Vandaag gaan we in Maastricht vieren dat Leonie Cornips, mijn collega aan het Meertens Instituut, de komende paar jaar aan de universiteit in haar geboortestreek verbonden is. Ze aanvaardt er vandaag het ambt van hoogleraar Taalcultuur in Limburg. Voorafgaand aan haar oratie heeft ze een klein congresje georganiseerd, waar ik ook iets mag vertellen.
Mijn onderwerp wordt de zachte g (hier zijn mijn dia’s). Zoals blijkt uit de Dialectatlas (zie ook de kaart hiernaast) heeft de zachte g een tamelijk groot verspreidingsgebied: heel Vlaanderen en een groot stuk van Nederland – ook boven de grote rivieren. In de loop van de tijd is echter de ‘zachte g’ steeds meer geassocieerd geraakt met een deelgebied: Brabant en Limburg.
Ik probeer te laten zien dat die associatie twee kanten op werkt: men gaat ervan uit dat de zachte g alleen in die regio gesproken wordt, en omgekeerd gebruiken Brabanders en Limburgers de zachte g om te laten zien wie ze zijn. Hij duikt expliciet op in reclame-uitingen (VVV Midden-Limburg adverteert met Bakken met een zachte g terwijl je in Sint-Oedenrode kunt wandelen met een zachte g).
Het effect is trouwens niet even sterk in Limburg als het in Brabant is. Als je bekijkt welke plaatsnamen het meest genoemd worden in de eerste 500 treffers van Google op ‘zachte g’, krijg je de volgende kaart:
Amsterdam komt op dit soort kaarten meestal voor, al is het maar omdat mensen zeggen te ontdekken dat ze een ‘zachte g’ hadden toen ze naar die stad verhuisden, of zich afzetten tegen de harde g die dan aan Amsterdam wordt toegeschreven. Verder worden er veel meer plaatsen in Brabant genoemd dan in Limburg: misschien hebben de Limburgers nog meer dingen om zich mee af te zetten terwijl de Brabanders vooral zijn aangewezen op hun wrijfklanken. Opvallend is ten slotte dat er geen enkele plaats in Vlaanderen voortkomt: dat men daar een zachte g heeft, spreekt kennelijk zo vanzelf dat niemand het erover heeft.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Naast de zuidelijke, palatale zachte g
(de stemhebbende tegenhanger van de ich-laut) bestaat er nog een andere zachte g in Nederland.
In de meeste gebieden wordt de harde g in de anlaut als ch uitgesproken, maar er is ook een stemhebbende, niet-palatale g. Dit is zelfs de oorspronkelijke Nederlandse g, voor de algemene verstemlozing tot ch.
Ik denk dat deze laatste is ontstaan in Holland, waar oorspronkelijk Fries en andere Ingweoonse dialecten werden gesproken. Toen het Fries werd vervangen door het Frankisch, vond de bevolking het moeilijk om deze zachte, niet-palatale g – die in het Fries niet voorkomt – uit te spreken en maakten ze er een ch van.
Ook de v en z werden bij voorkeur tot f en s, maar dit werd onder invloed van de (zuidelijke) spelling weer teruggedraaid, zodat er onderscheid bleef tussen woorden die met v en f, resp. z en s begonnen. Bij de g viel het echter niet zo op, omdat er niet of nauwelijks woorden met ch begonnen.