Voor het meinummer van Onze Taal heb ik een artikel geschreven over Jac. van Ginneken (1877-1945), de kleurrijkste Nederlandse taalwetenschapper ooit. Ik heb vaker over Van Ginneken gepubliceerd, bijvoorbeeld in het boek Fonologie. Uitnodiging tot de klankleer van het Nederlands dat ik in 2002 samen met Jan Kooij publiceerde (dat stukje staat hier).
Maar ik ben nog lang niet klaar met oom Jac. In het stuk in Onze Taal ga ik vooral in op zijn controversiëlere ideeën, die over het verband tussen ‘ras’ en taal. Maar Van Ginneken was geïnteresseerd in allerlei soorten taalwetenschap, en verkeerde op veel gebieden in de voorhoede, ook in gebieden die later meer aanhang hebben gekregen.
Op het Meertens Instituut hebben we sinds een paar jaar het archief van Van Ginneken liggen en af en toe kijk ik daar weleens in. Op mijn bureau staat nu een doos met een deel van het archief: doos no 90, waarop iemand in potlood het woord Voorzichtig! geschreven heeft.
In die doos zit het materiaal van fonetische experimenten die Van Ginneken deed.
Fonetiek is van alle taalwetenschappen de meest bèta-achtige: ze bestudeert onder andere de natuurkundige kenmerken van het spraakgeluid en de anatomie die nodig is om tot dat spraakgeluid te komen. Tegenwoordig gebeurt dat allemaal met microfoons en electroden en camera’s en computers, maar Van Ginneken had dat allemaal niet tot zijn beschikking in 1925 toen hij dit onderzoek deed. Wat hij wel had, waren apparaatjes waar mensen in een hoorn konden praten. De geluiden werden dan omgezet in roetvlekken op een strook papier. Dat ziet er zo uit (je ziet vooral een soort ellipsvormige figuren achter elkaar):
Aan die roetvlekken kon je wel bepaalde kenmerken van – vooral – klinkers van elkaar onderscheiden. Met enige moeite was het verschil tussen pakweg een [i] en een [a]-klank wel te zien; maar het is niet helemaal duidelijk wat je er verder mee kon, in ieder geval niet aan mij. Precies was het in ieder geval nog niet.
Wat nam Van Ginneken op? In doos 90 zitten vooral strookjes van voorgedragen dichtregels. Een ‘Nachtliedje’ van Frederik van Eeden bijvoorbeeld:
En verder ook nog wat ‘verspreide regels’ van Van Eeden, een paar regels uit Jephtha van Vondel, de eerste strofen van Klaere wat heeft er u hartje verlept van Hooft en de eerste acht regels van Zij kwam door d’avond van Boutens. Daarnaast zijn er stroken met ‘losse woorden en zinnen met klein rad’ en ‘woorden en klankgroepen bij groot rad’ en ‘vocalen met hoge snelheid ‘groot rad”. Ik vermoed dat dat rad het ding was waarover de strook werd afgespeeld. Verder is er nog een doosje waar waarschijnlijk een bit in heeft gezeten dat diende om een afdruk te maken van de mond.
Ik heb niet kunnen achterhalen wat Van Ginneken precies deed met de resultaten van zijn experimenten, ik heb bijvoorbeeld geen publicaties gevonden waar hij iets met die roetstroken deed. Het lijkt mij erg moeilijk om conclusies te trekken uit die grijze vlekken, maar Van Ginneken kennende zal hij daar niet voor zijn teruggedeinsd.
Laat een reactie achter