Een teken van het algeheel verval der zeden waar je te weinig over hoort: dat er teveel geschreven wordt. De afgelopen week maakte ik veel gebruik van het openbaar vervoer en overal zie de hele tijd iedereen communiceren. Het is altijd moeilijk om te bepalen of het nu inderdaad ineens veel meer gebeurt of dat het mij alleen maar begint op te vallen, maar er wordt ontstellend veel getikt. Waar vroeger een appeltje werd geschild, of luidruchtig getelefoneerd, zit nu iedereen met een schermpje voor zich te tikken. Op de terrasjes: telefoons. Een man voor het Groningse Academiegebouw had een dure nieuwe PowerBook: e-mail.
Je hoort natuurlijk weleens klachten over de kwaliteit van het geschrevene, maar weinig over al dat schrijven zelf. Dat is onaantastbaar: lezen en schrijven gelden als inherent waardevoller dan luisteren en spreken.
Dat verschil komt natuurlijk uit een vroeger tijd, waarin je schreef voor de eeuwigheid terwijl het gesproken woord vluchtig was. Dat is inmiddels niet meer nodig: ook ieder gesproken woord kun je vastleggen en omgekeerd worden al die mails en whatsapps en tweets zelden meer dan één keer gelezen.
Gegeven dat alles zou je verwachten dat het gesproken woord het gaandeweg wint van het geschreven woord. Spreektaal is rijker: in tienduizenden jaren evolutie heeft de mens een oor ontwikkeld voor alle emoties, karaktertrekken, verleidingskunsten, humor en wat we niet allemaal met woorden mee kunnen laten resoneren. Een smiley steekt er bleek bij af. Spreektaal is persoonlijker, en in sommige opzichten efficiënter (je krijgt de boodschap via verschillende kanalen binnen en kunt hem dus sneller vatten)
Ik heb dan ook lange tijd gedacht, en her en der geschreven, dat de huidige uitbarsting van schrijftaal weleens een laatste stuiptrekking zou kunnen zijn van dat vermaledijde, door Socrates al terecht vervloekte, schrift. Als de techniek eenmaal ver genoeg gevorderd is, dacht ik, dan sturen we elkaar gesproken berichtjes in plaats van een sms. Ik zag wel in dat voor sommige specifieke functies schrijftaal geschikter zou blijven: snel iets opzoeken, iets in een tabel zetten. Maar uit het persoonlijk leven zou de schrijftaal even snel weer verdwijnen als hij verschenen was.
Inmiddels begin ik te twijfelen. De techniek is misschien wel volmaakt, maar het is toch niet moeilijk om een videootje met je webcam te maken en die op iemands Facebook-pagina te zetten in plaats van een geschreven berichtje. Toch doet niemand dat. We blijven elkaar schrijven.
Ik draai daar mijn hand niet voor om en heb inmiddels een nieuwe theorie over de moderne tijd die die schrijflust dan weer naadloos verklaart: we houden meer van kijken dan van luisteren, en lezen is nu eenmaal een vorm van kijken. Kijken associeert de mens met objectief maar ook met tijdloos. Luisteren is niet alleen persoonlijker en intiemer, maar het kost, in ieder geval voor je gevoel, ook tijd. Geschreven taal lijkt daardoor efficiënter dan gesproken taal (ik denk niet dat het waar is als je de investering van spreker en luisteraar bij elkaar optelt, maar ik denk wel dat het zo aanvoelt).
We zijn dus voorlopig nog niet af van die nare ontdekking – het schrift.
Peter-Arno Coppen zegt
Misschien speelt hier ook mee dat geschreven taal goedkoper is.
talendblog zegt
Wie schrijft die blijft, maar wie praat bestaat!
RHCdG zegt
Ik weet niet of een blinde die zich van braille bedient zal beamen dat lezen een vorm van kijken is, en ook niet of een dove zal vinden dat geschreven taal efficiënter is dan gesproken taal.
Taal in e-mails, chats, tweets is omgangstaal, een (typo)grafische user interface: je communiceert ermee maar je kunt de ander er ook mee op afstand houden. Met gesproken of gefilmde boodschappen komt die laatste functie onvoldoende aan bod misschien.
JeroenRL zegt
Wat volgens mij ook niet meehelpt bij het doorbreken van videoboodschappen: mensen zijn structureel ontevreden met beelden van zichzelf. Je stem is anders, je haar zit niet zo goed, je verspreekt je een keer … dat is veel te confronterend.
Ik kan deze reactie intikken en daarna nog even controleren, de spellingsfoutjes er (bijna allemaal) uit halen – en u wordt niet geconfronteerd met mijn ongeschoren zaterdaggezicht.