Door Marc van Oostendorp
(1) Deze hele week heb ik examens Nederlands gedaan. Iedereen die ouder is dan twintig denkt in deze examenperiode natuurlijk ook even aan zijn eigen eindexamen. In mijn tijd was het allemaal ook niet veel soeps, geloof ik. Ik kan niet zeggen dat alles toen zoveel beter of juist slechter was dan nu. Maar we hielden ons niet zo enorm bezig met alinea’s.
(2) Want dat is wat, op alle niveaus van het onderwijs, de klok slaat: alinea’s, alinea’s, alinea’s. Een tekst bestaat uit alinea’s en tussen die alinea’s bestaan verbanden. De ene alinea legt de vorige uit, of vormt er juist een tegenstelling mee, of vult haar aan.
(3) Na de vwo– en havo-examens heb ik vandaag ook gekeken naar de eindexamens voor het vmbo (behalve voor de zogenoemde basisberoepsgerichte leerweg, die examens komen aanstaande dinsdag). Overigens leken de vmbo-examens me het redelijkst. De meerkeuzevragen pasten hier wel, omdat de kwesties meestal eenduidig zijn en er ook niet de suggestie wordt gewekt dat je kritisch zou moeten nadenken.
(4) De eindexamens Nederlands leiden allemaal op tot brave burgers, en de vmbo-examens zijn gewone invuloefeningen. Maar ik kan u wel vertellen: ook de toekomstige kantoorbediende weet moeiteloos het verband tussen deze alinea (alinea 4) en de volgende (alinea 5) te leggen.
(5) Wat ik me van vijfentwintig jaar geleden vooral herinnerde, speelde zich meer af op het niveau van de zinnen: ‘Waarnaar verwijst het woord hij in regel 5?’ Alleen herinner ik me vaag dat we bij de samenvatting het advies kregen om uit iedere alinea de belangrijkste zin te halen. Maar dan ging het ook vaak om de interne structuur van de alinea: die belangrijkste zin stond ofwel vooraan in de alinea (en de rest was uitwerking) of juist achteraan (en de rest leidde daarnaar toe).
(7) Vragen naar de interne opbouw van de alinea worden nu als ik het goed gezien heb, niet meer gesteld. Het zou mij eigenlijk wel interesseren waar en wanneer die draai naar de alinea eigenlijk gemaakt is. Op zeker moment moet besloten zijn dat het de alinea is die telt, dat alle Nederlanders met een middelbareschooldiploma op zak moeten kunnen zeggen hoe de ene alinea op de andere volgt.
(8) Waarom? Je zou eigenlijk zeggen dat in de laatste 25 jaar geschreven teksten zonder alinea-opbouw (statusupdates, Powerpoints) almaar belangrijker geworden zijn, en dat die focus op de alinea gaandeweg steeds belangrijker geworden is?
(9) Waar dat alles volgens mij aan voorbijgaat is dat de alinea niet per se een logische eenheid is, niet per se een stapje in een argument. De onderverdeling in alinea’s is in ieder geval óók een kwestie van ritme, van het laten vloeien van een tekst. Ook betogen zijn niet altijd top-down gestructureerd: en dan zet ik in alinea 4 een stelling, en die licht ik toe in alinea 5.
Vraag 1
Wat is het verband tussen de alinea’s 4 en 5 in deze tekst?
A – tegenstelling
B – constatering
C – uitnodiging
D – parodie
Vraag 2
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A – De afgelopen 25 jaar zijn alinea’s steeds belangrijker geworden in het eindexamen Nederlands.
B – Het is niet nodig om te zoeken naar het verband tussen alinea’s.
C – A is een constatering van B.
D – Meerkeuzevragen zijn de Powerpoints van het examenwezen.
Laat een reactie achter