Wat een vrolijk artikel, in de eerste aflevering van de nieuwe jaargang (de 130e) van het eerbiedwaardige Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (TNTL)! Cefas van Rossem legt er in uit hoe Hans den Besten en hij in de jaren tachtig een woordenlijst vonden van het Negerhollands en hoe ze vervolgens in contact raakten met de auteur ervan.
Het ‘Negerhollands’ was een creooltaal die, zoals de naam al zegt, gebaseerd was op het Nederlands en die gesproken werd op sommige Caribische eilanden, de Deense Antillen. Een creooltaal is een taal die ontstaat wanneer veel mensen zonder onderwijs een taal moeten leren die niet hun moedertaal is. Vaak ontstonden dat soort talen in koloniale omstandigheden, of onder slavernij. Dat laatste was het geval voor het Negerhollands, dat ontstond doordat slaven op de plantage met hun Hollandse en Zeeuwse meesters probeerden te communiceren. Het Afrikaans is de bekendste creooltaal met Nederlandse wortels.
De laatste spreker overleed in de jaren tachtig van de negentiende eeuw, maar we hebben al geschreven bronnen sins 1736. Veel bronnen zijn het niet, en in hun boek Die Creol Taal brachten Van Rossem en zijn collega Hein van der Voort zoveel mogelijk van geschreven bronnen samen.
Hun collega en leermeester Hans den Besten (1948-2010) ontdekte in de jaren tachtig dat er in Hawaii nog een manuscript lag met een woordenlijst die de Amerikaan Frank G. Nelson (1908-2001) nog in de jaren dertig had verzameld (een diplomatische editie van die woordenlijst staat gratis op de website van TNTL). Hij benaderde de universiteit van Hawaii en ontdekte tot zijn verbazing dat Nelson nog leefde.
En enthousiast dat Nelson werd dat er na vijftig jaar ineens belangstelling was voor zijn werk! Er ontstond een uitgebreide correspondentie tussen de Nederlandse geleerden en de Amerikaan. Die vertelt in die correspondentie hoe hij in de jaren dertig een tijdje leraar werd in Puerto Rico en vandaar een reisje maakte naar de Virgin Islands, waar nog wat Negerhollands had opgepikt en zo goed en zo kwaad als het ging had getranscribeerd. Hij vertelde over zijn informanten – meestal waren ze al wat ouder toen Nelson ze in de jaren 30 sprak, en hoewel ze vaak hun leeftijd niet wisten, moesten ze dus overwegend geboren zijn in het midden van de 19e eeuw – en hij gaf in bloemrijke stijl aan de vakgroep ATW in Amsterdam toestemming om zijn materiaal te publiceren:
Meanwhile, I am most happy to grant you, the Institute of General Linguistics, and any others who may be concerned my full permission to use this material without further notice, let or hindrance, from this time on, in part or in toto, so long as grass is green, and rivers run into the sea. (I trust this rigmarole covers all copyright laws in the Netherlands, the U.S.A. and in paritus infidelium.)
Uiteindelijk blijkt Nelson in zijn papieren – hij had in zijn leven allerlei interesses – nog zijn oorspronkelijke aantekeningen te vinden, die hij Van Rossem stuurt. Omdat Van Rossem inmiddels verhuisd is, komen die aantekeningen nooit meer aan.
Het is niet erg gebruikelijk dat onderzoekers zo minutieus verslag uitbrengen van de hoogtepunten en de dieptepunten van hun werk. Misschien is dat jammer: in Van Rossems artikel voel je de vreugde en de verbazing als blijkt dat de veldwerker van vijftig jaar geleden nog leeft en aanspreekbaar is, en de radeloze spijt over het in de post kwijtraken van belangrijke aantekeningen. En natuurlijk over het overlijden van een gewetensvol en doortastend onderzoeker als Hans den Besten.
Laat een reactie achter