door Jenny Audring
Wat schrikt u zich gewoonlijk? Een hoedje? Of het apezuur? Een #durftevragen op Twitter levert een prachtige verzameling ‘schrikproducten’ op:
-
een ongeluk
-
een hoedje
-
de tering
-
de tyfus
-
de pleuris
-
de klere
-
de pokken
-
het lazarus/de lazerus
-
het apelazarus/apelazerus
-
het leplazarus/leplazerus
-
een aap
-
het apezuur
-
de tandjes
-
een rolberoerte
-
de/het rambam
-
het schompus/schompes
Het overgrote deel van de woorden zijn – niet zo verrassend – ziektes en andere ongelukken. Van schrikken krijg je ouderwetse ziektes zoals tyfus, de pleuris of de tering, soms ook twee tegelijk: “ik schrok me de pestpleuris”.
Ook “apelazarus” en “leplazarus” horen in dit rijtje thuis: “lazarus” schijnt niet alleen naar het gelijknamige Bijbelse personage te verwijzen maar ook naar diens melaatsheid. En de “klere” zijn ook geen kleren maar de cholera.
Ook “apelazarus” en “leplazarus” horen in dit rijtje thuis: “lazarus” schijnt niet alleen naar het gelijknamige Bijbelse personage te verwijzen maar ook naar diens melaatsheid. En de “klere” zijn ook geen kleren maar de cholera.
Opvallend is dat “de dood” er niet tussen staat, hoewel je je natuurlijk “dood” kunt schrikken, net als “lam”, “rot”, “kapot” of “te pletter”. Ook “de kanker” kun je je volgens mij niet schrikken, ook al is deze ziekte toch dé volksziekte wat taaluitdrukkingen betreft. Op internet vind je wél verbazingwekkende combinaties zoals “ik schrok me een kanker hoedje”.
Wie dit te grof vindt schrikt zich liever “tandjes” of “een hoedje” of gebruikt woorden zoals “rambam” die lekker bekken maar niemand pijn doen. Verder is er nog een clustertje woorden uit de apenkooi: “het apezuur”, “het apelazarus” of “de aap” zelf. Qua betekenis niks aapachtigs aan natuurlijk, net zo min als “bereleuk”, “beregoed” en “bereveel” nog iets met te beren maken hebben.
Opvallend is dat schrikwoorden vrijwel helemaal overeenkomen met vervloekwoorden. “Krijg (nou) de …” levert bijna precies hetzelfde lijstje op
-
de tering
-
de tyfus
-
de klere
-
de pleuris
-
het apezuur
-
het apelazarus/apelazerus
-
het leplazarus/leplazerus
-
de rambam
-
(de) tandjes
-
(de) tieten
Maar wat er nou echt bijzonder is aan zulke uitdrukkingen is dat ze een algemeen principe in de taal tegenspreken, namelijk het ‘lego-principe’: ze worden niet van klein naar groot gebouwd. Dus niet: ik neem een aantal woorden en bouw ermee een zin. Maar: de zin is al klaar, alleen hij heeft een lege plek waar een woord in kan, of meerdere. Een schema met een variabele. Er zijn een boel van zulke schema’s:
-
Ik … (lach, werk, ren, pieker, …) me … (gek, rot, ziek, suf, te pletter, …).
-
Loop naar de … (maan, duivel, hel, …).
-
Maak dat … (de kat, je grootje, je eigen, …) wijs.
-
… (Rot, lazer, hoepel, sodemieter, …) toch op.
-
voor … (Jan Lul, Piet Snot, de kat z’n kont, …)
Ook “de hele … (mikmak, bubs, zooi, …)” waar collega Marc van Oostendorp laatst over schreef, is zo’n schema.
Soms moeten de vulwoorden aan bepaalde eisen voldoen: ze mogen maar één lettergreep hebben of moeten de-woorden zijn (“het hele zwikkie” schijnt de enige uitzondering in de “hele”-constructie te zijn – anders is het altijd “de hele”). In de schrikconstructie is kennelijk alles goed: “de” of “het” of anders “een”, enkelvoud of meervoud, één lettergreep als in “aap” of vijf zoals “a-pe-la-za-rus”. Alleen het lidwoord lijkt verplicht: “ik schrik me tandjes” zou logischer zijn, maar dat zeg je niet. Verder maakt het vrijwel niet uit wat het vulwoord betekent. Voor de ziektes is er misschien nog enige logica te bedenken, voor het hoedje echt niet meer. Maar als het lego-principe hier niet geldig is, maakt het ook weinig uit welk woord de variabele vult. De betekenis ligt in de constructie an sich. Daarom is de volgende tweet ook onmiddelijk te begrijpen, ook al heb je deze variant misschien nooit eerder gezien:
(ik schrik me elke keer de blubber van mn eigen hoofd trouwens) https://twitter.com/tekstkok/status/253423077889814529
Voor de Nederlandslerende buitenlander zijn zulke uitdrukkingen een eindeloze bron van vermaak. Als bewijs van mijn dankbaarheid tot slot nog eentje uit mijn eigen moerstaal:
“Du gehst mir auf … (‘Je werkt op mijn…’)
-
die Nerven ‘de zenuwen’
-
den Geist ‘de geest’
-
die Ketten ‘de kettingen/ketenen’
-
den Wecker ‘de wekker’
-
den Keks ‘het koekje’
-
den Docht ‘het lontje’
-
den Senkel ‘de veter’
-
den Zeiger ‘de wijzer’
-
den Sender ‘de zender’
-
die Eier ‘de eieren (de kloten)’
-
den Sack ‘de zak (zie: eieren)’
Nog vragen? Ik heb er zelf nog wel een paar. Bijvoorbeeld: waarom “het lazarus” en niet “de”? Wat is “apezuur”? En waar komt “schompes” vandaan?
karin r. zegt
jenny, ik wíl niet weten wat apezuur is en waar het vandaan komt. 😛 (maar i luv taal!)
Anoniem zegt
Schompes, Ja. Toch echt gecertificeerd Nederlands.
Utrechts, is mij altijd verteld.
http://letras.mus.br/de-dijk/1449176/
Anoniem zegt
Schompes=Scabies, volgens Sanders:
http://www.scribd.com/doc/37665408/1998-Sanders-en-Tempelaars-Krijg-de-Vinkentering-2ed
Anoniem zegt
Correctie: onzin. Sanders weet het ook niet.
RHCdG zegt
In een boekje getiteld 'Een wijze van lev/zen' dat eigenlijk over iets heel anders ging, nl. over 18e eeuwse dichters, nam mijn vader een kleine studie op, dwz een Onderzoek naar de motieven tot het ongemotiveerd gebruik van grove woorden. Wellicht een goede aanvulling?
RHCdG zegt
Vanaf p. 77 aldaar.
Ad Vlaar zegt
Het gebruik van het woord schompus of schompus is door velen die menen er verstand van te hebben onderzocht op herkomst en gebruik. In Amsterdam waar ik ben opgegroeid was het een veel gebruikte uitdrukking bij allerlei leuke en nare onderwerpen. En als je dan vroeg wat dat nou eigenlijk was, het schompus, dan kreeg je steevast te horen: “Korte arrempies en jeuk op je reet, dan ken je niet krabbe!”.