[k] De [k] maak je met de rug van je tong. Je houdt die tegen het zachte verhemelte, zodat de lucht even niet naar buiten kan stromen. Wanneer je los laat, komt de lucht met een kleine explosie vrij. De klank die zo ontstaat, dat is de [k].
Dat is te zeggen, het hangt er vanaf. Wanneer je goed luistert of vooral wanneer je goed voelt aan je tong, zijn er minstens twee manieren om die [k] te zeggen.
Het duidelijkst kun je dat horen wanneer je eerst kiert zegt, dan kaart, en dan koert en goed oplet op hoe je de k uitspreekt. De eerste keer zeg je die [k] ligt meer naar voren in je mond dan de andere twee keer. (Ja, ook in jouw mond.) Die klank schrijf je wanneer je precies wil zijn als [kʲ].
Bij koert doe je weer iets anders: je lippen zijn gerond tijdens het uitspreken van de [k]: die klank kun je opschrijven als [kʷ]. De klank in kaart, dat is dan de onversneden [k].
We merken de verschillen tussen die drie klanken meestal niet op. Dat komt doordat je ze automatisch maakt. [kʲ] en [kʷ] zijn aanpassingen aan de klinker. Om een [i] te zeggen plaats je je tong verder naar voren dan voor een [k] in kaar: de [kʲ] zit dan veel dichter in de buurt. En om een [u] te zeggen (zoals in koer) rond je je lippen – net als voor [kʷ].
Je begint met andere woorden, de klinker al een beetje te zeggen terwijl je nog bezig bent met de [k].
Dat soort aanpassingen hebben in het verleden ook wel geleid tot echte veranderingen in de taal. Neem het achtervoegsel –tje (in zeetje). Waar komt die tj (die verder in het Nederlands nauwelijks voorkomt) eigenlijk vandaan? Ooit was dat achtervoegsel –kien. De k heeft zich in dat woord zozeer aangepast aan de klinker dat hij zelfs nog naar verder is doorgeschoven dan de [kʲ] – en zo kreeg je tj. Later (of zelfs tegelijkertijd) heeft de [i] zijn kleur geworden, en is de volkomen toonloze e geworden die er nu nog over is.
plaatsman zegt
't Is eigenlijk wel een interessant gegeven dat de k- in het Nederlands zo stabiel is. Behalve het verkleinende -tje uit -kien zijn er eigenlijk geen grote verschuivingen, terwijl die er in bijna alle andere Germaanse talen wel zijn. Ook onze buurtalen doen dat: in het Fries en het Engels wordt de k- vaak een tsj-, in het Duits is de klank in veel posities een -ch- geworden en zelfs in het Romaanse Frans was de Latijnse k- (gespeld c-) niet veilig. Het Nederlands is een soort eilandje van k's.
Marc van Oostendorp zegt
Mooi gezegd! (Juist in het Frans heeft men natuurlijk die verschuiving van [k] tot bijna in het absurde doorgevoerd, zelfs voor een [a]: chat, charrière. Ik hoorde toevallig gisteren een lezing waarin werd aangetoond dat er nu zelfs in woorden als 'quattre' een lichte palatalisatie plaatsvindt bij sommige jonge sprekers.