Het nieuwe nummer van Nederlandse Taalkunde (2012-1) paste bijna niet in de brievenbus en staat weer boordevol van alles waarvan wij op de NederL-burelen smullen, zoals een artikel waarin Henk Verkuyl laat zien dat niemand het Nederlandse systeem van werkwoordstijden beter begrepen heeft dan L.A. te Winkel in een artikel uit 1857 en een onderzoek van Evie Coussé en Albert Oosterhof naar voltooid deelwoorden die gebruikt worden als bevel (opgerot! ingerukt! niet getreurd!). Maar het meest hebben we gesmuld van een artikel van Frank Drijkoningen over een nieuw verschil tussen onbepaalde en bepaalde lidwoorden.
Het was al bekend dat onbepaalde woorden als niemand soms gebruikt kunnen worden in constructies waarin bepaalde naamwoordgroepen dat niet kunnen:
– Er loopt iemand op straat.
Er loopt de man op straat. [uitgesloten]
Drijkoningen laat zien dat er omgekeerd ook zinnen zijn waarin bepaalde lidwoorden de voorkeur verdienen:
– Wat heeft (er) iemand gelezen? [uitgesloten]
Wat heeft de man gelezen?.
De eerste zin is echt uitgesloten met het woordje er (dat je juist graag zou gebruiken in Heeft (er) iemand gebeld?) en kan zonder dat woordje eigenlijk alleen gebruikt worden als er bedoeld wordt ‘een bepaald iemand’ (de zin wordt nog beter als je zegt ‘wat heeft iemand gelezen als hij twee weken in een bibliotheek gelogeerd heeft?’).
Om uit te leggen hoe dat zit heeft Drijkoningen 30 pagina’s wetenschappelijke analyse nodig. Hij geeft uiteindelijk zelfs verschillende mogelijke verklaringen. De eenvoudigste luidt als volgt. Het woordje ‘er’ werkt als een soort bordenwisser die alles uitwist wat er tot dan toe gezegd is. Vandaar dat je niet kunt zeggen ‘er loopt de man op straat’, want ‘de man’ verwijst noodzakelijk naar iets wat eerder gezegd is. Om dezelfde reden is ook ‘Wat heeft er iemand gelezen?’ mis: dat ‘wat’ vraagt naar iets wat op de een of andere manier al op het bord heeft gestaan voor ‘er’ het uitwiste.
Laat een reactie achter