Mooie kop in de Volkskrant van afgelopen zaterdag: Het was yoghurt dat Misrata redde. Ik dacht meteen: Waarom staat daar niet die? Want het is toch de yoghurt? Waarom dan niet Het was yoghurt die Misrata redde? Maar bij nader inzien is dat een veel slechtere zin, althans, mij klinkt hij slechter in de oren. Wat is hier aan de hand? Het zal toch niet zo zijn dat dit een geval is van geslachtsverwildering, zoals je dat tegenwoordig zo vaak ziet, zoals in het boek die ik gelezen heb. Dat lijkt me alleen al vanuit mijn persoonlijk taalgevoel onwaarschijnlijk, want ik heb geen enkele neiging om iets te zeggen als De yoghurt dat op tafel staat is bedorven. En toch vind ik in de voorbeeldzin dat veel beter dan die.
Ik herken de constructie natuurlijk wel: het gaat om een zin met voorlopig onderwerp het, en de bijzin is het eigenlijke onderwerp. Het klassieke voorbeeld is het spreekwoord Het zijn niet allen koks die lange messen dragen. De betekenis is dan te omschrijven als Degenen die lange messen dragen zijn niet allen koks.
Die betekenisweergave suggereert meteen al de ontleding: de bijzin is een betrekkelijke bijzin met ingesloten antecedent. In de variant zonder voorlopig onderwerp het, met de bijzin vooraan, zou je ook kunnen zeggen: Wie lange messen dragen, zijn niet allen koks. En als dit juist is, zou in de oorspronkelijke zin ook mogelijk moeten zijn: Het zijn niet allen koks wie lange messen dragen. Maar of het nou is omdat het spreekwoord nu eenmaal anders is, of omdat dit een beetje aan Johan Cruijff doet denken, helemaal lekker klinkt die variant niet.
Het spreekwoord is misschien een geval van ouderwets taalgebruik, maar de constructie komt nog veelvuldig voor, bijvoorbeeld in: Het zijn niet allemaal bobo’s die daar op de tribune zitten. De betekenis is ook hier Degenen die daar op de tribune zitten zijn niet allemaal bobo’s.
Je zou die analyse ter discussie kunnen stellen. Het is natuurlijk best mogelijk om een bijvoeglijke bijzin bij bobo’s te zetten, dus waarom zou dat hier ook niet het geval kunnen zijn? Alleen die betekenis is misschien een wankele basis voor de ontleding. Toch is er ook een syntactisch argument. Want stel dat je een ondubbelzinnige bijzin zet bij bobo’s, dan kun je nog de oorspronkelijke bijzin handhaven: Het zijn niet allemaal bobo’s die teveel geld hebben, die daar op de tribune zitten. Nu is meteen duidelijk (ook al aan de intonatie) dat de eerste bijzin een bijvoeglijke bijzin bij bobo’s is, en de tweede bijzin niet. De tweede bijzin is dus inderdaad een ander zinsdeel, en dat kan alleen maar het onderwerp zijn.
Terug naar de yoghurt. Omzetting van de woordvolgorde bevestigt de analyse: Datgene wat Misrata redde, was yoghurt, of Wat Misrata redde, was yoghurt. In ieder geval niet *Dat Misrata redde, was yoghurt. Net zoals bij de bobo’s en de koks is de variant met die/dat op de eerste zinsplaats slecht. Hier nog slechter eigenlijk.
In de generatieve literatuur is er flink wat discussie geweest over de analyse van dit soort zinnen, die ook wel gekloofde zinnen worden genoemd (op de eerste zinsplaats, met wie/wat heten ze pseudogekloofde zinnen). Het is natuurlijk heel verleidelijk om de zin Het was yoghurt dat Misrata redde op de een of andere manier af te leiden uit de eenvoudige zin Yoghurt redde Misrata. Daar moet je dan echter wel heel wat voor doen: dummy koppelwerkwoord erbij, dummy voornaamwoord het, en de zin in bijzinsvolgorde zetten (houden, om precies te zijn). Automatisch komt dan de gedachte op dat dat ook wel eens het voegwoord zou kunnen zijn. Eventueel met een lege operator erbij om het ontbrekende zinsdeel in de bijzin te verantwoorden, als generativist schrik je niet gauw ergens voor terug.
In de meeste generatieve analyses wordt een relatie gelegd tussen het ontbrekende zinsdeel in de bijzin en het naamwoordelijk deel van de hoofdzin (yoghurt en datgene wat Misrata redde). En natuurlijk is er zeker een betekenisrelatie. Maar de syntaxis is problematisch. Je kunt namelijk ook een meervoud hebben, als in Het is alleen meer lezers dat dit tijdschrift kan redden. Zelfde structuur, maar hoe leg je nu een relatie tussen meer lezers en het onderwerp van de bijzin? Nu is er niet alleen een geslachtsverschil, maar ook een getalsverschil. Want het onderwerp van de bijzin is enkelvoud.
Voor een gewoon voornaamwoord is dit allemaal niet zo problematisch. Je kunt best met voornaamwoorden als het, dat en dit verwijzen naar abstracte zaken, ook als die door meervoudige woordgroepen worden aangeduid. Wat je dan denk ik doet is die meervoudige woordgroepen als een zin interpreteren. Neem bijvoorbeeld een geval als Meer lezers? Ja, dat zou ons kunnen redden! In deze structuur verwijst dat niet zozeer naar de woordgroep meer lezers, maar naar een soort zin waar die woordgroep een onderdeel van is. Dat kun je zelfs beargumenteren met varianten als: Binnen een jaar meer lezers? Ja, dat zou ons kunnen redden! Zo is ook het betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent te verklaren: dat bestaat dan uit een gewoon voornaamwoord dat(gene), en een betrekkelijk voornaamwoord dat daarop aansluit.
Doorgetrokken naar het oorspronkelijke voorbeeld lijkt me dit te betekenen dat je Het was yoghurt dat Misrata redde moet zien als Het was dat er yoghurt was wat Misrata redde. Waarbij yoghurt niet zozeer staat voor het witte slijmerige goedje, maar voor de hele industrie die daaraan gerelateerd is.
Waar komt dan de voorkeur vandaan voor dat, als de bijzin achteraan staat? Ik weet niet zeker of het een voorkeur is, maar misschien is het eerder een afkeer van wat/wie. Misschien dat de constructie eerder schrijftalig is (dat wordt tenminste overal beweerd), terwijl de w-vormen met spreektaal geassocieerd worden.
Peter-Arno Coppen
Hans zegt
Veel gedoe om niets. Gewoon weer een anglicisme. Je went eraan. En hier boven dit tekstvak zie ik dat ik mijn mening kan delen en communiceren. Tijdens een evenement. Als ik daar tenminste toegang toe heb.
Anoniem zegt
Misrata gered door yoghurt
Dat kan toch ook? En is nog bondiger ook….
Hans zegt
@Anon:
Dat kan wel, maar daarmee gaat de klemtoon op yoghurt verloren, en dat is de bedoeling van deze constructie, althans in het Engels.
Anoniem zegt
1. Het was yoghurt dat Misrata redde
2. Het was het eten van yoghurt wat Misrata redde
3. Het was de kan yoghurt die Misrata redde
4. Het was het bakje yoghurt dat Misrata redde
De kennis der nederlandse taal is moeilijker te redden.
Ton van Gageldonk, America.
STV TRANSLATIONS zegt
Als ik moet kiezen tussen "Het was yoghurt dat Misrata redde", "Het was yoghurt die Misrata redde" en "Het was yoghurt wat Misrata redde", dan kies ik onmiddellijk voor de laatste optie, met "wat", vanwege: Dat wat Misrata redde, was yoghurt. De zin met "die" is niet onmogelijk, maar betekent wat anders. (Er was melk, yoghurt en pudding. Maar het was [de] yoghurt die Misrata redde.) Bij mijn keuze voor "wat" heb ik geen angst voor Cruijffiaans taalgebruik. Die zou immers gezegd hebben "Wat in wezen dus Misrata redde, was dus de yoghurt, laat ik het zo maar zeggen".
Olivier Keegel
Diederik zegt
Het is inderdaad niet "Het boek die ik heb gelezen", maar "de boek die ik heb gelezen".
"De yoghurt dat op tafel staat is bedorven" is dan wel weer een perfect correcte zin.
Groeten uit het zuidelijke taalgebied,
D
Anoniem zegt
Much ado about nothing…zoals Hans ook al zegt.
Het is m.i. een barbarisme en dus gewoon fout.
En als je die rare constructie dan toch gebruikt, kies dan voor 'wat', zoals Olivier aangeeft.
De Volkskrant is de laatste tijd toch vreemd bezig, zoals (klein voorbeeldje uit een artikel over lesbisch zijn): De onderzoeker wijdt dit aan…
Zowel correctoren als koppenmakers zijn op vakantie, vrees ik.
Anoniem zegt
Uit de discussie wordt mij duidelijk dat "Het zijn niet allen koks die lange messen dragen" gewoon fout is en dus in feite Cruijffiaanser dan "Het zijn niet allen koks wie lange messen dragen". In de eerste zin slaat de bijzin direct op "koks" als antecedent: "Wie/wat voor koks lopen er allemaal rond in de keuken van het Amstel Hotel? Het/dat zijn niet allen koks die lange messen dragen."
In de tweede zin staat "wie" voor degenen die of "de mensen die": "Degenen / De mensen die lange messen dragen, (dat/het) zijn niet allen koks."
De Volkskrantkoppenmaker had dus moeten schrijven: "Het was yoghurt, wat Misrata redde." Coppens interpretatie dat "yoghurt" staat voor "Het was dat er yoghurt was" (of "het feit dat er yoghurt geproduceerd wordt" of zoiets) is niet nodig. De kop zou ook kunnen zijn "Het was de zuivelfabriek, wat Misrata redde". De kop is het antwoord op de vraag "Wat redde Misrata?" of in bijzinvorm "Wat Misrata redde". Antwoord: "Het was yoghurt / de zuivelfabriek, wat Misrata redde."
Coppen heeft vermoedelijk wel gelijk met zijn indirect geformuleerde vermoeden dat de koppenmaker bang was voor een fout als "een boek wat ik laatst las".
Maar Coppen zal toch mee moeten met "Het zijn niet allemaal bobo's, wie daar op de tribune zitten". Zijn zin met "die" in plaats van "wie" kan wel in een andere context en met een andere betekenis. Bijvoorbeeld: "Veel sponsors zijn voetbalhaters die nooit een wedstrijd bezoeken. Het / Die geldgevers zijn niet allemaal bobo's die daar op de tribune zitten."
Vergelijk ook de volgende zinnen:
1. "Het is niet allemaal goud wat er blinkt."
Dat kan niet betekenen "Het (bijv. dat spul dat daar ligt) is niet allemaal blinkend goud."
2. "Het is een groot probleem, wat we hier bespreken."
"Dat wat we hier bespreken, is een groot probleem." Vergelijk: "Het is een groot probleem, dat we hier bespreken (en nergens anders)."
3. "Het is een lastige kwestie, wat we hier bespreken."
Zeker, het zijn lastige kwesties, wat we hier bespreken. Maar onoplosbaar zijn ze niet.
Erik Kwakernaak
Anoniem zegt
De Volkskrant-zin lijkt me inderdaad niet juist, gewoon fout. Ik zou de voorkeur geven aan een contsructie met 'wat': Het was yoghurt, wat Misrata redde. Want: Wat Misrata redde, was yoghurt. Ik sluit me helemaal bij Olivier Keegel aan.
Wil Rikmanspoel
STV TRANSLATIONS zegt
Of "Het zijn niet allen koks die lange messen dragen" nu "gewoon fout" is, zoals Erik suggereert, ik weet het niet….. "Fout" is altijd een moeilijk begrip in de taalkunde. Het probleem lijkt te zijn dat de uitdrukking "Het zijn niet allen koks die lange messen dragen" BETEKENT: "Het zijn niet allen koks wie lange messen dragen". M.a.w. de onderliggende structuur is "Het zijn niet allen koks, [zij] die lange messen dragen".
"Die" als betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent. Komt wel vaker voor: naast "Wie niet waagt die niet wint" komt ook voor "Die niet waagt die niet wint", en naast "Wie schrijft die blijft" kennen we ook "Die schrijft die blijft".
Laat ik het zo maar zeggen. In wezen. Dus.
Olivier Keegel
Mr. Blobby zegt
"Het zijn niet allemaal bobo's die teveel geld hebben, die daar op de tribune zitten."
Er hoort een spatie tussen 'te' en 'veel'.
Anoniem zegt
Als in: It's money that I love? (Randy Newman)
Maar ook: it's spending money what makes the world go round (vrij naar de musical Cabaret).
Ik denk dat that/dat en what/wat in beide talen correct zijn (zie de zinnetjes in mijn reactie van 11.36 uur) en dat er geen sprake is van een anglicanisme of een batavisme.
Ton van Gageldonk, America
Anoniem zegt
Of: Yoghurt redde Misrata
Of: Yoghurt redt Misrata
Peter-Arno Coppen zegt
Het lijkt me sterk dat een oerhollands spreekwoord als 'Het zijn niet allen koks die lange messen dragen' een anglicisme zou zijn. Het is waar dat de constructie ook in het Engels bestaat, maar dat geldt ook voor de zin 'Dit is onzin' ('This is nonsense') en die zou je toch ook niet als een anglicisme zien.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja er zijn talloze varianten die bondiger, fraaier of misschien zelfs beter zijn. Wat mij in dit stukje interesseerde was hoe deze variant in elkaar zat, en waarom 'dat' hier de voorkeur zou hebben boven 'die/wat/wie.'
Peter-Arno Coppen zegt
Wat Cruijff zou zeggen is dus in principe onvoorspelbaar, maar dat is logisch.
Peter-Arno Coppen zegt
Hoezo rare constructie? Wat is er mis met een constructie die al eeuwenlang tot het taaleigen behoort? Je kunt natuurlijk best een voorkeur hebben voor 'wat,' maar de vraag die ik wanhopig probeer op te werpen is hoe dit in elkaar zit. Een zin simpelweg afkeuren is geen goede analyse.
Anoniem zegt
Anglicanisme is ook een mooi en bestaand woord, maar in deze context moet 't natuurlijk anglicisme zijn. Bedankt Peter-Arno Coppens.
Batavisme houd ik voorshands nog overeind. Op z'n minst is 't een neologisme en 't getuigt van een heel groot vertrouwen in de invloed van de Nederlandse taal op andere talen.
Ton van Gageldonk, America.
Peter-Arno Coppen zegt
Waar haalt iedereen dat 'gewoon fout' toch vandaan? Waarom is het niet 'gewoon goed'?
Peter-Arno Coppen zegt
Ja dat is waar.
Anoniem zegt
@Olivier: ik weet het, een taalkundige mag nooit zeggen dat iets fout is, hij mag alleen (proberen te) verklaren waarom mensen iets op een bepaalde manier formuleren. Maar ik ben geen taalkundige, maar een taalgebruiker, die wel graag goed formuleert asteffekan.
Dat "die" ook wel voorkomt als betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent klopt, maar voor het (in elk geval mijn) taalgevoel is dat toch een soort dichterlijke vrijheid ten opzichte van de norm (of althans de standaard) "wie".
Ik preciseer nog even mijn analyse van de constructie "Het is …, wat" ("Het was yoghurt, wat Misrata redde"). Het betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent "wat" verwijst terug naar "het". Dat "het" verwijst alleen vooruit naar "wat". "Het" kan in deze constructie niet (anaforisch) verwijzen naar iets wat eerder in de context genoemd is; "het" kan in deze constructie niet vervangen worden door "dat".
Zodra je in de hoofdzin van de constructie niet "wat", maar "dat" of "die" gebruikt ("… yoghurt dat Misrata redde"", "… koks die lange messen dragen"), dan doe je dat vanwege de onmiddellijke nabijheid van een zelfstandig naamwoord dat je onwillekeurig, maar ten onrechte als antecedent interpreteert. Toch wel een beetje fout dus. Zeker in het geval van de yoghurt, waarbij Peter-Arno meteen intuïtief dacht: "Het is toch 'yoghurt die'" en later de interpretatie bedacht: "yoghurt" staat voor "het was dat er yoghurt was".
Natuurlijk, als de sprekende en/of schrijvende meerderheid van een taalgemeenschap systematisch een bepaalde fout maakt, is het geen fout meer. Dan heeft men gewoon stilzwijgend de regels veranderd. Vervolgens verkondigen de taalkundigen de nieuwe regels. Het lijkt net politiek.
Erik Kwakernaak
Peter-Arno Coppen zegt
Het ligt er maar aan wat je een neologisme noemt. In 1893 stelt iemand al voor om dat woord in te voeren, en in de jaren daarna is het in diverse Bataafse tijdschriften te vinden (zoek maar eens op http://www.dbnl.org). Maar ik denk dus dat geen van de verwante termen die je in deze context kunt (her)verzinnen van toepassing zijn.
Anoniem zegt
PS Ik schreef "Zodra je in de hoofdzin van de constructie …". Dat was gewoon fout. Het moet zijn "in de bijzin van de constructie" of "in de tweede helft van de constructie". Zo zet je jezelf als normatief denkend taalgebruiker te kijk.
Erik Kwakernaak
Peter-Arno Coppen zegt
Voor de goede orde: van mij mag iedereen best welke norm dan ook hanteren of verdedigen. Voor de analyse heeft dit echter geen betekenis. Waar het mij om gaat is dat zo'n zin voorkomt, een betekenis heeft en een taalgevoel oproept. Dat taalgevoel kan natuurlijk de basis zijn voor een norm, maar ook als dat niet het geval is verdient het een analyse.
Anoniem zegt
Beste Peter-Arno Coppen,
Waar 't om gaat is dat ik Batavisme introduceer om het overnemen van een zegswijze in het Nederlands door een andere taal, hoe onwaarschijnlijk ook, te benoemen. Als het ware een omgekeerd Anglicisme, Germanisme etc. dus. Als jij, P-A. C., of wie dan ook, een ander reeds bestaand woord weet voor dit verschijnsel, hoor ik dat graag. Zo lang dat niet het geval is handhaaf ik mijn claim op dit neologisme. Mijn volgend doel wordt dan uiteraard het vinden van een Batavisme.
Ton van Gageldonk, America.
K zegt
Hiervoor gebruikt men de term neerlandisme (staat in Van Dale). In het Frans in Wallonië zijn daarvan heel wat voorbeelden te vinden.
Anoniem zegt
Ik wil niet zeuren maar Neerlandisme slaat op woorden, zgn. leenwoorden en daar barst 't inderdaad van op verschillende terreinen, scheepsterminologie is er één van en in verschillende talen. Maar zegswijzen en zinconstructies? Ik zal er graag kennis van nemen.
Tot dan wappert de vlag van het Batavisme. Onthoud dat woord!
Ton van Gageldonk, America.
K zegt
U wenst zegswijzen en zinsconstructies? Een voorbeeld: in Wallonië zegt men 'tirer son plan' (zijn plan trekken), in Frankrijk 'se débrouiller'.
Frans Daems zegt
Bij de analyse van een zin als 'het is/zijn X die/ dat / wat …' zou het goed zijn ook andere analoge (in mijn ogen zelfs gelijke) gekloofdezinsconstructies te betrekken zoals in: het is aan Jan dat ik dacht; het was in de winter dat hij vertrok, en dergelijke. Als je dat doet, merk je dat we hier te maken hebben met een heel aparte constructie. Wanneer X een zelfstandignaamwoordgroep is, vervangen we in Standaardnederlands het voegwoord (de complementeerder) normalerwijze door een betrekkelijk voornaamwoord. In mijn Brabants dialect blijft het zelfs gewoon 'dat'.
Overigens is dit een constructie die je al in het Middelnederlands aantreft. Paardekooper meende dat zulke constructies thuishoren in wat hij 'bijzondere stijl' noemde,maar ik vrees dat hij hier dwaalde.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik erken graag de relevantie van deze voorbeelden, en ik onderschrijf de gedachte dat het hier dezelfde constructie betreft, maar ik vraag me af welke consequenties dat voor de analyse heeft. De hoofdzin lijkt me hoe dan ook naamwoordelijk, onder andere vanwege de mogelijkheid om ook 'blijken' of 'lijken' te gebruiken. Of heb je daar andere ideeën over?
Peter-Arno Coppen zegt
Naast 'Het bleek aan Jan dat hij gedacht heeft' kan ik ook goed hebben 'Het is aan Jan gebleken dat hij steeds dacht,' of nog beter 'Het is altijd aan Jan geweest dat wij dachten.'
Anoniem zegt
Er lijkt mij toch wel een verschil te zijn met de constructie "Het is Jan die ik bedoelde" of "Het is Jan aan wie ik dacht", in die zin dat deze constructie omkeerbaar is of zelfs een omkering lijkt te zijn van "Wie / Degene die ik bedoelde, is Jan" of "Degene aan wie ik dacht, is Jan".
Dat wil me niet zo lukken met "Het is aan Jan dat ik dacht" of met "Het was in de winter dat hij vertrok". Graag uitleg.
Erik Kwakernaak
Anoniem zegt
Mijn laatste bijdrage in dit linguïstisch miniatuurtje. Ik ben als 70-jarige, met een HBS-A opleiding, geen verdere taalstudie, maar wel redelijk belezen, met een grote interesse en gevoel voor taal en literatuur, bij digitaal toeval in dit debatje verzeild geraakt. Natuurlijk, ik was er nooit echt in geïnteresseerd, ben ik een hoop 'regelgeving' op taalkundig gebied vergeten en heb ik ontwikkelingen op dit gebied na mijn schooltijd onvoldoende gevolgd.
En dus en tot slot: het Waalse 'tirer son plan' komt inderdaad van het Vlaamse 'zijn plan trekken' (prachtige uitdrukking!) maar je vindt 't niet in het frans der Fransen. Daar kan je een bewijs van neerlandisme, maar dan op regionaal niveau, in zien. Meer overtuigend zou ik een voorbeeld, elk voorbeeld, vinden van een vergelijkbare invloed (uitdrukkingen, zinsverband) der Nederlandse taal op een andere taal, op een boven-gewestelijk niveau.
Dus: ook al reageer ik niet meer, verras me!
Mijn claim op 'Batavisme' als neologisme voor zo'n teken van de kracht der Nederlandse taal: Spielerei! (Duits). Hopelijk had u dat al begrepen.
Ton van Gageldonk, America.
Peter-Arno Coppen zegt
Je bedoelt 'Aan wie ik dacht was Jan'? Of de variant 'Degene aan wie ik dacht was Jan'? Ja, die zij. Wel wat lastiger, maar zeker met een voornaamwoordelijk bijwoord 'waaraan ik dacht was de vakantie' lijkt het mij toch goed mogelijk.
Anoniem zegt
kan D uit het zuidelijk taalgebied dit nog enigszins verduidelijken?
Paul
Peter-Arno Coppen zegt
O wacht, je bedoelt natuurlijk 'Dat ik dacht was aan Jan,' wat inderdaad een onmogelijke zin is. In het tweede geval, 'Dat hij vertrok was in de winter' vind ik wel iets beter, maar ook die is gek.
Misschien gaat het toch om dezelfde constructie, en is het eigenlijk 'Het was aan Jan aan wie dat ik dacht.' Daarna heb je twee varianten: weglaten van 'aan' in de hoofdzin en weglaten van 'aan wie' in de bijzin, beide om redenen van overbodigheid.
Frans Daems zegt
In lang vervlogen tijden (1974) heb ik in mijn proefschrift (‘Gekloofde zinnen in het Nederlands’, Universiteit Antwerpen) dit soort van zinnen geanalyseerd. Ik ben in mijn analyse tot de conclusie gekomen dat we hier in het Nederlands met twee verschillende typen van zinnen, hoewel soms erg op elkaar gelijkend, te maken hebben. Bovendien was mijn conclusie dat dergelijke zinnen in een generatieve beschrijving niet door middel van transformaties van een meer eenvoudige zin kunnen worden afgeleid.
1. Het eerste type zijn zinnen als:
Het / dat is mijn broer, (degene) die je gezien hebt.
Het is Jan, (degene) aan wie / waaraan ik dacht / waar ik aan dacht.
Het is het leger, wat / hetgeen voor de ellende zorgt.
Dit zijn geen gekloofde zinnen, maar zinnen met een uitloop. Hier hebben we een voorlopig onderwerp ‘het’, een naamwoordelijk gezegde, en een relatiefzin als uitloop. Overigens kan hier ook ‘dat’ als voorlopig onderwerp. Tussen de eerste zin en de uitloopzin schrijven we normalerwijze een komma, die het uitloopkarakter onderstreept. De functie van de uitloopzin is a.h.w. de referentie van ‘het’ of ‘dat’ voor de luisteraar of lezer te verduidelijken.
Met elk van de bovenstaande voorbeelden correspondeert een zin zonder uitloopzin (in de literatuur bekend als pseudogekloofde zin):
Wie / degene die je gezien het is mijn broer.
(Degene aan wie / waaraan ik dacht / waar ik aan dacht is Jan.
Wat / hetgeen voor de ellende zorgt is het leger.
2. Bij het tweede type gaat het om zinnen als:
Het is mijn broer die je gezien hebt.
Het is het leger dat voor de ellende zorgt.
Het is aan Jan dat ik dacht.
Het is toen dat de ellende begon.
Dit zijn wel degelijk gekloofde zinnen’. Hier kan ‘het’ vrijwel niet door ‘dat’ vervangen worden, en ‘het’ heeft ook geen duidelijk aanwijsbare betekenis (leeg onderwerp). Er is ook geen sprake van een uitloop in de vorm van een relatiefzin. En er wordt ook geen komma geschreven. In mijn analyse hebben we hier een zin met de structuur: het is C [DAT … ––– …].
Met deze zinnen valt geen acceptabele zin te bedenken in de aard van:
* Die je gezien hebt is mijn broer.
* Dat voor de ellende zorgt is het leger.
* Dat ik dacht is aan Jan.
* Dat de ellende begon is toen.
De DAT-zin is een complementzin met een lege plaats (–––). De constituent die je in de lege plaats zou verwachten bevindt zich in de matrixzin (de het-zin) in focuspositie, a.h.w. als naamwoordelijk deel van het gezegde. Hij specificeert de constituent die in de lege plaats in de complementzin gelezen moet worden. Het voegwoord ‘dat’ is de complementeerder. Ingeval C-constituent een zelfstandignaamwoordconstituent is met een de-woord als kern, vereist het Standaardnederlands het congruerende relatiefpronomen ‘die’ in plaats van het voegwoord ‘dat’. (Ook in constructies als ‘Wie denk je dat er komt?’ zijn standaardtaalsprekers wel eens geneigd ‘dat’ te vervangen door ‘die’. In uitroepende zinnen als de volgende vindt die congruentie meestal niet plaats: een rare kerel dat het is! (een) stenen dat er lagen! plezier dat we gehad hebben!)
Dat het koppelwerkwoord van de matrixzin nog verder gecombineerd kan worden met een perfectisch of modaal hulpwerkwoord, spreekt mijn analyse helemaal niet tegen.
Als ik het zo bekijk dan zijn de twee zinnen van P.A. Coppen mogelijk, maar is er sprake van syntactische homonymie:
– met een uitloopzin: Het was yoghurt, wat Misrata redde.
– gekloofde zin: Het was yoghurt dat Misrata redde.
Dat we in het laatste geval geen congruentie hebben van ‘dat’ met ‘yoghurt’ heeft er m.i. mee te maken dat hier met ‘yoghurt’ niet het product op zich bedoeld is maar een gebeuren met betrekking tot dat product, iets wat Coppen geparafraseerd heeft als iets in de aard van ‘dat er yoghurt was’.
Hermine Groeman zegt
Het was de yoghurt die Misrata redde.
Maar dat spul is niet zo daadkrachtig.
dus: Het was yoghurt(eten)dat Misrata redde
Yoghurt krijgt in die krantenkop een ruimere, minder stoffelijke betekenis.
Diederik zegt
'Boek' is mannelijk in de meeste 'Vlaamse' dialecten (in de moderne betekenis, want het Antwerps is bv een Brabants dialect en geen echt Vlaams).
Vandaar dus "de(n) boek, die"
En er is een sterke tendens in een aantal streken om alle betrekkelijke bijzinnen te laten beginnen met het onzijdig voornaamwoord 'dat' ipv. naar geslacht.
De jongen da 'kik heb gezien, De fles wijn da gij hebt meegepakt, enz.
Dit is niet overal even verspreid, en sommige regio's (West-Vlaanderen) maken dan weer onderscheid op basis van functie ipv geslacht: onderwerp 'die' (ook in onzijdig), lijdend voorwerp 'da(t)' (ook bij m/vr), zoals ook het Frans hier onderscheid maakt tussen qui en que.
D
Anoniem zegt
Ik had even niet op het blog gekeken en onderstaande redenering opgezet zonder bovenstaande bijdrage (en het proefschrift) van Frans Daems gelezen te hebben. Ik waag het toch om dit in de discussie te gooien, voor een iets andere invalshoek.
Het gaat er, dacht ik, om dat je uit een “gewone” zin een deel apart kunt zetten (heet dat niet extraheren?) voor extra nadruk.
(1) De burgemeester reikt met veel genoegen een ridderorde uit aan de jubilaris.
(2) Het is de burgemeester die met veel genoegen een ridderorde …
(3) Het is een ridderorde die de burgemeester …
(4a) Het is de jubilaris aan wie de burgemeester …
(4b) Het is aan de jubilaris dat de burgemeester …
(5a) Het is *veel genoegen waarmee de burgemeester …
(5b) Het is met veel genoegen dat de burgemeester …
Herformulering (5a) wil niet met “met veel genoegen”, maar wel als er in plaats daarvan toevallig “met (een) groot genoegen“ of “met een lange toespraak” staat:
(5c) Het is een groot genoegen / een lange toespraak waarmee de burgemeester …
(6) Het is uitreiken wat de burgemeester … met een ridderorde aan de jubilaris doet.
Een tweede type extractie:
(8a) De burgemeester is degene die met veel genoegen een ridderorde …
(8b) De burgemeester is wie met veel genoegen een ridderorde …
(9a) Een ridderorde is datgene wat de burgemeester …
(9b) Een ridderorde is wat de burgemeester …
(10a) De jubilaris is degene (aan) wie de burgemeester …
(10b) De jubilaris is wie de burgemeester …
(11a) *Veel genoegen is het waarmee de burgemeester …
(11b) Met veel genoegen is het dat de burgemeester …
(11c) Een groot genoegen / een lange toespraak is het waarmee …
(12) Uitreiken is wat / datgene wat de burgemeester … met een ridderorde aan de jubilaris doet.
Terug naar Misrata. In de achterliggende zin (13) is het onderwerp geen persoon (burgemeester), maar een zaak (yoghurt).
(13) Yoghurt redde Misrata.
Zin (2) leidt naar (14).
(14) Het was yoghurt die Misrata redde.
Voeg voor de grap ook even “de” in voor “yoghurt”.
De zinnen (8a) en (8b) leiden naar (15a) en (15b).
(15a) Yoghurt is datgene wat Misrata redde.
(15b) Yoghurt is wat Misrata redde.
Voor mijn (misschien ontspoorde) taalgevoel is (16) logischer dan (14).
(16) Het is yoghurt wat Misrata redde.
Op grond van (8a) en (8b) zou (2) m.i. ook moeten zijn:
(17) Het is de burgemeester wie …
En (3) zou moeten zijn:
(18) Het is een ridderorde wat de burgemeester …
Maar dat zal wel te normatief wezen. Ik denk dat de taalproductiemachine hier kiest voor de meest voor de hand liggende oplossing “die” omdat het voornaamwoord direct op het zelfstandig naamwoord volgt. En “de burgemeester wie” c.q. “yoghurt wat” c.q. “een ridderorde wat” vereist een lastige interpretatie (tenminste als je nog niet op “wat” als enig betrekkelijk voornaamwoord bent overgestapt). Maar daarmee kiest de machine voor het zelfstandig naamwoord (“burgemeester” c.q. “yoghurt”) als antecedent, terwijl het eigenlijke antecedent een onderliggend “degene” of “datgene” is, dat misschien als het ware over de rand van de hoofdzin gekieperd is door het voorlopig onderwerp “het”.
Hallo, zijn jullie daar nog? Ik begin maar niet meer over de extractie van zinsdelen als “met veel genoegen”, die geen onderwerp of lijdend voorwerp (of gezegde) zijn maar de hele handeling nader bepalen (of meewerkend voorwerp zijn) en daarom een dat-zin (kunnen of moeten) genereren.
Erik Kwakernaak
Peter-Arno Coppen zegt
Dank voor deze toevoeging! Ik had het proefschrift natuurlijk moeten kennen, maar dat was niet het geval.
Ik begrijp de twee varianten, maar ik snap niet helemaal wat je bedoelt met de opmerking dat de C-constituent "als het ware" het naamwoordelijk deel van het gezegde is. Het IS toch eigenlijk gewoon het naamwoordelijk deel, temeer omdat het werkwoord een koppelwerkwoord is?
Wat je zegt over die congruentie is interessant. In Onze Taal schreef ik onlangs een stukje over "sukkel dat/die je bent!" waarbij ook zo'n congruentie plaats lijkt te kunnen hebben. Toch is het vreemd dat je in een constructie een onderschikkend voegwoord zou congrueren tot een betrekkelijk voornaamwoord. Zie je dat dan als een soort heranalyse van de taalgebruiker die het voegwoord ten onrechte voor een betrekkelijk voornaamwoord aanziet? Bij de constructie "Sukkel dat/die je bent!" zou het dan om het omgekeerde gaan, want daar wordt aangenomen dat het in principe een bijvoeglijke bijzin betreft.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja, ik vraag me af of het wel extractie is want het betreft dan een extractie die anders is dan alle andere extracties. Dat daargelaten zie jij de keuze voor 'dat' dus als een soort heranalyse van de taalgebruiker die de bijzin ten onrechte voor een bijvoeglijke bijzin bij 'yoghurt' aanziet. Het vreemde is dan dat die heranalyse blijkbaar natuurlijker klinkt dan de "correcte" variant. Of ben je dat niet met me eens? Zeker in de tweede constructie die Frans Daems noemt (zonder komma-intonatie) lijkt 'wat' niet mogelijk.
Anoniem zegt
Van de term “extractie” wil ik afwezen, als die door de taalkundigen voor iets anders gereserveerd is. De tandartsen gebruiken hem voor weer iets anders.
Uit de serie zinnen (1)-(5) in mijn vorige bijdrage bleek dat constituenten met de functie van bijwoordelijke bepalingen bij kloving van de achterliggende hoofdzin een dat-zin vereisen, vergelijk (5b). In die dat-zin staat de handeling beschreven die in de hoofdzin nader bepaald wordt. Dat levert een ander type gekloofde zin op dan wanneer onderwerp (2) of lijdend voorwerp (3) van de achterliggende zin (1) “afgekloofd” worden. Bij het (met “aan” omschreven) meewerkend voorwerp zijn twee interpretaties mogelijk en ook twee kloofmethodes, zie (4a) en (4b). Wie (4b) construeert, vat “aan de jubilaris” op als bepaling bij de handeling “de burgemeester reikt een ridderorde uit”. Is wat voor te zeggen.
Frans Daems lijkt hiermee geen rekening te houden bij zijn tweede zinstype, de “echte” gekloofde zin. Hij gooit deze vier zinnen in één pot:
Het is mijn broer die je gezien hebt.
Het is het leger dat voor de ellende zorgt.
Het is aan Jan dat ik dacht.
Het is toen dat de ellende begon.
Ik zie dus een belangrijk verschil tussen de eerste en de laatste twee zinnen.
Als ik Frans Daems goed begrijp zou volgens hem de eerste zin eigenlijk luiden “Het is mijn broer dat je gezien hebt”, maar doet het Standaardnederlands daar een extra regel overheen: “Ingeval [de] C-constituent een zelfstandignaamwoordconstituent is met een de-woord als kern, vereist het Standaardnederlands het congruerende relatiefpronomen ‘die’ in plaats van het voegwoord ‘dat’.” In “Het is het leger dat voor de ellende zorgt” zou “dat” dan geen betrekkelijk voornaamwoord, maar voegwoord zijn.
Dat lijkt mij tamelijk vergezocht. Ook Peter-Arno Coppen is blijkbaar sceptisch.
Mij lijken de omkeringen “Degene die / Wie je gezien hebt, is mijn broer” en “Dat wat / Wat voor de ellende zorgt, is het leger” zeer wel mogelijk, als afgeleiden van “Je hebt mijn broer gezien” en “Het leger zorgt voor de ellende”, ook al heten die blijkbaar ‘pseudogekloofde zinnen’.
Vandaar mijn idée fixe dat het eigenlijk zou moeten zijn “Het is mijn broer wie je gezien hebt” en “Het is het leger wat voor de ellende zorgt”. Of tenminste dat die constructie bij de taalgebruiker op de achtergrond meespeelt. Maar de neiging om de betrekkelijke bijzin te laten aansluiten bij het direct voorafgaande zelfstandig naamwoord als antecedent, domineert.
Ik denk dat “Het was yoghurt dat Misrata redde” een soort contaminatie is van “Het was yoghurt wat …” en “Het was yoghurt die …”, plus het idee dat yoghurt een niet-telbare stof of massa is en vermijdingsangst voor “wat” als betrekkelijk voornaamwoord.
Erik Kwakernaak