Regelmatig vervoegen mensen zich ter redactie van Neder-L met de mededeling dat ze ‘de laatste tijd steeds vaker’ iets horen. Dat vinden wij prettig, wij willen altijd dolgraag weten wat er de laatste tijd steeds vaker te horen is. U bent dus altijd welkom, wij schenken u koffie en thee en laten ondertussen onze assistent noteren wat u de laatste tijd zoal steeds vaker gehoord hebt.
Ongeveer een halfjaar geleden viel het me op dat een mediameteoroloog over ‘aankomend weekend’ sprak in plaats van over ‘komend weekend’. Sindsdien hoor ik bijna overal ‘aankomend’ gebruiken waar ik altijd (en nog steeds) ‘komend’ gebruik (‘komende week’, ‘komende zondag’). Is dit ‘aankomende’ inderdaad iets van de laatste tijd of is het mij nu pas opgevallen?
In het historisch krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek vinden we de uitdrukking aankomende week al in de Amsterdamsche Courant van 19 juni 1703, dus ruim driehonderd jaar geleden: “Overmorgen staen de Heeren Staten van Holland en West Vrieslandt weder te vergaderen, en in dese aankomende week van eenige subalterne militaire charges te disponeeren”.
Overigens is 1703 heel vroeg voor het archief van de KB, veel van dat oude materiaal is nog niet goed gescand (en als het wel gescand is moeilijk doorzoekbaar), dus het is niet uitgesloten dat het voor die tijd al gebruikt werd.
Andre Engels zegt
Met behulp van mijn website Kronos (http://www.zoekkronos.nl) kan ik 2 bronnen voor dit gebruik uit de 17e eeuw vinden:
De Statenvertaling (1637) schrijft
(Genesis 12:37): "Siet, de seven aenkomende jaren, salder grooten overvloet in het gantsche lant van Egypten zijn."
En in "Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren" van Pieter de la Court (1662), staat te lezen: "hoe heerlik, en gelukkig zal zijn de aankomende lente en zomer".
Ingmar Roerdinkholder zegt
Misschien is komend wel een afkorting van aankomend en daardoor deze laatste uitdrukking wel de oudste.
Je zegt ook: 'het weekend komt eraan' en niet 'het weekend komt'