“De Bourgogne”, zo staat er op het internet te lezen, “is een nog niet zo bekend wandelgebied in midden Frankrijk.” Dat heeft dan in ieder geval niet gelegen aan de Nederlandse schrijfsters Elisabeth Wolff (1738-1804) en Agatha Deken (1741-1804), want zij publiceerden in 1798 een viertal lange gedichten onder de titel Wandelingen door Bourgogne.
Nu moet er worden toegegeven dat dit boek ook niet echt uitnodigt om ook eens in Bourgogne te gaan wandelen. Je komt eigenlijk maar bitter weinig te weten over het gebied, behalve dat het in Trévoux zou mooi is:
Werd Gezondheid immer moê
Van de schoone wandelingen,
In den omtrek van Trévoux?
Werd de zangluim immer moê
Van dit heerlijk oord te zingen?
Koele, stille, zachte maan,
‘K laat het mij geen tweemaal vraagen,
Of ik wil uit wandlen gaan,
In het schijnen van de maan,
Na één onzer warmste dagen.
Wolff en Deken schreven de Wandelingen tijdens een enigszins duistere periode in hun leven, toen ze een tijdje in Trévoux waren gaan wonen omdat het orangistische Nederland hen niet zo beviel.
De tekst is nu opnieuw uitgegeven door Jean Frins, vooral met het oog op het onderwijs: de spelling is aangepast en de tekst is van voetnoten voorzien. Het boek is op een enigszins goedkope manier uitgegeven, waarschijnlijk om het gebruik in het onderwijs verder te bevorderen.
Helaas is de tekst daarmee wel erg veel geweld aan gedaan. Met name de dichterlijke kwaliteiten moeten het begeven. Zo wordt het bovenstaande fragment (het begin van de vierde zang) als volgt weergegeven:
Werd Gezondheid ooit moe
van de schone wandelingen
in de omtrek van Trévoux?
Werd de zangluim ooit moe
van dit heerlijk oord te zingen?
Koele, stille, zachte maan!
‘k Laat het mij geen tweemaal vragen,
of ik wil uit wandelen gaan,
in het schijnen van de maan,
na een onzer warmste dagen.
Door immer tweemaal door ooit te vervangen, wordt het metrum geweld aangedaan, en door het weglaten van de witregel verdwijnt de strofestructuur: de hele zang wordt gepresenteerd als één lange stroom. Allebei die problemen doen zich voortdurend voor. De allereerste regel van de allereerste zang leest bijvoorbeeld:
Vorstin van de dag! Laat u mijn bede behagen!
Doordat beê herspeld is tot bede is, en de vorstinne haar sjwa verloren heeft, is de zesvoetige jambe van het begin kreupel gaan lopen. De tweede zang begint bij Wolff en Deken aldus:
Zing, o zangnimph! nu zo vloejend,
zo bevallig en gerust,
Als de zangers der valeien
waarin u het wandlen lust (…)
Bij Frins wordt dit:
o zangnimf! nu zo vloeiend,
zo bevallig en gerust,
is de zanger der valleien
waarin het wandelen lust (…)
Afgezien van de storende overschrijffoutjes (zing is verdwenen, als is is geworden), is de typografie volkomen doodgeslagen. Nu heeft Frins ook niet veel op met de stijl van de schrijfsters:
het rijmschema vertoont inconsequenties, soms blijft rijm helemaal achterwege, terwijl in de laatste zang de povere optie van het herhalen van regels dienstdoet als rijm.
Mij lijkt deze kritiek voortkomen uit slecht lezen. De ‘inconsequenties’ en het ‘achterwege blijven’ van rijm, lijkt me steeds aantoonbaar een bedoeld stijleffect. En dat de ‘povere’ optie deel is van de structuur van het vierde zang, wordt in Frins’ editie weliswaar onzichtbaar gemaakt doordat hij de strofevorm heeft weggelaten.
Gelukkig is de oorspronkelijke uitgave in facsimile na te lezen op Google Books.
Anoniem zegt
Tot mijn verdriet bevat de editie van de voortreffelijke Jean Frins enige onzorgvuldigheden. Eén daarvan – de minst storende overigens – is dat ik aan een wetenschappelijke editie van de tekst zou werken. In een onbewaakt moment heb ik in aanwezigheid van Jean Frins geroepen dat ik met een geleerde vriendin uit Leiden een studie wilde wijden aan de tekst. Het geluk van een editie van de tekst van Wolff en Deken was ik niet voornemens de mensheid te bezorgen.
Het advies om de tekst via google-books te lezen is een riskant advies. Daar heeft Jean de tekst ook vandaan en hier en daar blijkt die googletekst lastig leesbaar en te verleiden tot scheef lezen. Peter Altena
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel voor de aanvullingen. De opmerking over uw editie heb ik weggehaald. Ik ga ervan uit dat de lezers verstandig genoeg zijn om met de editie op Google Books om te gaan; ik vind de kwaliteit ervan overigens niet zo laag. Er is immers momenteel niets anders zomaar voorhanden: we kunnen niet allemaal ineens naar de universiteitsbibliotheek.