Utrecht, dat is de stad die zichzelf Utereg noemt, terwijl Utrechtenaren tegelijkertijd soms enkelt zeggen in plaats van enkel, en brommert in plaats van brommer. De stad waar t’s verdwijnen en verschijnen naar believen, althans op het eerste gezicht.
Helemaal lukraak is het toch niet, blijkt uit deze film op Facebook, waarvan de link me is toegestuurd door Weia Reinboud. In de film worden een aantal Utrechters geïnterviewd in de jaren ’70. Dat was een spannende tijd in Utrecht – de komst van Hoog Catharijne en de grootschalige sloop van een deel van de binnenstad die daarvoor nodig is, zorgt voor onrust. De stad zal daarna nooit meer hetzelfde zijn. Volgens de makers van een nieuwe documentaire verandert Utrecht ‘van een suf provinciestadje in een stad die landelijke aandacht trekt’.
Maar Reinboud viel nog iets anders op. De manier waarop enkele van de vrouwen met hun t’s omgaan.
De vrouwen worden in de clip geïnterviewd vanaf minuut 9:48, in de Wolvenstraat (Dat is, schrijft Reinboud, “vlakbij de gevangenis. Het bedrijfsgebouw aan de overkant is er niet meer, nu nieuwbouw. De andere huisjes en de witte paaltjes staan er nog, zegt Google Earth.”)
Vooral de jongere vrouw met de bril is interessant. Soms laat zij inderdaad duidelijk t’s weg: weggeschup (15:58), bereik (17:08), gewees (17:09), geplak (17:12). (Al deze tijdsaanduidingen dank ik aan Reinboud.) Ze doet dat vooral na medeklinkers als p, k, s, t: medeklinkers waarbij je de stembanden niet laat trillen. Ze doet het niet, of minder na klinkers (met uitzondering van nie) of na ‘zachtere’ medeklinkers als r en l.
Dit alles is in overeenstemming met een theorie die ik ooit (in 2002) heb uiteengezet in een artikel in het vakblad Taal en Tongval (hier staat een manuscriptversie die afgezien van tikfouten niet verschilt van de gepubliceerde versie). Daarin beweer ik dat er allerlei krachten werken op het Utrechtse woord – maar één ervan is dat je graag wil dat zo’n woord eindigt op een echte, harde medeklinker. Je kunt een t best weglaten als het resultaat nog steeds zo’n harde medeklinker heeft. Maar in een woord als enkelt en brommert voeg je om die reden een t toe.
Ik wist toen niet van deze mevrouw, die de theorie op een spectaculaire manier bevestigt, althans met een extra draai: het is niet zozeer ieder woord als wel iedere zin die op een echte harde medeklinker moet eindigen. En daarom doet ze iets aparts. Ze spreekt woorden als niet (15:15), gaat (18:03) en gebeurt (18:31) op een heel aparte manier uit. Voor de slot-t is een kleine pauze, en dan komt die medeklinker, heel nauwkeurig gearticuleerd: nie. T.; gaa.T; gebeu(r). T
Wat belangrijk is: die mevrouw doet het alleen aan het eind van zinnen. En ze doet het ook met andere medeklinkers (gelij.K, 15:36), zelfs als de t wordt weggelaten (weggeschu.P, 15:58).
Het is een wat vreemde eis, dat zinnen per se op een harde medeklinker moeten eindigen, maar zoals ik in het artikel in Taal en Tongval probeerde aan te tonen is hij niet onbekend; ook in de grammatica’s van andere talen komt hij voor. In 1993 werd hij bijvoorbeeld voorgesteld voor de beschrijving van het Lardil, een (stervende) Australische taal.
Rianne Verhoeven zegt
Maak even 'Hoog Catharijne' van 'Hoog Catherijne'. Of is dat laatste ook Utregs?
Marc van Oostendorp zegt
Nee, heel erg on-Utregs! Verbeterd, dank je wel.