Begin dit jaar riep Anne Provoost in Taalschrift op voor een andere naam voor het Nederlands, en zeker het Nederlands in België (http://taalschrift.org/editie/94/gezocht-andere-naam-voor-nederlands). Haar voornaamste reden: zij, als Belgische/Vlaamse, wordt in het buitenland als Nederlands auteur aanzien en omschreven, omdat ze in het ‘Nederlands’ schrijft. Daar lijkt in eerste instantie veel voor te zeggen, maar er zitten toch wat haken en ogen aan.
Ten eerste klopt haar analyse niet:’Omdat onze taal hoogst ongelukkiglijk wordt aangeduid met een woord dat een bezittelijke vorm is van de eigennaam van een natie. Nederland en Nederlands. Naar mijn taal, de essentie van mijn identiteit, wordt dus verwezen met de possessieve genitief van een land dat mijn buurland is.’
Nederlands is geen genitief, maar een adjectief. En het rare met geografische namen is dat de adjectieven die bij een land horen meestal niet eens zijn afgeleid van de naam van het land. Frankrijk en Frans (niet ‘Frankrijks’), Duitsland en Duits (niet ‘Duitslands’), Portugal en Portugees (niet ‘Portugees’), Monaco en Monegaskisch enz. Er valt geen staat op te maken. In dit opzicht is ‘Nederlands’ zelfs een buitenbeentje. ‘Neders’, dat zou logischer zijn (in het rijtje Duitsland/Duits, Griekenland/Grieks, Zwitserland/Zwitsers, Finland/Fins en zelfs Rusland/Russisch).
Ten tweede snijdt het argument dat het toch voor buitenlanders zo lastig is helemaal geen hout(en het is ook niet relevant). Want ofwel kennen die buitenlanders (anderstaligen) Nederlands, en dus het woord ‘Nederlands’, en dan weten ze meestal wel dat iemand die in het Nederlands schrijft niet noodzakelijk een Nederlander of Nederlandse is. Ofwel kennen ze geen Nederlands, en dan noemen ze de taal ook anders. Laten we twee van onze grote buurtalen nemen: Frans en Engels. In het Frans heet ons noordelijke buurland ‘les Pays-Bas’, en de taal ‘le Nèerlandais’ en in het Engels staat ’the Netherlands’ (of Holland) tegenover ‘Dutch’. Van de link land-taal via de vorm, die mevrouw Provoost aanhaalt, is hier absoluut geen sprake. Natuurlijk weet men wel (of denkt men te weten) dat le Néerlandais/Dutch in les Pay-Bas/the Netherlands wordt gesproken, maar dat heeft dan weer niets met de naam van de taal te maken. Een naamsverandering gaat hier ook niets oplossen. Het is niet omdat wij onze taal een andere naam zouden gaan geven, dat die Engels- en Franstaligen ons daarin gaan volgen.
Ik ontken niet dat er verwarring is, en dat die best vervelend kan zijn voor een niet-Nederlandse auteur die in het Nederlands schrijft. Maar die verwarring is een stuk ouder dan de naam ‘Nederlands’. Prof. Willemyns heeft er in zijn ‘Geschiedenis van het Vlaams’ een heel verhaal aan gewijd. Ik vat het hier even samen.
– (Neder)Diets/(Neder)Duuts: is de eerste benaming van het Nederlands. De Franken noemden hun eigen taal ‘theudisk’ (van het volk), in tegenstelling tot ‘frankisch/françois’ wat eigenlijk de taal was van de Gallo-Romeinen die in het gebied woonden. ‘Diets’ en ‘Duits’ zijn dus eigenlijk hetzelfde woord. Oorspronkelijk gebruikte men ‘Diets’ vooral in Vlaanderen, Brabant, West-Limburg en Zeeland, en ‘Duits’ in de andere Germaanstalige gebieden.
– Vlaams: werd vanaf de 13de eeuw gebruikt voor de taal die men in Vlaanderen (het graafschap dan) sprak. Gek genoeg is de gewoonte om het Nederlands buiten Vlaanderen ‘Vlaams’ te noemen een Romaanse, vanaf de 15de eeuw. ‘Vlaams’ is dus eigenlijk alleen de naam voor de taal/dialecten van Oost- en West-Vlaanderen. ‘Vlaams’ als benaming voor het zuidelijke Nederlands, is eigenlijk een gallicisme.
– Nederlands als naam voor de taal wordt pas voor het eerst in de 15de eeuw gebruikt. Na een tijdje verloor ze haar populariteit, en pas vanaf de 19de eeuw raakte ze weer ingeburgerd. Eerst in Nederland, dan in België.
– En dan is er nog ‘Nederduitsch’. Het dook plots op, rond 1550, en werd enorm populair. Pas in de loop van de 19de eeuw verdween hetgeleidelijk aan, om in het begin van de 20ste eeuw definitief plaats te maken voor ‘Nederlands’.
Het is een hele soep, de geschiedenis van de naam van onze taal. En net daarom denk ik dat een nieuwe benaming, amper honderd jaar nadat de huidige definitief doorbrak, de verwarring alleen maar groter zou maken. En zeker als die moet dienen om een onderscheid te maken tussen het Nederlands in Nederland en dat in België. Die kans hebben we overigens gehad, op het moment dat het taalgebruik in België bij wet werd vastgelegd. Er is toen heel bewust voor het ‘Nederlands’ gekozen, en niet het ‘Vlaams’ (of ‘Belgisch Nederlands’ of ‘Zuidnederlands’ of…)
Het probleem ligt eigenlijk niet eens bij die benaming, want onder meer het Engels, het Duits en het Frans zitten allemaal in dezelfde situatie. Het probleem is dat de buitenwereld zich er nog van bewust moet worden dat Nederlands ook buiten Nederland, in België bijvoorbeeld, gesproken en geschreven wordt. En laat dat nu een taak zijn voor auteurs als Anne Provoost. In plaats van zich te ergeren aan de misvattingen, zou ze beter gewoon iedereen die de vergissing maakt daar vriendelijk maar beslist op moeten wijzen. En de tijd zijn gang laten gaan.
Gaston Dorren zegt
De aanbeveling is waarschijnlijk verstandig, maar de eerste twee argumenten snijden in mijn ogen geen hout.
* Nee, natuurlijk kent het Nederlands geen vaste regel voor de afleiding van bijvoeglijke naamwoorden van landennamen. Op dit punt is, zoals in veel andere talen ook, historisch een ratjetoe ontstaan. Maar er zijn weinig gevallen te bedenken waar het bijvoeglijk naamwoord niet onmiddellijk aan de landsnaam doet denken. Het enige voorbeeld dat me te binnen schiet is 'Verenigde Staten – Amerikaans'. Een twijfelgeval is nog 'Monaco – Monegaskisch'. Bij welk land Duits, Frans en Portugees horen, is zonneklaar.
* Het is waar dat de officiële naam van de Nederlandse taal (néerlandais enz.) vaak niet lijkt op de officiële naam van Nederland (Pays-Bas enz.). Meer ten eerste is de taalnaam meestal wél nauw verwant aan het bijvoeglijk naamwoord, en wel aan 'Nederlands', niet aan 'Belgisch' of 'Vlaams'. En ten tweede wordt in veel talen het Nederlands doorgaans aangeduid als 'Hollands' en Nederland als 'Holland'. In die talrijke gevallen vormen het land, de taal en het adjectief dus wel een hecht drietal.
Dat alles neemt niet weg dat de aanbeveling, zoals gezegd, waarschijnlijk verstandig is. Als je ziet hoe lang (pleitbezorgers van) de Khoisan, de Inuït en de Sami al bezig zijn om de oude namen van deze volken uit ons spraakgebruik weg te krijgen … Het is bijna onbegonnen werk.
Overigens, zouden Oostenrijkse auteurs ook niet geregeld als Duitsers, Waalse auteurs als Fransen en Zweeds-Finse auteurs als Zweden geïntroduceerd worden, in het buitenland? Ik denk van wel.
Miet Ooms zegt
Wat jij als mijn eerste twee argumenten aanhaalt, zijn eigenlijk geen argumenten voor mijn stelling, maar de weerlegging van het pro-argument van Anne Provoost. Namelijk dat Nederlands een 'genitief' (eigenlijk dus een adjectief, maar die slip of the tongue is niet relevant) is van het land 'Nederland' en *daarom* niet geschikt om een taal te benoemen die ook buiten Nederland wordt gebruikt. Namen voor talen zijn meestal geen echte adjectieven van landen en de benaming voor onze taal is het in andere talen al helemaal niet van de naam voor het land Nederland. De *link* wordt wel gemaakt, maar dat is, zoals ik al zei, een ander verhaal. Wat Duits/Frans/Engels/… betreft: er is inderdaad een link met een bepaald land. Maar over het algemeen weet men wel (denk ik) dat er ook buiten Duitsland, Frankrijk en Engeland Duits, Frans en Engels wordt gesproken. En valt men op zijn minst niet van zijn stoel als een Duitstalig auteur niet van Duitsland, maar van Oostenrijk of Zwitserland blijkt te zijn. En dat een Engelstalige auteur Amerikaans blijkt, dat is zelfs de normaalste zaak van de wereld. Dat is dus internationaal doorgedrongen.
Dat Finse auteur die in het Zweeds schrijft, de Belgische auteur die in het Frans schrijft enz. ook verkeerdelijk voor Zweden, Fransen, … worden aanzien om die reden, dat klopt hoogstwaarschijnlijk. Maar die staan dan gewoon voor dezelfde uitdaging als mevrouw Provoost en haar collega's, en ik twijfel er eerlijk gezegd aan dat zij dit aangrijpen om te pleiten voor een naamsverandering van hun taal.
plaatsman zegt
Die aanbeveling zou ik ook graag overnemen, inderdaad. "Dutch" is meer dan de taal van Nederland. Dat moeten we de wereld steeds opnieuw uitleggen, maar goed, dat zou moeten lukken. Engels is toch ook meer dan de taal van Engeland?
Die afleidingen zijn trouwens wel aardig, ze zijn regelmatiger dan je op 't eerste zicht zou denken. Als landen naar een volk vernoemd zijn – Duitsland, Engeland, Frankrijk, Denemarken, Noorwegen – dan heet de taal naar dat volk. Als landen naar hun ligging genoemd zijn, heet de taal naar het land: IJslands, Groenlands, Nederlands (ook "Oostenrijks", al is dat geen taal). Waarbij "Nederland" natuurlijk oorspronkelijk een veel groter gebied besloeg ("Belgisch" en "Nederlands" waren ooit synoniemen). Echte verwarring is er bij Estland, zowel "Ests", "Estisch" als "Estlands" komen voor. Maar van die naam kennen we de etymologie natuurlijk ook niet.
Miet Ooms zegt
Mijn echte argument om het niet te doen is dus eigenlijk: het is al zo lang zo'n soep, de huidige naam is nog niet zo oud en de huidige situatie met de taalwetten nog recenter. Geef het een kans en werk gewoon aan de bekendmaking dat er in België (Vlaanderen) Nederlands wordt gesproken, in plaats van nog een ingrediënt aan die soep te willen toevoegen.
Miet Ooms zegt
Het is op zich een heel interessant onderwerp, die adjectieven (of namen van talen) en hun verhouding tot de naam van het land. Ik heb trouwens nog een speciale naam van een taal, die niet aan de naam van het land is gelinkt: het Magyaars in Hongarije. En dus niet 'Hongaars' 😉
plaatsman zegt
Die taal noem ik zelf gewoon Hongaars hoor. In die taal wordt Hongarije wel Magyarország genoemd.
Gaardenier zegt
Geachte,
In verband met taalgeschiedenis en eigenheid, het volgende:
Wat ik wél doe, is strijden voor het vermijden van onnodige en onnuttige leenwoorden. Het dwepen ermee blijkt een Hollandse ziekte. En omdat jullie in de taalunie met een overmacht aan beslissingsinvloed zitten, worden wij er helaas ook door overspoeld.
Dit gaat zover dat het gekende genootschap Onze Taal zich meent te moeten vergelijken met de Académie française. De laatste legt zich inderdaad toe op de vrijwaring en bescherming van eigen taal. Het vernoemde genootschap doet echter zijn best om met alle beschikbare middelen onze Germaanse oorsprong en eigenheid te verknoeien. Dat is één van de redenen dat ze om de haverklap leenwoorden op een verhoogje stellen. In hun "geschiedenis" op hun webwerf wordt dat duidelijk omschreven. Ik herinner me uit mijn jeugd dat het zover ging dat in Vlaamse scholen aangeleerd werd, dat paraplu juist is en regenscherm verwerpelijk.
Wat velen ook niet weten is, dat er in het Nederlands, tussen beroepsmensen ooit een taalstrijd gevoerd werd. Het gebeuren speelde zich hoofdzakelijk af tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw. Er waren twee partijen:
De ene werd de Aldietsche beweging genoemd, en legde zich toe op het zoveel mogelijk behouden van de Dietsche en Germaanse oorsprong en verwantschap. Ze werd voornamelijk belichaamd door C.J. Hansen. Deze had ook nogal wat aanhangers, maar moest duidelijk het onderspit delven t.a.v. de Fransgezinden. Voornamelijk na 1870, toen Frankrijk nogal wat slaag had gekregen van de Duitsers.
In België, hoe onwaarschijnlijk ook, de toenmalige belgicisten Henri Conscience, Jean Baptiste David en Jean Francois Willems, samen met de zeer grote Franstalige burgerlijkheid. De eerste werd gesteund door vooral de monarchie, de tweede de hogere (Franstalige) clerus, de derde door de toenmalig zeer sterke liberale (anti-kerkelijke en Fransgezinde) burgerlijkheid.
Een groot deel van deze geschiedenis wordt verzwegen, weggemoffeld, in een schutkring gezet.
Een toch wat duidelijkheid brengend boek ter zake, is:
"Van Duinkerke tot Köningsberg, Geschiedenis van de Aldietsche beweging", van Ludo Simons.
(Uitg. B. Gottmer, Nijmegen en Orion in Brugge)
Wat tegenstanders ook mogen beweren, tot vandaag zijn er krachten die bewust onze taal zodanig verloederen, dat het niet eens meer opvalt. Kent u één andere taal waarin zo gedweept wordt met andermans taal?
Kan u me uitleggen hoe 1500 Franse werkwoorden in het Nederlands als "standaardtaal" binnen geraakt zijn? Druppelsgewijze zegt u? Ik hoor het u graag zeggen!
Laat ons elkaar geen Liesbeth noemen. We weten allemaal dat Guillaume d'Orange geen woord Nederlands kon of wenste te leren. En dat Napoleon toen hij vertrok, zijn Franstalige administratie achterliet, dachten gewone mensen ook, dat ze snel zouden vervangen worden door Nederlandssprekenden. Niets was minder waar, want het goed georganiseerde centraal gestuurde systeem werkte goed, en daarvoor had men enkel lokale stadhouders die onderling nogal wat verschillen vertoonden in regels en gebruiken.
Ondertussen offerden wij Vlamingen, bloed, zweet en tranen tegen de verfransingsdruk. Dit terwijl Hollanders tot vandaag, messen in onze rug steken met het invoeren van karrevrachten Frans. Als doekje voor het bloeden, zijn er allerlei pseudo taalzuiverheidsminnende verenigingen die zich wonderwel altijd en uniek tegen het Engels richten. Dit terwijl de Engelse invloed amper een fractie is, van de Franse.
Vandaar dus, mijn tegengas! En benieuwd naar uw mening(en).
Beste groeten van Leo uit Vlaams Mortsel,
Je weet wel, waar men liever vruchtensap drinkt dan zuderans!