De afgelopen tijd heb ik meer in het Limburgs gecommuniceerd dan ik gewend ben. Ik ben al bijna dertig jaar een ‘Limburger om utens’ en daardoor spreek ik die streektaal vooral met – eveneens geëmigreerde – familieleden. Maar nu praatte ik opeens bijna twee uur met drie Venlonaren (hier een kwartier daarvan), en voerde met een van hen zelfs een korte mailcorrespondentie in het Limburgs. Er vielen mij drie dingen op.
1. Ik verstond mijn gesprekspartners moeiteloos, en zij mij. Dat lijkt misschien logisch, maar het Limburgs staat bekend als een taal met een forse dialectverscheidenheid. Ik heb het nooit getest, maar ik vermoed dat Maastrichtenaren veel moeite hebben mensen uit Vaals te verstaan, een plaats die maar 25 km oostelijker ligt. In de praktijk zullen ze waarschijnlijk al snel overschakelen op Nederlands. Venlo ligt wel 70 km ten noorden van de plaats waar ik ben opgegroeid, maar ik verstond vrijwel ieder woord dat de interviewer sprak onmiddellijk. (Over joeksig en doeënbie moest ik even nadenken: ‘grappig’ en ‘dichtbij’.)
2. In de mailtjes die we uitwisselden, waren de uitspraakverschillen tussen onze dialecten duidelijk te zien. Ik zeg en schrijf trök voor ‘terug’, mijn correspondent truuk. Ik zeg en schrijf maog (‘mag’), hij meug. Nauwelijks wereldschokkend, maar het illustreert wel dat er geen Limburgse standaardtaal is. Tijdens het gesprek werd kort aangestipt dat het misschien goed zou zijn zo’n standaardtaal te scheppen, want dat zou de Limburgstalige literatuur bevorderen.
Dat klopt waarschijnlijk, maar waarom zou je dat willen? Iedere Nederlander of Vlaming die Limburgs spreekt, leest tegenwoordig ook Nederlands en heeft dus deel aan de Nederlandse literatuur. Bovendien lukt Limburgs lezen nu ook al wel, het gaat alleen langzamer. Dat komt vooral door het ontbreken van een vertrouwd woordbeeld, en door die kleine verschillen die ik net noemde kan het woordbeeld ook niet echt vertrouwd wórden. Als ik dialect lees, doe ik daarom wat in vroeger eeuwen sowieso gebruikelijk was: ik prevel het zachtjes voor me uit, om te horen wat er staat.
Is het voordeel van zo’n standaardschrijftaal beperkt, de nadelen zijn volgens mij juist aanzienlijk. Ten eerste: schrijvers kunnen niet meer afgaan op hoe ze zelf spreken, maar moeten zich aanpassen aan de norm. Dan zit je dus eigenlijk weer in hetzelfde schuitje als wanneer je, als streektaalspreker, Standaardnederlands schrijft: je schrijft een ‘vreemde taal’. Weliswaar zal zo’n Limburgse standaard minder afwijken van je spreektaal, maar dat maakt het niet per se makkelijker – subtiele verschillen zijn vaak juist moeilijker te onthouden. Als ik moet kiezen tussen twee enigszins vreemde talen die ik goed beheers, zal ik doorgaans de voorkeur geven aan die met het grootste bereik – aan het Nederlands dus.
Het tweede nadeel is dat zo’n standaardtaal – indien succesvol – de regionale taalverscheidenheid kan verminderen, net zoals het Standaardnederlands de verscheidenheid in het Nederlandse taalgebied verminderd heeft. Wie gehecht is aan taalverscheidenheid, wil dat niet. Wie minder gehecht is aan taalverscheidenheid, kan net zo goed Nederlands schrijven.
3. Het was erg prettig om voor de afwisseling een levendig gesprek niet in het Nederlands, maar in het Limburgs te voeren. Net zoals ik het prettig vind, overigens, om levendige gesprekken te voeren in buitenlandse talen die ik redelijk beheers, al kost dat wat meer moeite. Ik heb daar geen diepzinnige reden voor; ich vènj ’t gewoon sjiek óm plat te kalle. Niet chic, hoor – leuk.
Anoniem zegt
Leuke blog Gaston. Ik ben 100 km noordelijker opgegroeid maar heb nooit begrepen waarom je het Maastrichts niet zou verstaan (of het Vaals). In het begin inderdaad een paar woorden navragen. De commissies doen, bijvoorbeeld :).
groeten, Ellen
@lectorlogopedie
Gaston Dorren zegt
Dank je, Ellen! Maastrichts is inderdaad prima te verstaan. Vaals, Simpelvelds en Kerkraads e.d. vind ik toch wel lastig, hoewel ik goed Duits spreek. 'Kommisses doon' zeg ik zelf, dus daar zit het probleem niet…
Gaston Dorren zegt
Miet Ooms reageert via Twitter (omdat de reageerfunctie niet werkt:)
Bij punt 1: is logisch. Dialectisoglossen lopen van noord naar zuid en niet van oost naar west. Je hoort dus meer verschil op 25 km van O nr W dan op 70 km van N nr Z.
[Dat klopt zeker. Maar ik had gedacht dat Venloos toch meer Brabants/Nederlands zou klinker. Vanuit Zuid-Limburg voelt het erg ver weg.]
Bij punt 2: daar is al over nagedacht, vergaderd, gewroet en gewrocht. Voorlopig resultaat: http://www.limburgsedialecten.nl/sjablonen/dialecten/pagina.asp?subsite=176&onderwerp;=904
[Dit zijn spellingrichtlijnen, die iedereen kan gebruiken om het eigen lokale individuele dialect te noteren. Een poging tot standaardisering van de táál is het niet.]
Marc van Oostendorp zegt
Bij punt 2: inderdaad is hier al eerder over nagedacht, en zelfs al behoorlijk gesteggeld. Zo'n tien jaar geleden had je een groep die zich inzette voor het 'Algemeen Geschreven Limburgs', onder leiding van de journalist Wim Kuipers (zie bijvoorbeeld hier http://www.limburghuis.nl/).
Zij verzetten zich in hevige polemieken tegen het beleid van Veldeke dat juist van oudsher iedereen zijn eigen dialect laat schrijven. Volgens Kuipers c.s. zou dat de dood betekenen van het Limburgs. Als ik me goed herinner zaten geestverwanten van hen ook nog een tijdje in de Provinciale Staten, maar inmiddels lijkt een en ander volkomen verdampt.
Gaston Dorren zegt
Goh, is geheel aan me voorbijgegaan. Blij toe dat het verdampt is. Ik heb een zwak voor standaardtaal, maar eentje is wel genoeg. Ik benijd de Friezen niks.
plaatsman zegt
De isoglossen lopen inderdaad van noord naar zuid (of omgekeerd), maar maken juist ter hoogte van Venlo een bocht waardoor het toch oost-westisoglossen worden. Venlo ligt zo ten noorden van de Panninger linie (dus niet om de haverklap sj-) en eigenlijk middenin de Uerdinger linie ("ik", maar wel "mich"). Je voorgevoel klopt dus wel met wat de dialectonderzoekers erover zeggen, die zien het Venloos als een Limburgs dialect met Gelderse trekken (hoe noordelijker in Limburg, hoe Gelderser de taal). Het Venloos een mooi voorbeeld van hoe het Limburgs deel uitmaakt van het West-Germaans continuüm, waar alleen het Fries en het Engels buiten vallen.