Het is dat ik dezer dagen om zo te zeggen op retraite ben, dus mij zult u niet zien of horen, maar ik weet zeker dat er wat taalgeleerden op de radio of tv zullen verschijnen. Want taal is voor sommige mensen hun lust en hun leven, voor anderen een angstaanjagend schoolvak, en voor nog weer anderen een onderwerp van politieke strijd — maar voor de Nederlandse media is het eerst en vooral een grappige invalshoek voor als je het even echt niet meer weet.
Zodra er een nieuwsonderwerp is waarover veel zendtijd en krantenpagina’s moeten worden gevuld zonder dat er iets te melden is, komt er ergens een meisje op een redactie op het idee dat het misschien wel leuk is om iets met taal te doen. De grappige naam van die beroemde zwemster. De stopwoordjes van Mart Smeets. De manier waarop de koning de troonrede gaat uitspreken.
Dat laatste zullen we dus vandaag voorbij zien komen. Over de troonrede valt natuurlijk heel veel te zeggen, maar het alleen maar over de inhoud hebben (he, bah, crisis) is saai. Het begon gisteren al met een werkelijk volkomen onzinnig interview bij Eva Jinek met een zekere Huib Hudig en een opiniestuk in NRC Handelsblad van dezelfde Hudig. Op allebei de podia mocht deze Hudig vooral reclame maken voor zijn eigen speechschrijversbedrijfje, want veel zinnigs over die troonrede had hij niet te melden. Zo poneerde hij ongegeneerd dat de nieuwe speechschrijver van Willem-Alexander de Troonrede wel toegankelijker zal maken – terwijl iedereen weet dat het helemaal niet de bedoeling van de Troonrede is om mooi of leuk of toegankelijk te zijn.
(Even tussendoor, die Hudigs heeft ook een boekje geschreven en blijkens het omslag vindt hij het een aanbeveling dat hij toespraken heeft geschreven voor Mark Rutte, Rita Verdonk en Piet Hein Donner; zo’n beetje de knulligste politieke sprekers van het afgelopen decennium. Het is toch een beetje als een kapper die rondbazuint dat hij Jan Peter Balkenendes haar heeft geknipt, of iemand die politiek strateeg van Job Cohen wil zijn geweest.)
Er zullen wel deskundigen komen vertellen waarom Koning Willem-Alexander niet zo slist als zijn moeder, en in het algemeen wat minder afstandelijk praat, en zo’n fijne warme inhuldigingstoespraak heeft gehouden. Ik heb me dus voorgenomen dit jaar niet mee (als jullie me vanavond op RTL4 zien, mogen jullie me allemaal met je paraplu komen meppen), maar laat me ook weleens verleiden. Je hoopt dan altijd dat je in ieder geval één ding mag zeggen dat zinnig is en de mensheid doet inzien dat de taalkunde een prachtig vak is, maar meestal is die hoop natuurlijk ijdel. Het voelt daarom soms een beetje ongemakkelijk om zoiets te doen, alsof je je te grabbel gooit.
Toch hebben allerlei talkshows een taalkundig commentator die op gezette tijden voor die grappige invalshoek mag zorgen: Wim Daniëls bij Pauw en Witteman, Paulien Cornelisse bij DWDD, Jan Kuitenbrouwer, die het genre heeft uitgevonden, in allerlei programma’s. Het lijkt me niet slecht dat er zo permanent aandacht is voor taal, en voor wat andere aspecten over dat het allemaal (o, o, o) zo slecht gaat. En ook hier kun je weer de hoop hebben dat er zo langzamerhand voedingsbodem ontstaat voor ook eens een keer een programma waarin het net ietsje (een centimeter, of als dat echt niet kan, 6 millimeter) meer de diepte in gaat. Het is allemaal ijdele hoop, en we houden ons voor de gek, maar wat moeten we anders?
Laat een reactie achter