Door Marc van Oostendorp
U vraagt zich natuurlijk af waarom ik de afgelopen dagen zo vrolijk was. Welnu, dat was omdat ik in De gefnuikte arend aan het lezen was, de biografie van Willem Bilderdijk die Rick Honings en Peter van Zonneveld schreven en die vorige week verscheen.
Die opgeruimdheid wordt niet alleen veroorzaakt door het onderwerp, al moet ik toegeven dat een mens zich door zoveel honderden bladzijden verongelijktheid, hypochondrie, doodsverlangen, onmogelijkheid, opportunisme, dweepzucht, egocentrisme, zelfmedelijden en daadwerkelijke tegenslag vanzelf een stuk beter gaat voelen. ‘Wat had die man een vol leven!’ zei iemand die het boek ook gelezen had, deze week tegen mij. Maar eigenlijk gebeurde er nu ook weer niet zo gek veel in dat leven. Bilderdijk blies alleen alles wat er gebeurde onmiddellijk op tot bovenmenselijke proporties.
Ik zou me alleen lang niet zo goed gevoeld hebben als Honings en Van Zonneveld bij het vertellen van dat verhaal niet de juiste toon hadden getroffen. Het lijkt me moeilijk om je als schrijver van zo’n bizar leven niet te laten meeslepen – door bewondering voor de veerkracht, door afschuw over de reactionaire onzin, of misschien nog het meest: door een neiging om al te afstandelijk en ironisch te worden.
Maar de schrijvers laveren precies tussen al die obstakels door. Ze schrijven droog, maar heel prettig leesbaar. Slechts een enkele keer wordt het ironisch, maar dan is het meteen ook grappig:
In Leiden bleef Bilderdijk het liefste thuis. Van vrijwel alle vormen van vermaak en ontspanning had hij een afkeer. De schouwburg bezocht hij nooit. Liever zat hij te lezen, of maakte hij zich boos om de spelling van Matthijs Siegenbeek.
De nadruk ligt in het boek op de gebeurtenissen in Bilderdijks leven. Zijn werk wordt vooral gebruikt ter illustratie – de nadruk ligt dan ook sterk op de autobiografische gedichten en veel minder op, bijvoorbeeld, de geleerde verhandelingen. Van dat leven weten de schrijvers zo ongeveer alles wat er te weten valt en doen ze heel nauwkeurig verslag: van het lichamelijk geweld dat hij soms gebruikte tegen zijn eerste vrouw; van de bijna kinderlijke afhankelijkheid die hij ontwikkelde voor zijn tweede; van de odyssee die hij langs allerlei huizen in allerlei steden maakte en waar hij overal een reden vond om het huis niet te beminnen; over de wrok en verbittering die een steeds grotere greep op hem kreeg omdat hij maar geen professor werd en die mogelijk mede de oorzaak waren van zijn steeds extremere reactionaire houding en de vele schimpscheuten die hij zijn tegenstanders toevoegde.
Ik had het niet erg gevonden als het boek nog dikker was geworden. Voor mij had Bilderdijk bijvoorbeeld af en toe wat meer in zijn tijd kunnen worden geplaatst. Zo verklaarde hij zelf regelmatig dat hij het liefst in Leiden was omdat de lucht daar zo goed was – beter dan in Den Haag of in Brunswijk. Maar wat bedoelde hij daarmee? Ik heb nog nooit iemand horen zeggen dat de lucht in Leiden beter is dan die in Den Haag of andersom. Was dit een gebruikelijke manier om steden te beoordelen in Bilderdijks tijd, of was het een eigenaardigheid van deze dichter?
Er is ook wel een ding dat ik een beetje betreur. In de epiloog geven de schrijvers zich ineens over aan de eigenaardige neiging om de figuur van Bilderdijk te willen ‘verklaren’ – terug te brengen tot een enkele eigenschap. In navolging van eerdere Bilderdijkvorsers zeggen ze dan dat de diepere reden waarom hij altijd een ‘gefnuikte arend’ is gebleven, gelegen is in het feit dat hij in zijn jeugd jarenlang thuis heeft gezeten met een gewonde voet: “Zijn boekenwijsheid vermeerderde met de dag, maar zijn sociale intelligentie werd nauwelijks ontwikkeld. In dit isolement liggen ook de wortels van zijn religieus bewustzijn (…)”
Natuurlijk is die neiging om alles terug te willen brengen tot één verklaring, maar niemand weet natuurlijk hoe Bilderdijk zich ontwikkeld had zonder die jeugd; en Honings en Van Zonneveld hebben het ook niet nodig om voor psycholoog te spelen.
Daarvoor is hun boek te rijk: vol vooral van de persoonlijkheid van een van de eigenzinnigste en vreemdste Nederlanders aller tijden, in wiens leven zich tegelijkertijd de geschiedenis van zijn tijd (Lodewijk Napoleon! De kruitramp in Leiden!) zo wonderlijk weerspiegelde.
Rein Swart zegt
Mooi!
ijsbrand zegt
'Zo verklaarde hij zelf regelmatig dat hij het liefst in Leiden was omdat de lucht daar zo goed was – beter dan in Den Haag of in Brunswijk. Maar wat bedoelde hij daarmee?'
Men dacht tot zeker de jaren 1860 dat ziekten via slechte lucht verspreid werden. Pas toen er na de 'Big Stink' in Londen niet meer mensen overleden bleken te zijn dan normaal kwam er twijfel over die slechte lucht.
Trefwoord in deze is 'Miasma':
http://en.wikipedia.org/wiki/Miasma_theory_of_disease
Marc van Oostendorp zegt
Ja, maar op de een of andere manier leidde dit dus (bij Bilderdijk) tot de overtuiging dat je de verschillen tussen individuele steden als Leiden en Den Haag ook kon voelen.