Doordat ik de afgelopen week zoveel positieve gevoelens heb gehad, en over mijn lichamelijke toestand heb geschreven, én zo vaak het woordje het heb gebruikt – door dat alles weet een computer in Antwerpen dat mijn schrijfsels tot het genre van de non-fictie gerekend moeten worden.
Ik heb zojuist mijn Neder-L-stukjes van de afgelopen week gevoerd aan een demoversie van Stylene, een online programma dat aan stijlanalyse doet. Het bepaalt of je mannelijk of vrouwelijk schrijft (Ik zit precies halverwege. Precies!) Of je ‘wetgeving’, ‘poëzie’, ‘literair’, ‘sprookje’ of ‘non-fictie’ schrijft (misschien de bizarste genre-indeling ooit).
En dan lijk ik stilistisch van de door Stylene geanalyseerde schrijvers (waaronder Jeroen Brouwers, Annelies Verbeke, Willem Elsschot, Dimitri Verhulst en Herman Brusselmans) het meest op Herman Koch.
Zoiets nodigt natuurlijk uit tot experimenteren. Wanneer ik aan mijn tekst dertig zinnen toevoeg die alleen bestaan uit de woorden Wij wij wij wij wij (enz.), vindt de computer ineens dat ik op Dimitri Verhulst lijk en poëtisch schrijf. Vervang ik Wij wij wij door boos boos boos, lijk ik ineens op Tom Lanoye. Een stukje uit De stille kracht van Couperus wordt overigens ook aan Lanoye toegeschreven, en wordt daarnaast ook als heel mannelijk beschouwd.
Aan de andere kant: van het begin van Mamma Medea van Tom Lanoye denkt Stylene dat Tom Lanoye het onmogelijk geschreven kan hebben. Die tekst zal wel door Annelies Verbeke geproduceerd zijn. Als ik aan die tekst een heleboel keer boos aan toevoeg, wordt het toneelstuk ineens (ondanks de zeer vrouwelijke stijl) toegeschreven aan Hugo Claus. Vervang ik boos door wij, dan zijn we weer terug bij Verbeke.
En als het wel zou werken, zo’n stijlanalyse, wat had je er dan aan? “Volgens bepaalde theorieën”, schrijven de Antwerpse onderzoekers die Stylene maakten, “heeft elke auteur een unieke bewuste én onbewuste schrijfstijl, die de auteur zijn identiteit prijsgeeft. Een vector die de unieke eigenschappen van een tekst correct oppikt, zou dan gebruikt kunnen worden om een tekst van een auteur te herkennen.” (Tussendoor: volgens Stylene zelf is de uitleg van Stylene zelf door Tom Lanoye geschreven.) Maar is er enige reden om enige waarde aan die ‘bepaalde theorieën’ te hechten? Het is natuurlijk enorm leuk om te tellen en te meten en daar dan grafiekjes van te tekenen, maar klopt er ooit iets van? En zo ja, waarom durven de Antwerpenaren dan nu met zo’n slecht werkend systeem aan te komen?
Dat vraagt, volgens Stylene, Tom Lanoye.
Laat een reactie achter