interpretatie van Braga’s feiten, die de paradox moeten oplossen. Volgens Beauvais had Van Oostrom woorden als werkendeweg niet van Van Lubbers overgenomen, zoals Braga aannam, maar was de relatie andersom: Van Oostrom was opgetreden als de leermeester van Van Lubbers in diens vroege jeugd.

Het boek Maerlants Wereld was geschreven met de toekomstige minister-president van Nederland als eerste publiek. Dat zou onder andere verklaren waarom de relatie tussen een schrijver-leraar en een toekomstig machthebber zo’n belangrijke rol speelt in het boek.

De eerder genoemde paradox is hiermee ook in een klap opgelost: Van Oostrom zou inderdaad geleefd kunnen hebben in het computerloze tijdperk, want het staat vast dat Van Lubbers in die tijd is opgegroeid. Tegelijkertijd zou de jonge premier een aantal taaleigenaardigheden van zijn leermeester hebben overgenomen, en deze tijdens zijn ambtsperiode in het algemeen spraakgebruik hebben geïntroduceerd.

De hypothese van Beauvais lijkt op een interessante manier een uitweg uit de paradox te bieden. Tegelijkertijd zitten er tal van haken en ogen aan, die niet onweersproken kunnen blijven. Het is te hopen dat de Van Oostrom-studie niet weer tien jaar hoeft te wachten op een nieuwe bijdrage aan deze interessante discussie.

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: Jacob van Maerlant, mediëvistiek, middeleeuwen, recensies

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Edwin Fagel • Ik antwoord de conducteur goedenavond

Ik antwoord de conducteur goedenavond
zoals ik amen antwoord op de hostie
ik volg de structuren van de samenleving
ik houd me aan de regels.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

SNOETJE

Een snoetje van ontroering, een snoetje van ontrouw.

Bron: Barbarber, september 1969

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

6 februari 2026: Towards New Horizons of Scholarly Publishing

6 februari 2026: Towards New Horizons of Scholarly Publishing

17 december 2025

➔ Lees meer
28 december 2025: Zesde editie van Winterzinnen

28 december 2025: Zesde editie van Winterzinnen

16 december 2025

➔ Lees meer
14 januari – 6 maart 2026: Workshop Slimmer zoeken in Delpher

14 januari – 6 maart 2026: Workshop Slimmer zoeken in Delpher

10 december 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1901 Pierre Boyens
sterfdag
1891 Jan Beckering Vinckers
1933 Johan Kern
1951 Jacoba van Lessen
2024 Erik Brus
➔ Neerlandicikalender

Media

Het verdwenen botje van Sint-Werenfridus

Het verdwenen botje van Sint-Werenfridus

18 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek 2 Reacties

➔ Lees meer
Elise de Vos – Van alles de laatste

Elise de Vos – Van alles de laatste

17 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Waar komt al die literatuur vandaan?

Waar komt al die literatuur vandaan?

16 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
%d