Het is niet moeilijk om een boek uit 2012 in je hart te sluiten waarin het woord bestseller tussen aanhalingstekens wordt gezet. Klaas Driebergen doet dat in zijn Bommel en bijbel. Bijbel en christendom in de verhalen van Marten Toonder. Over de bundel Bommelverhalen Als je begrijpt wat ik bedoel schrijft hij:
Deze zag in 1967 het licht als Literaire Reuzenpocket 250 en werd direct een ‘bestseller’.
Bestsellers horen niet echt tot de wereld van Bommel of tot die van de bijbel. In zijn nawoord bij deze omvangrijke studie (347 pagina’s!) die gebaseerd is op zijn doctoraalscriptie aan de VU vertelt Driebergen dat hij van kinds af een liefhebber was van Bommel en dat hij blij was toen hij deze hobby met zijn christelijke achtergrond kon combineren.
Het resultaat is zeer gedegen. Je krijgt het gevoel dat werkelijk iedere verwijzing naar het christendom en de bijbel in de Bommel-sage aan de orde komt: van de man die het heeft over de ‘poel des verderfs’ tot en met het éne plaatje waarop mensen, weliswaar ergens op de achtergrond, naar de kerk gaan.
Driebergen laat zo zien dat het christendom een belangrijke rol speelt: als iets waartegen Toonder zich afzet – vooral de boetepreek en het massale achter een of andere heilsleer aanlopen moesten het regelmatig ontgelden – en als iets waar hij, vooral in zijn taalgebruik veel aan ontleende.
Dat is allemaal heel interessant, al heeft het soms ook iets willekeurigs. Het is niet duidelijk dat nu uitgerekend de bijbel zo’n helder licht werpt op Bommel, of omgekeerd dat Toonder nu zo’n belangrijke miskend-christelijke schrijver was. Zoals Driebergen in zijn slothoofdstuk schrijft zou het ook mogelijk zijn geweest om een studie te schrijven over Bommel en het boedhisme, of Bommel en godsdienst in het algemeen. Mijn indruk is in ieder geval dat Toonder meer geloof hechtte aan sprookjes en sagen dan aan de grote georganiseerde godsdienst.
Toch staat het boek vol met aardige vondsten voor de liefhebber. Iets dat herhaaldelijk opduikt (hoewel Driebergen dat zelf niet lijkt op te merken) is de verwijzing naar Amerikanen. Zo bespreekt Driebergen bijvoorbeeld de discussie die er in de ingezondenbrievenrubrieken telkens ontstond als de superkapitalist Amos W. Steinhacker ten tonele werd gevoerd: was dat geen antisemitische karikatuur. Driebergen laat zien dat de oudtestamentische voornaam eerder verwees naar een (protestante) christen en het beeld dan ook eerder er een is van een Rockefeller (naar wie de achternaam natuurlijk verwijst). Ook Zwadderneel, het mannetje dat zo somber is dat hij altijd een paraplu nodig heeft omdat het waar hij komt regent, blijkt visueel gemodelleerd te zijn op een (Amerikaanse) Quaker. En dan is er natuurlijk Ollie B. Bommel zelf, met zijn Amerikaanse jas (dat heeft weinig met de bijbel te maken, maar dat denk ik dan).
Rommeldam blijkt bevolkt te zijn geweest met allerlei crypto-Amerikanen! Wat moeten we daar nu van denken? Probeerde Toonder zo een internationale doorbraak te forceren? In een interview zei hij ooit dat hij Bommel ‘de beste strip van Europa’ vond. Of was de relatie tussen Amerika en het traditionele Europa (markies de Canteclaer, professor Prlwytzkofsky) eigenlijk een belangrijk thema in zijn werk? Bommel en Amerika, dat zou ik meteen lezen.
Gaardenier zegt
De echte Bommelkenner weet dat Marten Toonder een liberaal denkend persoon was. Hij heeft zich zeker nooit ingelaten met zijn figuren voor- of tegenstandpunten te laten innemen ivm godsdiensten.
Proberen om dat toch ergens achter te zoeken is dom.