Bij het spoor en in de bouw.
Niét op de weg
Door Bart FM Droog
Vanochtend berichtte De Volkskrant over taalproblemen op het spoor. Prorail heeft een nieuw vakjargon verzonnen voor spoorwegmedewerkers. Van de ene op de andere dag wordt van machinisten, conducteurs en railsleggers verwacht dat ze met NATO-alfabetcodes en archaïsch radiojargon communiceren.
Krankzinnig – elk zinnig mens weet dat vakjargon gestoeld is op decennia (vaak zelfs centennia) werk- en levenservaring .
De zinnigheid van veel vakjargon is een tweede: zo maakte ik als bouwvakker in 1991 mee dat metselaars, timmerlieden en steigerbouwers allemaal verschillende, vakeigen woorden hanteerden voor één voorwerp: keg, wig, spie – en dat van elkaar niet wisten.
Dit al overdacht ik toen ik over de A31 zoefde, de Duitse snelweg die evenwijdig aan Nederland van Emden tot in het Ruhrgebied loopt. Op het asfalt spreekt men het weg-Europees: een taal die bestaat uit eenvoudige symbolen en letters met overzichtelijke cijfercombinaties, die moeiteloos door Gibraltees tot Lap en van IJslander tot Albanees begrepen wordt.
Goddank dat Prorail zich er verre van houdt.
Laat een reactie achter