Wat voor beeld van ‘de taalgebruiker’ heeft Jan Renkema, de auteur van de Schrijfwijzer, waarvan onlangs de vorige editie verscheen? Hij geeft er zelf een duidelijk beeld van in de volgende passage, waarin hij die taalgebruiker tegenover de ’taalkundige’ zet:
De taalgebruiker wil een voorschrift, een norm. De taalkundige kan vanuit zijn beroep alleen maar zeggen: zo zit taal in elkaar. Dit spanningsveld staat bekend als de spanning tussen prescriptie (voorschrijven) en descriptie (beschrijven).
Waarom die taalkundige er hier bij gehaald wordt, snap ik ook niet zo goed, er is in de voorafgaande tekst geen aanleiding voor. En ook niet waarom je er niets aan zou hebben om te weten hoe taal in elkaar zit, als je een norm wil hebben: wat is nu eigenlijk de ‘spanning’ tussen voorschrijven en beschrijven? Waar komt de norm dan wel vandaan, als hij niet komt van hoe taal in elkaar zit?
Het is een constante in Renkema’s werk, dit beeld van ‘de’ taalgebruiker die in vertwijfeling en onzekerheid smeekt om houvast in een norm, en de taalkundige die dat maar niet begrijpt.
Zie bijvoorbeeld dit artikel uit Onze Taal in 1985, waarin de taalgebruiker soms een ‘leek’ heet:
Wat heb ik daar nu aan, sprak de taalgebruiker onzeker. Ik wil weten of iets goed of fout is. Geef mij regels! (…) Een leek heeft behoefte aan regels die vóórschrijven hoe men zich in taal uitdrukt.
Let op het onpersoonlijke men; de gebruiker wil niet weten hoe hij zich zelf moet uitdrukken, maar hoe men dat doet. Ik weet niet waar die nadruk vandaan komt. Misschien is Renkema’s perceptie op de ‘gewone man’ wel bepaald door de mensen die zich tot hem wenden met hun taalvragen; ik neem in ieder geval aan dat de schrijver van de Schrijfwijzer al decennia overstelpt wordt met allerlei vragen. Dat heeft bij hem misschien de gedachte doen postvatten dat dit is hoe ‘de gewone man’ denkt.
Vrolijk-verbaasd
Maar mijn beeld is een heel andere. Er bestaan vast wel onzekere taalgebruikers, maar dat lijkt mij slechts een kleine groep. Ga eens een dagje in een streekbus zitten, of in de tram, en vraag je af hoeveel mensen om je heen behoefte hebben aan houvast en regels die hun voorschrijven hoe ‘men‘ zich in taal uitdrukt. De gemiddelde Nederlander gaat helemaal niet gebukt onder zoveel onzekerheid en zit er zeker niet op te wachten dat een taalkundige hem of haar komt vertellen hoe het moet.
Ook al zijn er 450.000 exemplaren van de Schrijfwijzer verkocht, daarmee zijn de lezers nog niet representatief voor ‘de taalgebruiker’, want taalgebruikers zijn wij allemaal. Ook die mensen in de tram.
Bovendien: het succes van de boeken van Paulien Cornelisse – die veel korter in de markt zijn, maar waarvan de oplage ook al bij de honderdduizenden ligt – laat zien dat er inmiddels een heel andere toon over taal veel beter aanslaat bij ‘de taalgebruiker’: geen vragen om ‘houvast’, maar je verbazen over ‘hoe het echt zit’. Dat is de interesse en de belangstelling waarvan Renkema altijd dacht dat die was voorbehouden aan de ’taalkundige’, maar die door veel meer mensen gedeeld lijkt te worden.
Gelukkig wordt de samenleving op taalgebied steeds anarchistischer; wat dat betreft is het te hopen dat dit de laatste editie van de Schrijfwijzer is. Althans, dat is wat ik morgen, in de slotaflevering van deze vrolijke zomerreeks, hoop aan te tonen.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Geachte heer Van Oostendorp, beste Marc…
Inhoudelijk zult u waarschijnlijk grotendeels gelijk hebben met uw kritiek op Renkema en zijn Schrijfwijzer. Zelf heb ik helemaal geen interesse in die Schrijfwijzer, nooit gehad ook. Ik ken de schrijver ook niet, maar ik krijg onderhand toch wel medelijden met hem nu u al met het zevende stukje bezig bent om zijn werk af te kraken en het advies 'koop dit niet!' uit te dragen. Bovendien lijkt Renkema me een respectabel iemand met een lange staat van dienst in het vak. Maar ja, misschien hoort dat wel bij deze tijd, ik vind het in elk geval onderhand wat ongemakkelijk worden. Ik vraag me af of ik de enige ben.
coen zegt
Van mij mag de serie wel wat langer duren.
Marc van Oostendorp zegt
Beste Ingmar Roerdinkholder,
Jan Renkema is ongetwijfeld een respectabel iemand en ik kan me voorstellen dat er meer mensen zijn die zich afvragen waarom ik zo lang door moet gaan over dit boek.
De Schrijfwijzer is volgens de meeste criteria die ik kan bedenken het gezichtsbepalende boek over taal voor veel mensen geweest in de afgelopen decennia. Het verdient daarom serieuze discussie. In deze serie probeer ik een aantal verschillende gezichtspunten op het boek te geven – ik moet zeggen dat het mezelf verbaast hoe negatief dat op vrijel alle punten uitpakt. Ik zou eigenlijk ook wel iets positiefs willen zeggen, maar ik kan maar weinig bedenken.
Het gaat me darbij, zoals gezegd, niet om de persoon Renkema. Als ik hem was, was ik, in de woorden van Frank Sinatra 'crying all the way to the bank'. Ik ben er ook niet tegen dat mensen de Schrijfwijzer kopen, laat ze dat vooral doen.
Waar ik me vooral tegen keer, is de taalcultuur waarvan de Schrijfwijzer het boegbeeld geworden is: die waarin een autoriteit zonder argumenten zijn eigen voorkeuren voorschrijft, weinig moeite doet om uit te leggen, enfin, daar gaan we weer. Ik ben voor een opener cultuur, een van discussie. Het verbaast me eigenlijk dat u, die de afgelopen weken uitgebreid hebt gebruik gemaakt van het forum dat Neder-L biedt, zich nu ineens tegen discussie uitspreekt, of in ieder geval lijkt te vinden dat die niet te lang moet duren.
Gaston Dorren zegt
Als ik even terug mag recenseren: na zes overtuigende kritieken op de Schrijfwijzer lijk je hier de plank toch mis te slaan. Als het gaat om geschreven taal, lijkt me Renkema's bewering dat de taalgebruiker een norm wil, verre van ongeloofwaardig. Sinds ik over taal schrijf, blijkt het keer op keer juist die normatieve kant te zijn die de een groot aantal mensen (‘gewone taalgebruikers’, veelal goed opgeleid) het meest bezighoudt. Niet dat ze het Nederlands als een griezelig mijnenveld beschouwen waar niet gelachen zou mogen worden – dáárom lezen we met zijn allen nu Cornelisse en vroeger Kuitenbrouwer: omdat die de taal, vooral de spreektaal trouwens, zo treffend en grappig beschrijven – maar omdat ze het óók graag goed willen doen. Niet krampachtig, en niet in alle situaties, maar bij voorkeur wel op momenten dat het er naar hun idee op aankomt. Er is, kortom, behoefte aan een schrijfwijzer, zij het waarschijnlijk niet meer aan déze Schrijfwijzer.
Dat jij de spanning tussen beschrijven en voorschrijven niet zou zien, kan ik bijna niet geloven. Iedereen die schrijft – en jij schrijft veel – loopt voortdurend aan tegen die spanning. Vanuit een descriptieve benadering is bijvoorbeeld jouw zin “Maar mijn beeld is een heel andere” goed Nederlands; vanuit een prescriptief perspectief is hij, als ik me niet sterk vergis, onwelgevormd: ‘andere’ moet ‘ander’ zijn. Het kan natuurlijk zijn dat jij lak hebt aan die traditionele taalregel, en die vrijheid gun ik jou en iedereen (inclusief mezelf) van harte. Tegelijk zijn er aardig wat taalgebruikers die menen zich aan die regel te moeten houden. Wellicht is jouw advies: niet doen! wees anarchistisch! En ook tegen die oproep heb ik geen enkel bezwaar. Maar daarmee ben je dan wel precies de descriptieve taalkundige die Renkema signaleert.
Gert de Jager zegt
De Schrijfwijzer is toch niet bedoeld om het spreken in de streekbus te ‘wijzen’? Juist die sprekers voelen zich onzeker wanneer ze iets op schrift moeten zetten.
Schriftelijk taalgebruik is iets heel anders dan het taalgebruik dat ons vanaf de moederschoot wordt aangeleerd. Het vindt bijna altijd plaats in een formele context en gehoorzaamt alleen al daarom aan andere regels. Vinden de taalgebruikers zelf – ook degenen die in de bus zitten. Verder wordt volgens mij onderschat hoe belangrijk het is dat je bij lezen en schrijven zelfs een ander zintuig gebruikt: het oog. Wie leest en schrijft richt zich automatisch op een ander soort samenhang dan wie spreekt en luistert.
In het middelbaar onderwijs krijgen we constant te horen hoe belangrijk goed schrijfonderwijs is. Universiteiten en hogescholen klagen over een niveau dat na achttien jaar blijkbaar nog steeds niet bereikt is – ook dat maakt dat de vergelijking met de streekbus mank gaat. De taalgebruikers daar weten van wanten. Sinds een jaar of vijf wordt erover gepraat om het opstel weer deel te laten uitmaken van het Centraal Examen; er zijn pilots geweest. Veel deelnemers zien de noodzaak van een centrale toetsing, maar de toepassing van correctienormen blijft een probleem. De uniformiteit daarvan is een noodzaak bij een Centraal Examen. En nog helemaal los daarvan vind ik zelf schrijfonderwijs het lastigste onderdeel in het takenpakket van een docent Nederlands. Vergeleken daarmee is literatuuronderwijs een eitje.
Ik heb juist de indruk dat er op het gebied van het schrijven de afgelopen twintig, dertig jaar een tendens is geweest naar eenduidige normstelling. De voorkeurspelling is afgeschaft; schrijfwijzers en stijlboeken kregen een populariteit die ze in de jaren daarvoor niet hadden. We zijn een grote, homogene groep geworden die kunnen lachen om rarigheden – zoals het publiek van Paulien Cornelissen ook in de zaal lacht om rarigheden.
Het boek van Renkema is ongetwijfeld verouderd. Een leek zal het waarnemen. Hij gaat zijn heil elders zoeken. Zolang we ons ophouden in een maatschappij waarin je op schriftelijk taalgebruik afgerekend kunt worden, heeft hij groot gelijk. Wat dat betreft kan een leek sterke intuïties hebben.
Ingmar zegt
…daarmee ben je dan wel precies de descriptieve taalkundige die Renkema signaleert…
Wie is in deze zin het onderwerp, wie het lijdend voorwerp, vroeg ik me even af. Ben 'je' het die signaleert of signaleert Renkema 'je'? Dat vind ik nou interessant, dit soort dubbelzinnigheden in het Nederlands.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Beste Marc,
waarschijnlijk tegen een van Renkema's regels tutoyeer ik liever, als dat geen bezwaar is.
Ik keer me niet tegen de discussie, hoor, en wil die ook niet beëindigen, maar neem er nu juist deel aan met een wat ander standpunt dan anderen tot nu toe. Wat dat trouwens te maken heeft met mijn andere reacties op dit forum weet ik niet.
Het gaat mij erom dat je stukjes inderdaad louter negatief van toon zijn en dat vind ik gewoon sneu… Zelf hou ik zoveel mogelijk mijn eigen stijl aan en heb daar geen boek voor nodig, maar dat geldt natuurlijk niet voor iedereen. Iedereen heeft ook niet zo'n sterk taalgevoel als wij, of interesse voor of eigen meningen over taal en taalgebruik. Maar goed, misschien roept jouw aanhoudende kritiek op Renkema bij mij gewoon de neiging op om hem te verdedigen, dat kan het ook zijn. Inhoudelijk ben ik het niet echt met je oneens.
Gaston Dorren zegt
In de hoofdzin is 'je' het onderwerp en is 'de descriptieve taalkundige die Renkema signaleert' het naamwoordelijk deel van het gezegde. De bijzin is strikt grammaticaal gezien dubbelzinnig: zowel 'die' als 'Renkema' kan onderwerp zijn, en het andere zinsdeel is dan lijdend voorwerp. Maar in de context moge duidelijk zijn dat Renkema de descriptieve taalkundige (namelijk als verschijnsel) signaleert. Al kun je het zo opvatten dat 'de descriptieve taalkundige' (in dat geval dan Marc van Oostendorp) Renkema signaleert. Die interpretatie was aannemelijker geweest als er niet 'signaleert' maar 'fileert' had gestaan.
Anoniem zegt
Beste Marc,
In je reactie van vanochtend vijf voor tien lees is dat je zelf verbaasd bent dat je bespreking van de nieuwe Schrijfwijzer zo negatief uitvalt. Als dit je zo verbaast, waarom kondig je je stukken dan aan als zeer felle kritiek, met zinnen als "morgen wordt het erger"? Op mij maakte het geheel in elk geval een omgekeerde indruk: je kondigt zeer felle kritiek aan, maar inhoudelijk gebeurt er vervolgens vrij weinig spectaculairs. Hier en daar stip je terecht zwakheden van het boek aan, en wijs je op het aloude punt dat een taaladviesboek niet de waarheid in pacht heeft. (Een wetenschappelijke verhandeling over taaladvies dan weer wel, maar dat is de Schrijfwijzer niet.) Ik vind alles verrassend mild, slechts omkleed met venijn. Een schaap in wolfskleren, zou je kunnen zeggen. Het lijkt soms wel alsof er wat oud zeer is jegens taaladviesboeken in het algemeen, en de Schrijfwijzer wellicht in het bijzonder.
Ingmar zegt
Anoniem, waarom moet je prima reactie anoniem? Is dat bewust of had je gewoon geen zin of tijd op je naam of desnoods een bij- of schuilnaam in te vullen. Nou ja, ik vraag dat omdat ik merk anonieme reacties automatisch minder geloofwaardig te vinden.
Verder nog een taalkundig dingetje, over de eerste reactie hierboven van MvO. In de zin "…ik moet zeggen dat het mezelf verbaast hoe negatief dat op vrijel alle punten…" viel mijn oog op "mezelf" als een woord aaneen geschreven. Ik vroeg me zelf af of het dan een andere betekenis heeft dan wanneer er "me zelf" had gestaan. Is "ik verbaas mezelf" precies gelijk aan "ik verbaas me zelf" of niet? Voor mijn gevoel is er wel een nuance-verschil
Marc van Oostendorp zegt
Beste anonymus, Ik kondigde naan het begin een achtdelige serie aan; daaruit kun je afleiden dat ik bij het begin de Schrijfwijzer al had ingezet en een soort inhoudsopgave voor mezelf heb gemaakt.
Het staat u natuurlijk vrij om psychologische verklaringen te gaan zoeken, maar ik had de Schrijfwijzer nooit eerder ingekeken en weet eigenlijk niet van een vergelijkbaar boek. Er zal vast in mij van alles en nog wat gisten, maar ik ben me daar niet van bewust. Bovendien denk ik eerlijk gezegd dat een anonymus zich moet onthouden van gepsychologiseer: of je speelt open kaart en komt zelf naar voren (misschien hebt u wel iets tegen mij), of je zwijgt over dit soort onderwerpen.
Marc van Oostendorp zegt
Terugrecenseren: heel graag. Zoals ik in een andere reactie een paar dagen geleden schreef: mijn ideale (taaladvies)boek zou eigenlijk een soort Talmoed zijn, met commentaar op commentaar op commentaar. En de aflevering van vandaag was bedoeld om in mijn eigen kaarten te laten kijken, mijn eigen beeld van de taalgebruiker tegenover die van de Schrijfwijzer te stellen.
Met descriptieve taalkunde heeft dat allemaal niets te maken omdat beschrijven en voorschrijven nu eenmaal niet veel met elkaar te maken hebben. Je kunt een heel goede descriptieve taalkundige zijn en toch in een strenge norm geloven, ik ken daar genoeg voorbeelden van. Omgekeerd kun je een taalkundige van niks zijn en een totale anarchist.
Mijn kritiek richt zich dan ook nergens op het geven van adviezen an sich (behalve als het gaat om bijvoorbeeld het uitlachen van de schrijvers van rouwadvertenties). Mijn kritiek richt zich op de houding waaruit dit gebeurt: die van de vaderlijke herder die de onnozele kudde die onzeker is en om regels smeekt, de weg wijst. Die niet uitlegt waarop die regels gebaseerd zijn, omdat de mensen dat nu eenmaal niet willen weten, dat is namelijk 'descriptief'(hu, bah). (Merk op dat Renkema ook nu niet in discussie treedt, ondanks mijn herhaaldelijke uitnodiging en ondanks alle fora die hemzelf ter beschikking staan.)
Er zou behoefte zijn aan een veel beter boek, dat ook echt op de praktijk gebaseerd is, dat uitlegt waarom de zaken er zo voorstaan. Dat hoeft dus niet anarchistisch te zijn; maar het kan wel gebaseerd zijn op een wat moderner beeld van de taalgebruiker dan hier geschetst wordt. Dat van jou ligt bijvoorbeeld al heel wat dichter in de buurt.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, dat voorbeeld van de mensen in de bus was misschien niet zo sterk, want inderdaad, schrijftaal is geen spreektaal. (Al zitten veel van die mensen wel te schrijven – op hun mobieltje, en zonder behoefte aan regels of onzekerheid.) Ik zocht naar een voorbeeld waar je zoveel mogelijk mensen van allerlei soort om je heen ziet, vandaar die bus. Het komt behalve in de hal van het eindexamen nu eenmaal niet vaak voor dat allerlei mensen om je heen opstellen zitten te schrijven.
Jan Renkema zegt
Reactie op het octet van Van Oostendorp: Schrijf wijzer
Dat heet ‘vol op het orgel’ tegenwoordig? Ik speel een paar akkoorden mee.
De toon van de Schrijfwijzer is niet goed, de adviezen zijn ouderwets, nieuwe vragen worden niet beantwoord. En de auteur is bang, bang, bang. Dit vind ik interessant (nee geen ironie).
Ik heb talloze teksten van auteurs die teleurgesteld zijn over hun ‘miscommunicatie’. Op de site staan naar aanleiding van die teksten zeven filmpjes in zeven verschillende stijlen. In mijn ogen een enorme prestatie van Studio Filmding! In het eerste filmpje behandel ik een bestaand kaartje van een gemeente, dat zin voor zin iets laat zien wat voor veel schrijvers een eyeopener is (althans in mijn adviespraktijk). De rouwadvertentie is samengesteld op basis van vragen die ik kreeg van begrafenisondernemers en opstellers van rouwadvertenties.
Te kritisch? Tijdens het schrijven moet je bij elke punt even proberen te denken hoe de lezer zal reageren: de tekst als ‘halve dialoog’. Natuurlijk gebeurt dat in het echt maar zelden. (Ik denk ook niet altijd aan mijn ‘buikademhaling’.) Maar even oefenen helpt wel. Vandaar de filmpjes.
De Schrijfwijzer is gebaseerd op het principe ‘Laat de vorm van de boodschap niet onbedoeld de aandacht afleiden van de inhoud.’ En inderdaad, vormkritiek wordt vaak gegeven door criticasters. Maar wanneer onzekere schrijvers advies vragen, dan zeg ik: ‘Ach, pas dat detailpunt even aan, dan kunt u weer verder met uw tekst.’ Het doel van het boek plus de site is dat schrijvers zo snel mogelijk weer door kunnen gaan met hun tekst.
Misschien gaat een ‘live-recensie’ over ‘De reizigers wordt/worden verzocht’ toch iets te snel. In de Schrijfwijzer van 2002 zeg ik dat ‘wordt’ en ‘worden’ beide heel goed te verdedigen zijn. Ik kreeg hier veel kritiek op: ik zou alles maar goedkeuren en de taalgebruiker in onzekerheid achterlaten, terwijl die gewoon wil weten hoe het moet. In de aangepaste editie van 2005 heb ik daarom nog toegevoegd dat deskundigen het niet eens zijn over deze kwestie.
In de jaren daarna las ik de theorie van Coppen. Ik ben een groot bewonderaar van zijn Taalprof-site, en verwijs studenten ook regelmatig naar zijn grondige analyses. Maar deze keer was ik het niet met hem eens. Ik ben gaan nadenken over een verklaring voor de mogelijkheid van beide vormen. In mijn benadering spelen drie elementen een rol. 1. Wat gebeurt er met overeenkomstige werkwoorden zoals ‘aanraden’, ‘adviseren’ en ‘vragen’. Een verklaring voor alleen de NS-zin vind ik te mager. 2. Wat voor invloed heeft de (inderdaad verwarrende) weglaatbaarheid van ‘aan’ en ‘om’? 3. Hoe speelt het verschil tussen bedrijvend en lijdend een rol? Ook is naar mijn idee belangrijk of het lijdend voorwerp al dan niet menselijk is. Hiernaar verwijst indirect trouwens een commentator met de betekenis ‘in verzoeking raken’. Maar hier kwam ik niet uit.
Uiteraard kan deze benadering ‘flauwekul’ zijn. Ik heb de taalgebruiker een hart onder de riem, of zo u wilt een riem onder het hart willen steken. Maar ik buig het hoofd voor betere grammatici dan ik. Een interessante opening lijkt mij de vraag wat je achterwege zou kunnen laten in een tekst.
Jan Renkema
Ingmar Roerdinkholder zegt
Driewerf bravo, Jan Renkema, dat u hier gereageerd hebt!
Ingmar zegt
Bedankt.
Anoniem zegt
http://www.janrenkema.nl/?pagina=boeken.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Interessant, Anoniem, om via deze link te kunnen zien wat Jan Renkema zoal gepubliceerd heeft. Ook interviews met hem en een aantal columns van zijn hand zijn er te vinden. Gaat dat zien!
Maar waarom anoniem? Je gaat dan denken dat dit van Jan Renkema zelf komt, die wil laten zien wat hij allemaal gepresteerd heeft maar niet als opschepper wil overkomen. Of van een collega van Marc van Oostendorp die niet wil toegeven dat hij het niet met hem eens is. Of… weet ik veel. In ieder geval blijf ik vinden dat anonieme reacties afbreuk doen aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de boodschap en de boodschapper.
Anoniem zegt
Beste Marc,
Het spijt me dat ik de indruk heb gewekt van een persoonlijke aanval. Dat was niet mijn bedoeling. Ik wilde graag zeggen dat de achtdelige blog minder venijn leek te bevatten dan de aan- en afkondigingen suggereerden. Dat vind ik jammer, ik had graag meer inhoudelijke kritiek gezien. In mijn zoektocht naar een verklaring heb ik misschien geneigd naar psychologiseren, maar daar was ik mij dan weer niet bewust van.
Kortom, ik heb niets tegen u – ik kwam uw blogs per toeval tegen op de twitteraccount van Onze Taal.
O ja, ik reageer slechts anoniem omdat ik geen blogspot-account heb en ik niet graag mijn hele Google-account verspreid.
Groet,
Hans (alumnus van de Universiteit van Tilburg, ik studeerde communicatie- en informatiewetenschappen).
Ingmar Roerdinkholder zegt
Hans, je kunt onderaan ook kiezen bij antwoorden als: "Naam/URL", dan vul je alleen je naam in en niets bij URL. Dat doe ik altijd en dan komt je naam boven je reactie te staan.
Jan Kuyper zegt
Tot voor kort beschouwde ik de heer Van Oostendorp als een van de gezaghebbende mensen in ons geliefde vakgebied, de taalwetenschappen, een intelligente, integere en collegiale man. Iemand dus, die het toejuicht wanneer een gerenommeerde 'vakbroeder' een betekenisvol product op de markt brengt, dat door zeer veel mensen in allerlei omgevingen enthousiast verwelkomd wordt. Immers, wij 'vakbroeders en -zusters', zijn toch allemaal blij met elke bijdrage aan de verbetering van het taalgebruik in het algemeen en die van de begrijpelijkheid in het bijzonder?
Ik moet echter mijn mening over deze heer herzien: immers, wat bezielt zo iemand om in acht afleveringen de nieuwe Schrijfwijzer en de digitale versie daarvan op een even minderwaardige als bizarre wijze op de korrel te nemen? Het lijkt me, dat afgunst de enige drijfveer kan zijn.
De auteur van de Schrijfwijzer, de zowel hoogbegaafde als hoogbeschaafde Jan Renkema, reageert op de waardige wijze die wij van hem kennen, maar het staat mij vrij woedend te zijn over Van Oostendorps vuilspuiterij en hem erop te wijzen dat hij zich allesbehalve intelligent, integer en collegiaal gedraagt. Epitheta als 'dom'(simpel, zo u wil), 'vílein' en laag-bij-de-gronds' hebben kennelijk de macht overgenomen in 's mans brein!
De gebrekkige, soms zelfs ontbrekende argumentatie en de misselijkmakende insinuaties in Van Oostendorps feuilleton maken dat de lezer aan de, overigens weinig voorkomende, steekhoudende opmerkingen niet toekomt.
Een enkel voorbeeld ter illustratie. Van Oostendorp schrijft:"…want de Schrijfwijzer lijkt niet in de eerste plaats voor jongeren bedoeld. Het is geen advies voor deze tijd, het is advies voor vroeger".
Ik ben benieuwd welke jongeren de heer Van Oostendorp hierover geraadpleegd heeft. De jongeren die ik in mijn dagelijkse (taal-)praktijk spreek, zijn zonder uitzondering juist erg blij met deze nieuwe Schrijfwijzer. Is Van Oostendorp misschien zelf het contact met de jeugd kwijt en tracht hij langs deze vileine weg bij hen in het gevlei te komen? Daarmee doet hij dan die jongeren te kort: alsof die daar in zouden trappen!
Dat dit advies niet voor deze tijd bedoeld zou zijn, klopt van geen kanten. In organisaties en bedrijven waar ik mee in aanraking kom, keek men reikhalzend uit naar de nieuwe versie!
(Overigens, Schrijfwijzer is een mannelijk woord, dus daar kun je niet naar verwijzen met "het", zoals Van Oostendorp doet, maar dit terzijde!)
Laat ik afsluiten met de gedachte, dat er misschien toch nog hoop is voor de heer Van Oostendorp. Ik heb mij namelijk laten vertellen, dat er ergens in de bijbel het volgende staat:"zalig de eenvoudige van geest, want hem is het rijk der hemelen"!
Ingmar zegt
Nu krijg ik haast weer de neiging om MvO te gaan verdedigen, zoals ik dat eerst bij JR had toen deze door eerstgenoemde werd aangevallen…
Maar goed, deze serie Schrijfwijzer-recensies hier heeft ik elk geval duidelijk veel opgeroepen, vooral de toon die overheersend -of uitsluitend? – te negatief overkwam op velen, inclusief mij-zelf. Het viel mij wel op dat tot gisteren (dit stukje, nr 7) eigenlijk niemand van de reageerders daar over leek te vallen, ze leken eerder mee te praten met MvO vond ik, daarom besloot ik dit uiteindelijk hierboven maar aan de orde te stellen. Vanaf dat moment bleken er nog veel meer mensen zich aan de toon te storen.
Maar om nu MvO daar persoonlijk over aan te vallen, door hem bv. als 'eenvoudige van geest' te kenschetsen, lijkt me ook weer niet zo kies.
Hans zegt
Ah, dat had ik niet gezien. Bedankt Ingmar.
Ingmar zegt
Wie is trouwens dat leuke meisje op de foto hierboven? vraag ik me steeds af 😉
Gaston Dorren zegt
Dat weet ik niet, maar ze doet het goed: http://goo.gl/LraQw.
Ingmar zegt
Ze doet me denken aan een van mijn middelbare school- vriendinnetjes (ik heb het nu over bijna vijfentwintig jaar geleden). Die kwam uit Groningen, dit lijkt me ook wel een noordelijk type. Hoewel ik normaal niet zo'n liefhebber van blond en blauwgeoogd ben, heeft ze wel iets.
ingmar zegt
de nada
Jef zegt
Is het niet: 'in het gevlij komen'?