“Ik weet niet of ik wel ooit voor iemand zoveel en een zo gedetailleerde belangstelling heb gehad als voor haar,” schreef Cornelis Verhoeven in 1975 over zijn anderhalf jaar oude dochter Neeltje. “Ik denk eigenlijk van niet en ik meen ook dat er geen aanleiding voor geweest is: kinderen vragen een indringender belangstelling dan volwassenen.”
In dat jaar maakte Verhoeven bijna dagelijks aantekeningen van de taalontwikkelingen van zijn dochter. Hij publiceerde het in misschien wel het ontroerendste taalboek dat ooit in het Nederlands verscheen, Een vogel in mijn buik. De taal van Nena.
Wie een kind ziet opgroeien kan zich alleen maar mateloos verbazen over de manier waarop het vakkundig en in korte tijd een woordenschat en een zinsbouw in de steigers zet, en ondertussen ook nog de details van de uitspraak onder de knie krijgt.
Maar weinig ouders konden waarschijnlijk zoveel en zo gedetailleerde belangstelling opbrengen als Verhoeven. Weinig vaders konden zo goed luisteren en interpreteren als Verhoeven. Wanneer Neeltje een foto van een bronzen paard ziet, vraagt haar vader wat dat is. ‘Paard, beeld,’ zegt Neeltje. Er is een luisteraar als Verhoeven nodig om op te merken hoeveel er dan gebeurd is:
“Hetzelfde woord gebruikte zij toen ze op de televisie een filmpje zag van een oud stadsplein met daarop een standbeeld: ‘huizen, beeld’.
Het onderscheid is erg moeilijk. De bronzen paarden op de foto waren tamelijk realistisch en bovendien foto’s: toch zag zij dat het hier geen foto’s van paarden betrof – die noemt ze ‘paard’ zoals ze ook vrij schematische tekeningen van een paard ‘paard’ noemt – maar (bronzen) beelden. Een sokkel was niet te zien, wel een omgeving van huizen, enz.
Neeltje heeft, kortom, ontdekt “dat er in de zichtbaarheid van de dingen en de reproduceerbaarheid van zichtbare dingen bepaalde gradaties bestaan van meer en minder ‘echt’.”
Die dagelijkse liefdevolle observatie maakt dat je binnen een paar bladzijden helemaal meegesleept wordt in de taalontwikkeling van iemand die inmiddels een vrouw van in de dertig moet zijn. Bovendien observeert de schrijver niet alleen zijn dochter, maar ook zichzelf, terwijl hij observeert. En hij haalt grapjes met zijn dochter uit.
Bijvoorbeeld leert hij haar over eten zeggen dat het uiterst voedzaam is. Zij neemt dit inderdaad over en zegt na een paar weken zelfs over het weer: “Koud, mama, uiterst koud.” Waarmee ze dus bewijst dat ze op de een of andere manier de functie en betekenis van het bijwoord uiterst heeft uitgevogeld.
Er gebeurt iedere dag ergens in onze buurt een onbegrepen wonder: een kind leert haar moedertaal. Door Een vogel in mijn buik word je meegesleept in dat wonder. Wat fijn dat Verhoeven dat zo nuchter en grappig voor ons heeft uitgeschreven. En wat jammer dat dit boek niet meer te krijgen is.
Laat een reactie achter