"De Engelse taal groeit nog steeds aan", schreef onder andere De Standaard deze week, "maar minder snel." De krant baseerde zich daarbij op een wetenschappelijk artikel van een soort dat de laatste jaren wel vaker verschijnt: zich baserend op enorme databases voeren onderzoekers enkele slimme statistische bewerkingen uit en komen daarna met allerlei grandioze beweringen die meteen rondzoemen door de internationale pers.
Het klinkt op het eerste gezicht nog wel plausibel: het Engels is al zo’n rijke taal, daarin is eigenlijk alles wel zo’n beetje gezegd. Omdat er nieuwe technische snufjes beschreven moeten worden, komen er ieder jaar nog wel wat bij ("een onderzoek vorig jaar telde 8.500 nieuwe woorden per jaar", in de woorden van De Standaard) maar het is langzaam maar zeker een aflopende zaak.
Dat klinkt goed: gedegen onderzoek dat wat grappige feitjes naar voren brengt voor een stukje in de vrijdagochtendkrant. Toch zijn er ook wel wat problemen mee, en één is dat woorden veel makkelijker te tellen zijn dan talen als ‘het Engels’.
Want wat betekent dat precies, dat er in ‘het Engels’ ieder jaar 8.500 woorden bij komen? Het is niet mogelijk dat de gemiddelde spreker van het Engels er ieder jaar zoveel woorden bij leert (23 nieuwe woorden per dag). Mensen hebben volgens de meeste onderzoeken een woordenschat van zo’n 40.000 woorden, en we kunnen niet aannemen dat de gemiddelde Amerikaan iedere vijf jaar zijn hele taal heeft vernieuwt zoals een slang zijn huid.
Internet
We moeten die groei dus ergens anders zoeken, in het openbare leven, in het gezamelijke Engels zoals dat geproduceerd wordt door ‘de Engelstaligen’. Maar dan doet zich meteen weer het probleem voor: wie rekenen we daar allemaal precies toe? Het onderzoek is gebaseerd op de miljoenen gescande boeken in Google Books, maar de laatste twintig jaar is er natuurlijk een explosie van teksten op het internet aan de gang, en die worden niet meegerekend. Terwijl het niet is uitgesloten dat daar nu net de echt interessante ontwikkeling aan de gang is. Je vind er bijvoorbeeld allerlei zinnen als de volgende (op een site voor expats in Nederland):
– does everyone have problems with the belastingdienst?
Terwijl mensen zich druk maken over de Engelse woorden die in het Nederlands gebruikt worden, maakt over deze omgekeerde beweging (een Nederlands woord in het Engels) echt niemand zich druk.
Reservaat
Deze zin is vermoedelijk geschreven door een moedertaalspreker van het Engels en ook begrijpelijk voor een bepaalde groep moedertaalsprekers — namelijk degenen die zich hier in Nederland gevestigd hebben. De meeste Engelstaligen zullen het woord niet snappen, maar we hebben zojuist gezien dat dit voor de 8500 woorden van De Standaard ook geldt. Je zou zeggen dat belastingdienst daarmee een Engels woord geworden is, en in die zin breidt het Engels zich mogelijk veel sneller uit dan met die 8500 woorden per jaar.
De definitie van het Amerikaanse onderzoek waarop De Standaard zich baseert, is dan ook veel beperkter: het gaat over Engelse woorden die terechtkomen in Engelstalige boeken. Dat is kennelijk een reservaat dat steeds minder snel groeit (hoewel sommige commentatoren er al op gewezen hebben dat het effect hier weleens te maken kan hebben met het feit dat het gaat over gescande boeken en er in oude boeken meer scanfouten voorkomen).
Precies dat is misschien wel de interessantste conclusie uit dit onderzoek: in boeken vinden we (met enige slagen om de arm) een langzaam tot stilstand komend reservaat van verstarrend ‘standaard-Engels’. Daarbuiten slaat het Engels nog steeds zijn tentakels uit naar woorden uit allerlei andere talen, zoals het Nederlands. Wat er uiteindelijk weleens zou kunnen leiden dat er echt een Neder-Engels gaat ontstaan, dat zich verhoudt tot het starre boeken-Engels als ooit het vroege Frans tot het klassieke Latijn.
Engels Vertaalbureau zegt
Je ziet het inderdaad steeds meer van dat halve Engels en halve Nederlands.