Gert de Jager
Eeuwige roem door in 356 v. Chr. een Artemistempel in brand te steken, een verhaal in Sartres Le mur, een gedicht van Menno Wigman ter gelegenheid van de troonswisseling. Het werd afgelopen woensdag gepubliceerdop het literaire weblog Tzum en op de website van de Slaa. Ik neem aan dat ik het integraal mag citeren.
Herostratos
Er tikken pissebedden in mijn hoofd.
Ze naaien mijn gedachten op.
Ik denk al dagen aan een daad, zo groot,
zo hevig en dramatisch dat mijn naam
in alle kranten komt te staan.
Napoleon, las ik, was kleurenblind
en bloed was voor hem groen als gras.
En Nero, die bijziend was, hield het spel
in zijn arena bij door een smaragd.
Nu even stilstaan. Moet je horen: ik
ga straks de straat op, ik besta het, schiet
me leeg en verf de feeststad groen.
En nog voor het eind van het festijn
zal ik de grootste zoekterm zijn.
Een sterk gedicht. Een typisch Wigmangedicht ook: de identificatie met een buitenstaander die moeite heeft de legioenen in zijn hoofd onder controle te houden; de historische referenties; een eigentijds beeld voor wat zich gisteren, nu en altijd zal voltrekken. De acute onsterfelijkheid van Google.
Menno Wigman, stadsdichter van Amsterdam. Geschreven aan de vooravond van de inhuldiging van Willem-Alexander. Met dat commentaar moet de lezer van Tzum het doen. Een formulering van de dichter zelf? Normaalpubliceert een Amsterdamse stadsdichter zijn gedichten in Het Parool – het staat zelfs in zijn functieomschrijving. Tzum volgt het landelijke literaire nieuws, maar richt zich eigenlijk op Groningen. Op Facebook, die eigentijdse gossipmachine, circuleerde dan ook snel het gerucht dat Het Parool het gedicht niet wilde plaatsen. Enig googlen, jazeker, leerde me dat het gedicht bibliofiel werd uitgegeven in een oplage van 38 exemplaren; niet ongebruikelijk bij Wigman. Op de hevig vormgegeven, ondoordringbare website van de Slaa is het gedicht ook sinds woensdag min of meer te vinden.
Ik heb geen abonnement op Het Parool en de echte vooravond van de inhuldiging is pas maandag. Ik kan iets gemist hebben en er kan nog iets komen. Toch zou het me allemaal niet verbazen. Een feeststemming verstoren door aandacht te schenken aan types die de feeststemming kunnen verstoren. De malloot die weinig nodig heeft om op een idee gebracht te worden. Of het nu wijze zelfbeperking van de dichter is of van de krant: wijs is het zeker. Een hoofdredacteur bespaart zich pagina’s met ingezonden brieven. Een auteur ziet net als iedereen hoe de stad is afgezet en hoort boven zijn tuimelraam de politiehelikopters vliegen. Groningen. Slaa. Achtendertig exemplaren.
Het laat zien hoe moeizaam de positie is van een dichter die meent iets te moeten vertegenwoordigen. Wigmans voorganger was Frank Starik die op de toon van een boeteprediker uit de Bible Belt feesten en partijen opluisterde met vriendelijke versjes. Die uitvaarten, waarbij eenzame doden op het laatst nog even worden onderworpen aan maatschappelijke disciplinering. Het verantwoord moralisme van de dichters des vaderlands – op een enkel schurend vers van Komrij na. Een stadsdichter spreekt namens de polis en richt zich tot zijn medeburgers. Hij moet een diplomaat zijn, een retoricus. Het probleem met het gedicht van Wigman is dat het van meer inzicht getuigt in wat een stadgenoot beweegt dan de polis ooit kan verdragen. Als stadsdichter is Wigman een exponent van de maatschappelijke disciplinering waarvan hij in zijn gedicht het failliet bij een medeburger beschrijft. Diezelfde maatschappelijke discipline vereist dat hij dat failliet niet al te luid en duidelijk onder woorden brengt.
Gaston Dorren zegt
Het failliet? Dat klinkt mooi dramatisch en geladen en maatschappijkritisch, maar zijn het niet eerder 'de beperkingen' van de disciplinering, de inherente (en ook wel geruststellende) onvolmaaktheid ervan?
Gert de Jager zegt
Ik maak er 'failliet bij een individu' van. Of 'medeburger'. Het geruststellende ontgaat me enigszins.
Anoniem zegt
En de titel van een beroemde tekst over het fenomeen Roem van Fernando Pessoa.