Als ik het goed zie, dringt het Engels de laatste jaren steeds meer door in de neerlandistiek. Ik wees er onlangs al op dat er inmiddels al beschrijvingen zijn van alle aspecten van de grammatica en van de geschiedenis van onze taal in het Engels. Bij een bijeenkomst van redacties van wetenschappelijke tijdschriften over neerlandistiek vorige week in Amsterdam bleek dat alle redacties inmiddels artikelen in het Engels aannemen, en sommigen menen dat ze over een paar jaar helemaal in het Engels zullen zijn.
Natuurlijk, er wordt al jarenlang in het Engels gepubliceerd. Maar dit is toch weer een enkel stapje. Zo maakte ik enkele weken geleden ook naar mijn herinnering voor het eerst mee dat een jonge onderzoeker voor een groep collega’s die allemaal Nederlands kenden toch liever in het Engels sprak omdat hij zijn presentatie in die taal had voorbereid.
Moeten we ons zorgen maken?
Het rare is dat hier nauwelijks serieuze discussie over bestaat. Wat vreemd is dat toch: er vinden enorme verschuivingen plaats met taal in het openbare leven maar daarover hoor je minder dan over het Koningslied.
Dit weekeinde las ik het nieuwe boek Does Science Need a Global Language? waarin de Amerikaan Scott L. Montgomery de gegevens in de internationale (natuur)wetenschap heel kundig en leesbaar op een rijtje zet. Hij bespreekt zorgvuldig allerlei kanten van de zaak, maar zijn slotsom is toch vooral positief: door de komst van één internationale taal worden er ineens grote reservoirs van denkkracht aangesproken en daar kan de wetenschap alleen maar mee vooruit komen.
Zoiets zou je natuurlijk ook voor de bestudering van de Nederlandse taal- en letterkunde kunnen zeggen. Op zijn minst de confrontatie met ideeën over andere talen en andere culturen kan onze blik alleen maar verstevigen.
Daar staan ook wel nadelen tegenover. Montgomery bespreekt er een waar ik nog niet eerder goed over had nagedacht: dat de wetenschap hierdoor ook steeds uniformer wordt. De ‘retoriek’ van alle wetenschappelijke artikelen over de hele wereld begint steeds meer op elkaar te lijken. “Such standards of English scientific prose – from the impersonal, nonliterary, and jargon-dependen style to the inclusion of elements such as the abstract, reference list, and normalized visual forms (maps, graphs, models and so on) – act as universals (…) Flexibility in grammar and syntax is thus not matched by flexibility in syntax.”
Die uniformiteit is aan de ene kant positief – doordat er maar één manier van schrijven is, gaat het niet om hoe je het opschrijft, maar wat je opschrijft. Je overtuigt niet door het mooi op te schrijven, maar door de kwaliteit van je gegevens en je argumenten. Maar het vervelende is dat er natuurlijk geen ‘neutrale’ manier van ‘de waarheid’ bestaat, of althans, dat we niet zeker weten dat het artikel met grafieken en tabellen die vorm is.
Wat variatie zou wat dat betreft gezonder zijn – wie weet hoe een nieuwe ontdekking gepresenteerd moet worden. Aan de andere kant staat die kwestie los van de taal. Ook in het Engels kun je allerlei vormen van standaards van wetenschappelijk proza aan.
jos van hecke zegt
[1] Ja, de Nederlandstalige cultuurgemeenschappen (deze waar het Nederlands de officiële taal is, te weten 1)het koninkrijk der Nederlanden, 2)de Vlaamse gemeenschap in het koninkrijk België en 3)de republiek Suriname) moeten zich stilaan zorgen baren, net zoals de Afrikaanstalige cultuurgemeenschap in Zuid-Afrika zich al veel langer héél grote zorgen maakt en zich thans nog veel grotere zorgen moet maken. Eén reden: de alsmaar meer opdringerig wordende alomtegenwoordigheid van Engelse woorden, uitdrukkingen, zinnen en hele teksten in het openbaar leven (media, onderwijs, wetenschap, kunst, techniek, commercie, reclame, vrije tijd kortom in alles wat men "lifestyle" is gaan noemen). Deze Engelse woordenvloed wordt bovendien zo gretig en onversneden opgezogen door zowat alle geledingen van deze gemeenschappen (behalve door de Surinaamse gemeenschap, uiteraard, maar al te goed beseffende wat de waarde van één volwaardige communicatie- en cultuurtaal betekent) dat er zich een soort communicatief gebrekkig en cultureel ontoereikend creolentaaltje dreigt te ontwikkelen, ten koste van de kwaliteit en dus ook ten koste van het internationaal 'prestige' van een bestaande volwaardig uitgebouwde cultuurtaal, het Nederlands. Dit fenomeen openbaart zich vooral in Nederland en Vlaanderen en in het bijzonder door een zich pretentieus dom opstellende elitaire 'bovenlaag' die vindt dat hun verondersteld superieur mondiale status niet te rijmen valt met de mondiaal nederige status van een taaltje zoals het Nederlands, vooral in commerciële, financiële, academische, artistieke en media kringen en zelfs in politieke middens. Die evolutie van culturele zelfontkenning en zelfvernietiging is perfect te vergelijken met de domme pretenties die de Vlaamse en Nederlandse franskiljonse blaaskoppenbourgeoisie zich in de 19de eeuw en tot halfweg de 20ste eeuw aanmat. Van een (internationaal) gerichte Nederlandse taal-politiek is dan ook geen sprake (meer), nog het minst van al in politiek Vlaanderen dat weliswaar de mond vol heeft over Vlaamse 'identiteit' maar blijkbaar niet beseft dat de eigen gemeenschapstaal de belangrijkste zo niet de enige (uit)drager is van die veel maar vals bezongen 'identiteit'. De 'Nederlandse taalunie' is een ingeslapen kindje als het al geen op sterven na doodziek kindje is. Het piept af en toe nog wel eens, zij het minstens even vals als de politieke broodheren die zijn piepend bekje voederen.
jos van hecke zegt
[2] Dat er veel in het Engels en des te minder in het Nederlands over de Nederlandse taal geschreven wordt is niet per definitie een goed teken, eerder een veeg teken, een teken aan de wand. De meeste en de beste geschriften (taalbeschouwingen, grammatica's en zelfs vertaalwoordenboeken) over het Afrikaans zijn ook in het Engels geschreven maar wat heeft dat bijgebracht aan de levenskracht, de bloei en de status van het Afrikaans zelf als communicatie- en cultuurtaal? Gelukkig begint een meer en meer taal- en cultuur bewust wordende Afrikaner gemeenschap het taal heft zelf in handen te nemen (onder meer door het moeizaam tot stand brengen van een eerste degelijk verklarend woordenboek van het Afrikaans, 'WAT' genoemd), beseffende dat al dat geschrijf in het Engels over het Afrikaans juist niets heeft opgeleverd maar integendeel het Afrikaans nog méér heeft verdrongen naar die mooi bossies van de Transvaler 'boerehoek' én naar die veel minder mooi plekkies van de zij- en de onderkant van de Zuid-Afrikaanse maatschappij. Er is maar één manier om een (andere) taal écht te respecteren en te waarderen en dit is door die andere taal – minstens op een communicatief basisniveau – te leren, ze zelf te spreken en er in te schrijven, te communiceren. Bovendien is er maar één manier om een andere taal(cultuur) écht te leren kennen, dit is door die andere taal dusdanig te beheersen dat men op communicatief basisniveau kan begrijpen wat er in die taal wordt gezegd en geschreven. De beste taalboeken, woordenboeken en grammatica's zijn ook niet de 'taal X naar/over taal Y' boekjes maar de boeken geschreven in de doeltaal zelf. Tot slot: dat 'hoe' men schrijft ondergeschikt zou zijn aan 'wat' men schrijft, kan ik niet onderschrijven omdat het 'wat' en zeker de kwaliteit van het 'wat' taalkundig ten gronde samenvalt met het 'hoe', ervan uitgaande dat 'wat' men schrijft een communicatieve functie heeft, m.a.w. dat 'wat' men schrijft niet aan zichzelf maar aan anderen gericht is.
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel voor uw reactie. Ik moet wel zeggen dat ik het jammer vind dat u niet ingaat op de argumenten die er aan de andere kant worden gebruikt. De belangrijkste – ik noem hem ook al in de blogpost, en herhaal hem hier – is dat het voor wetenschappers geen kwaad kan om internationaal te communiceren. Door over de grenzen van het taalgebied heen te kijken, ontdek je wat er hier nu eigenlijk precies uniek is en wat een onderdeel van bredere internationale ontwikkelingen.
U meent bijvoorbeeld dat er hier sprake is van een "zich pretentieus dom opstellende elitaire 'bovenlaag'". Dat doet onder andere de vraag rijzen of de houding in andere Europese landen anders is of juist hetzelfde. Daar kun je alleen achter komen door internationaal te communiceren en je niet op te sluiten in je kleine taalgebied.
Het is mij overigens niet duidelijk welke partij er precies gelijk heeft in deze discussie, maar ik ben er wel van overtuigd dat we alleen verder komen door de verschillende argumenten over en weer serieus te nemen, en de andere partij niet meteen voor 'dom' of 'pretentieus' te verslijten.
jos van hecke zegt
Beste,
Dank voor je constructief wederwoord. Ik heb intussen ook al enkele andere interessante onderwerpen over taal op deze blog doorgenomen. Ik zie en zoek verder en blijf het zeker volgen. Ik heb niet gezegd en ik zal ook nooit zeggen dat het voor WETENSCHAPPERS en dus ook voor taalwetenschappers niet interessant is om 'internationaal' te communiceren, integendeel zelfs. Alleen lijkt het me dan zeer logisch en wenselijk dat er slechts één taal is die deze internationale functie vervult en dat die taal ook door de internationale gemeenschap officieel wordt aangeduid en erkend, wat tot op heden niet het geval is, zelfs niet eens binnen de grenzen van de EU. Die rol werd in vervlogen tijden officieel vervuld door het Latijn – althans binnen het oude Europa en sommige toenmalig door haar gekoloniseerde andere delen van de wereld – en het ziet er thans naar uit dat het Engels voorbestemd is om diezelfde rol wereldomspannend te gaan vervullen. Wat men echter niet kan wensen of vragen en bovendien onmogelijk is, is dat de rest van de mensheid (deze die niet tot de groep van de wetenschappers en onderzoekers behoren) die éne internationale communicatietaal van de wetenschap begrijpt en eventueel zelf hanteert, laat staan dat men zou verlangen of eisen dat alle mensen en gemeenschappen op deze aardkloot slechts nog in die éne taal zouden denken, spreken en schrijven en dus communiceren en existeren.Ik werp hier alvast de fundamentele vraag op of het voldoende, nodig en nuttig is dat wetenschappers internationaal in één taal met elkaar kunnen communiceren terwijl het in de verste verte niet gegarandeerd is dat de rest of dan toch het merendeel van de mensheid die door de wetenschap gebezigde éne taal begrijpt, laat staan in staat is om die taal ook communicatief volwaardig te hanteren en waar gewenst ook bij macht is om in die taal te repliceren? Neigt dit dan toch niet een beetje naar – zacht uitgedrukt – onverstandige pretentie? Waarom werd trouwens het Latijn als vroegere 'internationale' wetenschapstaal uit de 'Europese' universiteiten en academiën en uiteindelijk ook uit de zich universeel noemende katholieke Kerk verbannen? Democratiseringsgedachte? "Leuven Vlaams", "Mei '68" wat was de bedoeling en (tot) wat heeft het uiteindelijk gediend? Laat ik hier (althans voorlopig) afsluiten met de persoonlijke gedachte en overtuiging dat wat kan gelden voor en onder de wetenschappers (en allicht ook voor en onder internationaal opererende commerçanten en financiële speculanten) inzake het hanteren van één internationale taal, in elk geval niet geldt noch opgaat voor wat de 'kunst' betreft. Wetenschap en 'kunst' zie ik als twee fundamenteel verschillende en zelfs tegengestelde dingen, elk met een totaal andere en zelfs tegengestelde functie. Over taalwetenschap kan ook nog één en ander gezegd, afgetast en afgewogen worden maar zeker is alvast dat (de) taalwetenschap niet hetzelfde is noch (tot) hetzelfde dient als talen in hun diverse concrete vormen en in hun diverse existentiële, communicatieve en sociaal-culturele functies. Zou ik té vervaard kunnen zijn als ik zou durven opperen dat talen in hun operationele communicatieve functies eerder tot de onvoorspelbare werelden van ‘kunst’ en ‘levenskunst’ dan tot het domein van de voorspelbare wetenschap zouden kunnen horen?
Hartelijke Groet uit Vlaanderen, Gent.
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel. U hebt gelijk: de wetenschapper bevindt zich in een ingewikkelde positie. Om een zo breed mogelijk publiek van vakgenoten aan te spreken, kan zij zich het best in het Engels uitdrukken. Maar om de voeling niet te verliezen met de ''basis', kan zij beter de eigen taal gebruiken. Dat is overigens niet alleen een kwestie van Engels tegenover Nederlands: ook Nederlandstalige wetenschappelijke artikelen kunnen behoorlijk ontoegankelijk zijn.
Wat dat betreft is systematische tweetaligheid de enige oplossing: soms een wetenschappelijk artikel in het Engels, maar dit weblog bijvoorbeeld zie ik nog niet zo snel overschakelen naar een andere taal dan het Nederlands.
P'i-kou zegt
Flexibility in grammar and syntax is thus not matched by flexibility in syntax.
Helemaal logisch. Sinaasappels zijn niet zo zuur als sinaasappels en citroenen.