Mijn collega Hans Broekhuis heeft een aardig artikel op het internet geplaatst over een van mijn favoriete zinsconstructies van het Nederlands: ik ben vissen.
Over die constructie is al eerder geschreven, en Hans vat dat goed samen. Zo kun je de constructie X is Y alleen gebruiken als het onderwerp van de zin, X, de met Y benoemde handeling ook uit eigen vrije wil kan uitvoeren. Je kunt bijvoorbeeld niet zeggen ik ben sterven of ik ben vallen omdat je er niet voor kunt kiezen om die dingen te doen, terwijl je er wel voor kunt kiezen om een hengel uit te werpen.
Hans wijst er verder op dat X is Y impliceert dat Y een soort ononderbroken handeling is. Hij geeft als voorbeeld de volgende twee zinnen:
1. – Marie is een brief schrijven.
2. – Marie is een boek schrijven.
Als iemand zin 1 tegen je zegt, kun je best even op de bank wachten tot ze terugkomt, maar zin 2 betekent niet dat ze zich even heeft teruggetrokken om een paar bladzijden aan haar nieuwe roman toe te voegen, maar dat ze bij wijze van spreken een huisje heeft gehuurd in Zuid-Frankrijk en pas weer terugkomt als het boek af is.
Hans’ artikel gaat vooral over de vraag of Y in deze zin nu een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde is. U moet het artikel vooral lezen! Wat mij vooral intrigeerde, was de korte bespreking van de variant
3. – Jan is uit vissen.
Volgens Broekhuis is deze zin een variant van:
4. – Jan is uit.
Uit vissen is dan een woordgroep. Een overtuigend argument daarvoor is dat je kunt zeggen:
5. – Uit vissen is Jan al een tijdje niet meer geweest.
Alles wat je voor het verbogen werkwoord (is) kunt zetten is samen een woordgroep in het Nederlands. Wat de structuur van uit vissen precies is, zegt Broekhuis niet; hij lijkt aan te nemen dat vissen een soort bepaling is bij uit.
Er zijn denk ik nog wel wat problemen. Uit en uit vissen kun je niet in precies dezelfde syntactische omgevingen gebruiken. Zo kun je de beroemde versregel
6. – Ik zou een dag uit vissen
waarvoor die zinsdeelproef ook geldt (uit vissen zou ik die dag, maar het kwam er niet van; nou, ja, ik geef toe, het is een beetje gewrongen) naar mijn gevoel absoluut niet vervangen door:
7. – Ik zou een dag uit. [uitgesloten]
Ingmar Roerdinkholder zegt
Over punt 7, volgens mij kan het weer wel als er nog iets achteraan komt:
"Ik zou een dagje uit met mijn moeder naar Soestdijk maar de treinen reden weer eens niet".
Zo'n zinnetje je makkelijk naast je in de bus opvangen toch?
Trouwens, zou er van oorsprong misschien nog 'gegaan' bij hebben gehoord?
Jan is uit (gegaan)
Jan is uit vissen (gegaan)
Ik zou een dag uit vissen (gaan)
Ik zou een dag uit (gaan/zijn gegaan)
Marc van Oostendorp zegt
Ik neem aan dat 'met mijn moeder' hier dezelfde syntactische functie vervult als vissen. Eigenaardig genoeg kan volgens mij juist in dat geval er géén 'gaan; worden toegevoegd. ('Ik zou een dagje uit met mijn moeder gaan'? Het beste klinkt nog 'Ik zou een dagje uit gaan met mijn moeder naar Soestdijk', maar ook daar wringt nog iets.)
Martien zegt
* Hans' artikel
Marc van Oostendorp zegt
Verbeterd!
Ingmar zegt
Mmm, en als het was: 'Ik zou een dagje uit. Toen belde mijn moeder echter dat de trein weer eens niet reed'?
Maar waarschijnlijk is 'ik zou een dagje uit' toch eigenlijk niet hetzelfde als *'ik zou een dag uit', omdat een dagje uit (gaan) betekent dat je een trip of zo onderneemt, daar hoeft verder geen vissen, met de trein of naar Soestdijk meer bij om de zin af te maken.
Hans Broekhuis zegt
Op het eerste gezicht lijkt er misschien inderdaad sprake te zijn van een weggelaten 'gaan' in 'Jan is uit (gegaan)', maar dat dit niet zo is, blijkt uit het feit dat het niet mogelijk is 'gaan' toe te voegen aan 'Jan is uit geweest'. Je kan hier meer over lezen in het proefschrift van Irene Haslinger.
Hans Broekhuis zegt
Ik betoog inderdaad dat 'vissen' een bepaling is bij 'uit': daarom dat 'uit vissen' een woordgroep vormt die vooropgeplaatst kan worden. Ik denk echter niet dat 'met mijn moeder' een bepaling is bij 'uit' (wel bij de gehele zin), omdat de zin 'uit met mijn moeder ben ik al een tijdje niet geweest' niet zo heel goed klinkt. Verder is 'vissen ben ik uit geweest' onmogelijk, maar 'met mijn moeder ben ik uit geweest' goed.