De interessantste opmerking in de discussie over de Schrijfwijzer werd uiteindelijk gisteren gemaakt door Jan Renkema, de auteur van het besproken werk. In een reactie die gisteren tegelijkertijd verscheen op de Facebook-pagina van de Schrijfwijzer (alleen voor mensen met een Facebook-account, vermoed ik) en hier op Neder-L (u moet een beetje scrollen, het stukje van Renkema staat tussen de reacties.)
Het lijkt me flauw om hier weer een weerwoord te geven op Renkema’s weerwoord. Ik ben blij dat hij gezegd heeft wat hij wilde zeggen, en bovendien is het nu ook weer niet nodig om te kissebissen over details. Het lijkt me duidelijk dat Renkema en ik twee verschillende stijlen vertegenwoordigen om over taal na te denken en te schrijven.
De interessante opmerking staat aan het begin:
Dat heet ‘vol op het orgel’ tegenwoordig?
De uitdrukking ‘vol op het orgel gaan’ werd bekend toen de CDA’er in de zomer van 2010 zijn partijgenoten waarschuwde dat Geert Wilders in een nieuwe regering ‘vol op het orgel’ zou gaan. In die zin betekent de uitdrukking: populistisch schreeuwen.
Ik wijs de impliciete politieke implicaties van die beschuldiging natuurlijk heftig van de hand. Maar ik snap hem vanuit het standpunt van Renkema nog wel. De Schrijfwijzer is geschreven door een autoriteit, zij het een ‘moderne’ autoriteit die de mensen vanuit zijn vooraanstaande positie wil helpen. Ik geloof ook dat de persoon Jan Renkema dat oprecht wil, dat hij echt zijn publiek, de wat oudere mensen die niet precies weten hoe het moet, aan de hand wil nemen en hun worsteling wil vergemakkelijken.
Taalcultuur
Maar, hoe modern ook, discussie en kritisch bespreken horen niet bij zo’n autoriteit. Dat voelt dan al snel aan als populistisch schreeuwen, als deel van een bredere beweging die iedere autoriteit maar belachelijk wil maken en de elite wil verstoten zonder er iets voor in de plaats te stellen. Het geeft een onbehaaglijk gevoel. Het medium van een weblog heeft natuurlijk van zichzelf al iets populistisch, met die korte stukjes en de mogelijkheid voor het volk om meteen in gesprek te gaan met de auteur, en deze zelfs anoniem de oren te wassen.
Hoe dan ook, een toekomstig historicus van het Nederlands taalgevoel zal hopelijk iets hebben aan de discussie die er in deze zomerweken is geweest, onder andere in de reactiepanelen van Neder-L. De Schrijfwijzer is, zoals ik ook in de eerste aflevering van deze zomerserie al schreef, nu eenmaal hét taalboek van de afgelopen decennia, en we hebben een heel scala aan opinies voorbij zien komen. Als we ons met ons allen ons ergens om gelukkig om kunnen prijzen, dan is het, lijkt mij, om de levendigheid van onze taalcultuur.
Schrijfwijzer zegt
De reactie van Jan Renkema is na te lezen op de Schrijfwijzersite: http://u4y.nl/fe8e.
Ingmar zegt
Waar staat dat precies op die site (ik kon het niet vinden) of moet je eerst inloggen met een wachtwoord en ID?
Hans Koevoet zegt
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
Hans Koevoet zegt
Excuus, ik keek met mijn neus. De reactie op de Schrijfwijzersite staat hier: http://bit.ly/QcUOnt
Jac Brouwer zegt
Ik heb de hele serie gelezen. De redelijk neutrale afsluiting van stukje 8 doet niet veel af aan de bedenkelijke op de persoon gerichte toon van de voorgaande zeven stukjes. Als de recensent dit niet zo bedoeld heeft, heeft hij in ieder geval in hoge mate die schijn gewekt. Taal is per definitie communicatie en ik wil hem er graag aan herinneren dat toon hierbij van cruciale betekenis is. Dat Jan Renkema een eminent taalkundige is en waarschijnlijk geen deskundige op het gebied van webdesign en sociale media, het zij zo. Dat de digitale Schrijfwijzer in een behoefte voorziet is echter duidelijk. En ook in de staart, stukje 8, zit nog het venijn: de ouderwetse auteur zou alleen, zij het goed bedoeld, een publiek van wat oudere mensen die niet precies weten hoe het moet, aan de hand willen nemen en hun worsteling vergemakkelijken. Het lijkt wel stervensbegeleiding!!! Ik ben toevallig ook als taalkundige werkzaam en kom, onder andere bij cursussen en trainingen, een breed scala aan mensen, jong en oud(er) tegen met taalvragen die met de Schrijfwijzer zeer goed geholpen zijn. Dat er daarnaast ook andere en meer moderne adviesmogelijkheden zijn, doet daar niet aan af. Mijn conclusie: kritiek mag, en moet zelfs, maar dan wel zakelijk; zowel inhoudelijk als qua toon.
Ingmar zegt
Ah, ja. Maar dit is de reactie die JR gisteren ook hier al op Neder-L heeft gezet, onder Schrijfwijzer 7.
Toch bedankt
Ingmar Roerdinkholder zegt
Nog even iets heel anders, waar ik -wellicht onlogisch- door de titel 'Schrijfwijzer' op kwam:
ik keek zondag met mijn zoons naar het televisie-programma Stabilo Spellingstrijd, waar kinderen uit groep 7 en 8 aan meedoen.
Voor mijn gevoel diskwalificeert dit programma zich bij voorbaat al, want het zou Spellingsstrijd moeten heten, met een tussen -s dus. Je zegt toch ook spellingsoorlog, spellingskwestie en spellingsregels?
Of heb ik het miss?
Gaston Dorren zegt
Je vergist je in zoverre dat volgens de Gekleurde Boekjes beide correct zijn: spellingkwestie en spellingskwestie.
Wilhelm Deussen zegt
Nu de achtdelige reeks is afgelopen doe ik graag ook een duit in het zakje: ik vond deze reeks een dieptepunt van het heerlijke weblog Neder-L, en van de bijdragen van MvO. Ik volg dit weblog nog niet lang, maar met uitzonderlijk veel plezier, en ik ben bang dat MvO hier, bij hoge uitzondering, de plank enorm heeft misgeslagen. Alleen al de vorm van het stuk – een recensie in acht delen – vind ik neerbuigend, net zoals Brandt Corstius indertijd De ontdekking van de hemel in drie delen neersabelde omdat het zo slecht was dat hij het niet in één stuk kwijt kon. Ook voor de rest ben ik het met bovenstaande reactant eens dat de toon wel heel erg op de persoon gericht lijkt.
Ingmar zegt
Mmm, ja, maar "spellingkwestie" klínkt toch helemaal niet! Ik ken ook niemand die dat zo zegt, volgens mij. Bij Spelling(s)strijd kun je het verschil niet horen, maar zoals ik al schreef is dit natuurlijk hetzelfde als Spellingsoorlog, en "spellingoorlog" klinkt me al helemaal vreemd in de oren.
Is dit echt oorspronkelijk goed Nederlands of is het soms onder Engelse invloed opgekomen de laatste jaren?
Guy Bourgeois zegt
Vloeken in de kerk doe je nu eenmaal niet op fluistertoon. Sommige reacties (ook die van de heer Renkema) doen me denken aan Hermans' 'Onder professoren' waarin de status quo voor sommigen het hoogste goed lijkt. Als leek kan ik het dan ook appreciëren dat de heer Van Oosteendorp het, tot dusver als enige, heeft aangedurfd om te opperen dat deze "hernieuwde" Schrijfwijzer helemaal niet zoveel nieuws te bieden heeft.
Gaston Dorren zegt
Ik vind spellingkwestie nu net zo min raar klinken als woningnood (Duits: Wohnungsnot). Maar ik meen me te herinneren dat ik vroeger 'spellingskwestie' zei en schreef. Geen idee waarom dat veranderd zou zijn.
Gaston Dorren zegt
Heb ik iets gemist? Gaat Marc van Oostendorp nu echt zo grof tekeer tegen Jan Renkema? Ik heb zojuist de serie nog maar eens doorgelezen, want het was me niet zo opgevallen. En ik moet zeggen: ik vind nog steeds dat de recensent de bal speelt, en niet de man. De enige die naar mijn mening op zijn zachtst gezegd onbesuisd met gestrekt been inkomt (bij aflevering 7) en wat mij betreft een rode kaart verdient, is Jan Kuyper (die ik zelfs, om de beeldspraak nog even door trekken, graag aan een dopingcontrole zou onderwerpen).
Natuurlijk doet de recensent pittige uitspraken over de Schrijfwijzer. En natuurlijk is een recensie in acht afleveringen aan de lange kant. Anderzijds, een standaardwerk met een merkbare invloed op de Nederlandse schrijftaal verdient uitgebreide aandacht. En in veel gevallen geeft de recensent voorbeelden en/of argumenten om zijn kritiek te onderbouwen. Bovendien nodigt hij de lezer én de gerecenseerde expliciet uit tot weerwoord, en die hebben daar ook gebruik van gemaakt. Werkelijk, ik ken weinig internetdiscussies die zo wellevend en met nadruk op de inhoud gevoerd worden.
Gert de Jager zegt
Hoe kan een vorm op zichzelf neerbuigend zijn? Carel Peeters schreef een recensie in vijf delen over De ontdekking van de hemel. Hij vond dat het boek, dat hij bewonderde, het meer dan waard was.
Ingmar zegt
Mmm… en spellingoorlog dan?
Ingmar zegt
Waarom moet er eigenlijk wel altijd een tussen-s in bv. reddingsvest en niet in spelling(s)kwestie, of vind je reddingvest ook wel goed klinken?
Ingmar zegt
Nou, blijkbaar zijn er toch vrij veel lezers die zich wel aan MvO's toon tov JR gestoord hebben, dus er zal toch wel iets in zitten, denk je ook niet? Of zijn dat -net als ik misschien -allemaal overgevoelige types met gedateerde opvattingen en omgangsnormen?
Gaston Dorren zegt
Dat er 'vrij veel' van zulke lezers zijn, wil toch niet zeggen dat ik dat ook moet vinden? En labels als overgevoelig en gedateerd ga ik niet gebruiken – mensen denken en voelen gewoon verschillend. Overigens heb ik een enorme hekel aan agressieve debatten, dus afgestompt ben ik op dit punt ook weer niet. Misschien wel gepostdateerd ;-).
Ingmar zegt
Nee, dat hoef je natuurlijk niet te vinden, maar mij verbaast dan weer jouw verbazing over het feit dat vrij veel van de lezers/reageerders het wel zo zien. En je moet er wel rekening mee houden dat wanneer jij als een van de vaste medewerkers van Neder-L, een autoriteit en iemand met macht in de ogen van ons lezers, een mening geeft die als verdediging van een collega kan worden uitgelegd, hier meer gewicht en betekenis aan kan worden gegeven dan je misschien zelf doorhebt.
In ieder geval kreeg ik een beetje het gevoel bij je zin Heb ik iets gemist? dat de vrij veel lezers die het wel gewaagd hadden om iets over MvO's toon in deze stukjes op te merken, hierdoor een beetje gebagatelliseerd werden. Waarschijnlijk niet zo bedoeld maar zo werkt dat blijkbaar
Marc van Oostendorp zegt
Enige nuance. Die 'vrij veel' mensen opereren vrijwel allemaal anoniem of onder een pseudoniem (ze noemen zich taalkundige maar hebben geen terugvindbare publicaties op hun naam staan en zijn niet aangesloten bij enige beroepsvereniging). Bovendien komen hun reacties vrijwel allemaal van hetzelfde IP-adres.
Iedereen mag alles van mij vinden,maar ik werp verre van mij dat ik ad hominem zou hebben geopereerd. U wekt die suggestie, en dan zou u inmiddels misschien een concreet voorbeeld daarvan kunnen geven.
Gaston Dorren zegt
Ik weet het niet, en nee, reddingvest klinkt mij niet goed in de oren (maar de KNRM misschien wel… zie knrm.nl). Stellingkast wel, en veilinghuis. Waarschijnlijk bestaan hier theoretische ideeën over, maar ik ben er niet van op de hoogte. Zelf schrijf ik op dit punt wat ik hoor, en aan sommige dingen die ik hoor heb ik lang moeten wennen. Zoals 'doodkist'.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Nou, hoe vreemd mijn naam misschien ook mag klinken voor de meeste mensen, het is echt geen pseudoniem, hoor 😉
En heeft het feit of iemand gepubliceerd heeft of niet eigenlijk van doen met diens 'recht' om opmerkingen te maken op dit forum? Zeker ook als deze niet op de eerste plaatst inhoudelijk taalkundig zijn.
Ik zelf vond de louter negatieve toon en het in zeven of acht delen kort achter elkaar neersabelen van Jan Renkema's Schrijfwijzer gewoon wat pijnlijk worden en dat wilde ik laten weten. Ik zeg daar verder niet mee dat dit gemeen, boosaardig, opzettelijk zo bedoeld was, want dat geloof ik niet.
Het is in ieder geval wel een interessante en levendige discussie geworden.
Ingmar zegt
Nederlands blijft een interessante en ingewikkelde taal.
Martin Kabos zegt
Recensie de Schrijfwijzer: deels onterechte terechtwijzing, deels onvolledig beeld
De recensie in 8 afleveringen die Marc van Oostendorp aan de Schrijfwijzer van Jan Renkema heeft gewijd, is interessant, mede door het interactieve karakter. Toch is in de serie en in de commentaren een aantal zaken niet aan bod gekomen; daarnaast is een deels onterecht beeld ontstaan. Wat dit laatste betreft: de serie geeft een te beperkt en soms vertekend beeld van het boek (‘ouderwets en bang’), een beeld dat Van Oostendorp onderbouwt met een selectieve keuze van voorbeelden.
Van Oostendorp heeft een punt als hij wijst op het ontbreken van referenties en een literatuurlijst. Hopelijk kan Renkema op de site van zijn boek hier een oplossing voor bieden. Wel wijst hij al in het voorwoord op het bestaan van ‘uitgebreide (gratis!) adviesdiensten en digitale woordenboeken’ en meldt hij dat hij zich van vele bronnen bediend heeft. Ik zou zeggen: laat ons vooral weten welke.
Bezwaarlijk vind ik Van Oostendorps werkwijze in het zesde deel, waarin hij onder de titel ‘Niet bijgewerkt’ een gekleurd beeld geeft door alleen enkele voorbeelden uit de oude doos te noemen. Wie de moeite neemt om de Schrijfwijzer door te bladeren, komt tal van recentere voorbeelden tegen.
Op blz. 151 vind ik bijv. de term ‘framing’, de ‘animal cops’ en de ‘caviapolitie’ komen langs (blz. 154), evenals het voorstel van Hirsch Ballin uit 2008 om het woord ‘allochtoon’ voortaan te vermijden. Verder lezen we over de ‘prachtwijken’ van Vogelaar (blz. 152), en ook over sociale media (blz. 168), ‘googelen’, ‘hyven’ (toegegeven: ‘facebooken’ was nog beter geweest), ‘Wii’ en ‘iPhone’ (blz. 358). Wel had Renkema voorbeelden zoals ‘prijzenbeschikking particuliere ziektekosten’ (uit de tijd van de ziekenfondsen) beter kunnen aanpassen.
De serie recensies is onvolledig doordat nergens genoemd wordt dat Renkema de eerste hoofdstukken wijdt aan tekstkwaliteit en zijn CCC-model (de C’s staan voor correspondentie, consistentie en correctheid). Hiermee geeft hij een goed kader voor tekstanalyse en schrijfadviezen. De professionele tekstschrijvers van Tekstnet gebruiken dit model intensief, o.a. bij het beoordelen van de kwaliteit van werk van aspirant-leden (http://www.tekstnet.nl/CCC-criteria#CCC-basismodel). Renkema’s tekst over het – volgens Van Oostendorp ‘ouderwetse’ medium – van de webpagina geeft meer dan ‘een paar verouderde tips’. Deze tekst is een nuttige, zij het beknopte, aanvulling op het breed inzetbare CCC-model.
Verder komen in de eerste hoofdstukken inhoud en structuur aan bod, met bruikbare en nuttige beschrijvingen van tekststructuur en alinea’s (slechte alinea-indeling en zwakke tekststructuren bezorgen redacteuren nog steeds veel werk). Ook geeft Renkema zinnige adviezen voor formulering en stijl.
Bij mijn werk als taalredacteur heb ik veel contact met auteurs van medisch-wetenschappelijke artikelen en in deze groep professionals bestaat veel onzekerheid over allerlei keuzes bij het schrijven. Het overleg daarover verloopt meestal via het – volgens Van Oostendorp eveneens ‘ouderwetse’ – medium van e-mail. Deze auteurs lijken weinig gebruik te maken van allerlei taaladviessites en zij zijn blij als zij op het bestaan ervan geattendeerd worden.
Deze professionals hebben in hun rol als schrijver behoefte aan duidelijke richtlijnen: zij willen tegenover hun vakgenoten – kritische lezers – geen fouten maken. Voor zulke schrijvers is de Schrijfwijzer nuttig.
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel voor uw interesante en evenwichtige reactie. Wanneer ik mezelf nog meer ruimte had gegund, was ik ook op dat CCC-model ingegaan. Het lijkt me dat ook daarover de meningen kunnen verschillen. (Het verbaast me eigenlijk hoe weinig verschil van mening er in het wereldje van het taaladvies mogelijk blijkt te zijn – hoe allergisch men is voor verschil van inzicht.)
Dat sommige mensen behoefte hebben aan 'duidelijke richtlijnen' zal ik niet ontkennen, maar u en ik verschillen dus van mening over de bruikbaarheid van de Schrijfwijzer in vergelijking met gratis alternatieven.
In uw reactie valt me ook iets anders op, dat eigenlijk met de discussie niet veel te maken heeft. U zegt dat u redactioneel werk doet voor schrijvers van medisch-wetenschappelijke artikelen. Dat verbaast me in die zin dat ik, als leek, dacht dat zulke artikelen inmiddels allemaal in het Engels geschreven werden. Dat is dus niet zo? Gaat het hier over specifieke soorten van medisch onderzoek of zijn er in alle takken nog Nederlandstalige publicaties mogelijk?
Martin Kabos zegt
Medici en moedertaal
Zeker, er worden nog steeds veel medisch-wetenschappelijke artikelen in het Nederlands geschreven. Ze verschijnen in algemeen medische tijdschriften, maar ook in specifieke: bijna in alle specialismen zijn nog Nederlandstalige publicaties mogelijk. De Nederlandstalige medisch-wetenschappelijke tijdschriften worden volgens een recent artikel in Medisch Contact goed gelezen (Maassen & Visser 2012):
‘Bijna driekwart van de artsen zegt de wetenschappelijke ontwikkelingen ‘goed’ bij te houden, ruim een kwart zegt dat niet te doen. Geïnteresseerde artsen lezen vrijwel allemaal (99%) artikelen en berichten over wetenschap in Medisch Contact; 77% doet dat zelfs wekelijks. Ook volgen zij Nederlandstalige medisch-wetenschappelijke tijdschriften als het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) of Huisarts en Wetenschap.’
‘Het percentage artsen dat Engelstalige bladen zoals The Lancet, BMJ, JAMA of NEJM leest, is aanzienlijk lager: 31% doet dat wekelijks, 21% zelfs nooit.’
Medisch Contact is een uitgave van de KNMG en met een oplage van 47.000 is dit blad veruit het grootste; dit blad publiceert meer journalistieke artikelen.
Het NTvG (oplage 22.000) richt zich op de Nederlandse arts in het algemeen en publiceert veel belangrijk Nederlandstalig onderzoek. Bijvoorbeeld: een onderzoek naar de capaciteit van de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg in Nederland. Of een onderzoek naar de vraag of een getalsmatige weergave van de kankerrisico’s bij een test van het KWF leidt tot een beter begrip bij de gebruikers. Ook worden regelmatig dubbelpublicaties in het Nederlands uitgebracht van belangrijk onderzoek dat eerst in een Engelstalig toptijdschrift is gepubliceerd, bijv. over regionale verschillen in moedersterfte in Nederland.
Uit onderzoek in 2005 bleek dat veelschrijvende auteurs van artikelen in hooggeciteerde internationale tijdschriften ook regelmatig in het NTvG schrijven, en omgekeerd (Veenemans e.a. 2005).
Een bekend probleem voor de schrijvers van Nederlandstalige publicaties is de weging van hun citatiescores: Nederlandse artikelen zouden meer mee moeten tellen (Visser 1998). Visser beschrijft ook goed waarom het belangrijk is dat artsen ook in het Nederlands publiceren:
‘Er is een verband tussen taal, cultuur en geneeskunde. (…) de taal is belangrijk voor de overdracht van de culturele traditie. De taal kan vergeleken worden met de genetische code die de overdracht van informatie naar de volgende generatie veilig stelt.’
Ten slotte hebben ook veel wetenschappelijke verenigingen van medisch specialisten een eigen wetenschappelijk tijdschrift. Deze hebben een onafhankelijke redactie, werken met beoordeling door erkende vakgenoten en sommige zijn ook opgenomen in PubMed (database van medische vakliteratuur). Ze publiceren ook oorspronkelijk onderzoek.
De meeste van deze tijdschriften verschijnen in het Nederlands, bijv. het Tijdschrift voor Psychiatrie, het Nederlands Tijdschrift voor Obstetrie & Gynaecologie en het Nederlands Tijdschrift voor Heelkunde. Slechts enkele verenigingen hebben een Engels wetenschappelijk tijdschrift, bijv. de internisten.
Kortom, er is nog steeds werk voor neerlandici die medici willen ondersteunen als ‘schrijfwijzer’ bij een goede communicatie in het Nederlands.
Literatuur
Maassen H, Visser J. Liever lezen dan doen. Medisch Contact 2012: 894-7.
Veenemans J, Hoogeveen J, Overbeke AJPM. Nederlandse auteurs in internationale medische tijdschriften ook auteurs van publicaties in het NTvG. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005; 149: 2573-6.
http://www.ntvg.nl/publicatie/nederlandse-auteurs-internationale-medische-tijdschriften-ook-auteurs-van-publicaties-het/volledig
Visser HKA. Het belang van publiceren in Nederlandse wetenschappelijke tijdschriften met een extern beoordelingssysteem. Ned Tijdschr Geneeskd. 1998; 142: 798-801.
http://www.ntvg.nl/publicatie/het-belang-van-publiceren-nederlandse-wetenschappelijke-tijdschriften-met-een-extern-beoo/volledig