Als het evolutionaire doel van taal communicatie was, zegt de psycholoog Geoffrey Miller, zouden mensen enorme oren hebben. Degene die immers het meest te winnen heeft bij de overdracht van informatie is de luisteraar. Gesprekken tussen mensen zouden zo gaan dat mensen zo min mogelijk willen spreken (alleen als het echt de moeite waard is van al die speekselproductie zou je wat zeggen) en iedere keer als iemand toch de stilte doorbrak zouden alle anderen onmiddellijk die grote oren op hem of haar richten om maar geen lettergreep te missen.
Onder de aanname dat taal er vooral voor communicatie is, kun je dat niet begrijpen. (Millers eigen gedachte is dan ook dat taal er primair is om aan het andere geslacht te laten zien hoe geweldig slim je bent, zodat je makkelijker aan nageslacht komt.)
Ik denk ook niet dat het een recent verschijnsel is, of dat het beperkt blijft tot de academische wereld. De goede lezer is nooit een volksheld geweest en zal dat ook niet zo snel worden. Iemand die wil laten zien hoe taalvaardig hij is, gaat niet aantonen hoe goed hij een tekst van een ander begrijpt. Zo iemand gaat ófwel fouten in de tekst van die ander aanwijzen (dat is geen lezen, dat is redigeren; maar redigeren laat eigenlijk nooit zien hoe goed je de ander begrepen hebt), ófwel zelf een knappe tekst componeren.
Goede lezers zijn de losers van de evolutie.
Jacques zegt
1-0 🙂
Miet Ooms zegt
Het is natuurlijk ook een stuk moeilijker te bewijzen dat je bepaalde artikels/boeken gelezen hebt, en al helemaal dat je naar bepaalde zaken/mensen geluisterd hebt (en ze begrepen hebt). Eigenlijk is de enige manier om dat te doen, erover te schrijven of te spreken…
Taalprof zegt
Op de een of andere manier is het aantal luisteraars dan soms toch wel weer belangrijk voor het succes of de mislukking van een radioprogramma, en het aantal lezers van een boek doet er ook toe. Dus helemaal machteloos zijn die ontvangers nou ook weer niet.