Door Peter-Arno Coppen
21 november 2013 is een zwarte dag voor de neerlandistiek. Het is de dag waarop een van de boegbeelden van de Nederlandse taal- en letterkunde op de nationale televisie zomaar ineens, plompverloren, een groot deel van zijn eigen vak belachelijk maakte. Als een olifanteske Wim Daniëls denderde hij door de porseleinkast van de taalnorm, en stapelde hij de ene enormiteit op de andere. Ik heb het over emeritus hoogleraar Herman Pleij, die in het populaire programma De wereld draait door de nationale neerlandistiek weer eens mocht vertolken.
Het programma had naar aanleiding van een initiatief van het INL een item gewijd aan een soort verkiezing van een woord dat weg moest uit de Nederlandse taal, als originele tegenhanger van de woord-van-het-jaarverkiezing van (onder andere) het Genootschap Onze Taal. Dat was alles bij elkaar al geen verheffend schouwspel, waarin een blik Amsterdamse hoogleraren was opengetrokken, die natuurlijk allemaal in het kader van hun eigen valorisatie (een woord dat wel weg mocht trouwens) graag aanschoven. Maar alla, het jaar loopt ten einde, en je moet toch wat met de taal, dus daar hoor je mij niet over. Ouwe mannen en één excuusvrouw die mopperen over de taal, dat is een beeld dat van alle tijden is. Prima, niks meer aan doen.
Het incident dat ik hier graag naar voren wil halen vond plaats even verderop in het programma, in de rubriek De tv draait door, waarin Pleij verzocht werd om een reactie op een filmpje van de komiek Gordon, waar hartelijk om gelachen werd. “U weet veel van Nederland, professor Pleij, zegt dit iets over ons land? Wij lachen ons kapot om Gordon!” Maar Pleij wilde het daar helemaal niet over hebben, er zat hem blijkbaar iets anders hoog: een eerder item, waarin stijlcolumnisten Cécile Narinx en Arno Kantelberg hun boekje hadden mogen pluggen. Dat vond hij maar niks. En toen gebeurde het.
Ja, merkte Pleij op, dat was allemaal heel erg hilarisch, en ook dat er altijd zo gelachen werd om “vallen en dubbelzinnigheden en zo,” maar hij had trouwens net zitten bedenken, toen het ging over de mode, “dat het wel eens heel leuk zou zijn om een programma, een wekelijkse rubriek in de krant te hebben over het aantal stijlfouten en grammaticale fouten die iemand maakt die in een praatshow aan tafel zit. Dat zou je ook kunnen doen.”
Achteraf denk ik dat het ironisch bedoeld moet zijn. Pleij vond al dat geoordeel over mode maar belachelijk, en hij wilde dat duidelijk maken door er een vergelijking met het oordelen over taal tegenover te stellen. Zoiets. Maar ik vrees dat deze grap helemaal niet werkte.
Had hij het daarbij gelaten, of had hij uitgelegd dat dit natuurlijk een potsierlijke gedachte is, dat je iemands spreektaal met schrijftaalnormen beoordeelt of zo, dan was het nog een aardige grap geweest ook. Maar er viel een kleine -pijnlijke- stilte. Mensen hadden geen flauw idee wat hij bedoelde en staarden hem niet-begrijpend aan. Wat zei die rare Pleij nou weer? En Pleij merkte dat, want hij voegde schielijk toe: “Ik vond namelijk net wat voorbeelden.”
Ja, daar trap je dan toch even in de ijzeren wet van een praatprogramma: gebruik nooit het woord voorbeelden, want er wordt je onmiddellijk boter bij de vis gevraagd. O ja? Welke voorbeelden? Vertel eens! En toen moet hij gedacht hebben: komaan, verstand op nul, blik op oneindig en voorwaarts. En hij probeerde zich eruit te bluffen door te stellen dat “mevrouw” (zich vooroverbuigend naar Cécile Narinx) zojuist “drie grammaticale fouten en vier stijlfouten” had gemaakt. Dit zou je een Stapeliaanse strategie kunnen noemen: zolang je precieze cijfers noemt, ook al zijn die verzonnen, kan je niks gebeuren.
Maar presentator Van Nieuwkerk hield nog even aan: “In één zin?” Nee, natuurlijk niet. Maar noem dan eens een voorbeeld! Nou, -en nou komt het, hou je vast- mevrouw had gezegd een aantal mensen zeggen.
Het is toch niet te geloven, beste collega’s neerlandici. Er bestaat een nog levende hoogleraar neerlandistiek, zij het dan emeritus, die minstens driekwart van zijn bestaan onder een grote steen moet hebben doorgebracht, daar door de redactie van een praatprogramma onderuit gesleurd moet zijn, en die dan met knipperende ogen van het studiolicht als voorbeeld van een ongrammaticaliteit een aantal mensen zeggen noemt. Ik weet oprecht niet of ik nu moet lachen of huilen.
Natuurlijk hééft mevrouw Narinx geen drie grammaticale fouten en vier stijlfouten gemaakt. Ik heb voor de aardigheid alles wat ze in die uitzending voorafgaande aan dit incident gezegd heeft op een goudschaaltje gewogen, en je moet wel een heel knokige vinger met sterk vergeelde kalknagel hebben wil je die daartegen op kunnen heffen. Los van wat herhalingen en zinsreparaties is het allemaal van een grote, bijna onnatuurlijke grammaticale onberispelijkheid. Als je heel conservatief en heel kritisch bent kun je vallen over hele overactieve stylist, en ja, één keer meende ik te horen ik vind ook dat je dat echt wel wat aan hebt (in plaats van dat je daar echt wel wat aan hebt), maar ik zou me schamen als ik daarover begon. Eventueel zou ik nog wel een grammaticale discussie kunnen opzetten over respect betonen aan de gastheer, maar een grammaticale fout lijkt me dat zeker niet.
Maar zei ze dan niet een aantal mensen zeggen? Nou nee, niet precies. Wat ze zei was Er zijn een aantal mensen die rechtstreeks reageren. Tja, als je dat fout vindt ben je volgens mij grammaticaal niet helemaal meer bij de tijd. Er is geen enkel officieel taaladvies dat daar iets op tegen heeft, en ik wil wedden dat je al helemaal geen taalkundige kunt vinden die hier het enkelvoud beter vindt. Het is het grammaticale cliché van de stuntelaars die alleen oppervlakkigheden kunnen herkennen in de structuur van een zin en die dan aangrijpen om hun talige superioriteit tentoon te spreiden.
Helemaal hilarisch is nog dat Pleij net twee zinnen daarvoor, zoals ik boven al letterlijk citeerde, het had over een wekelijkse rubriek over het aantal stijlfouten en grammaticale fouten die iemand maakt. Als we dan toch zout op slakken aan het leggen zijn: daar zou ik het betrekkelijk voornaamwoord dat weer beter vinden dan die. Want daar gaat het eerder over het aantal dat iemand maakt dan over fouten die iemand maakt. Want fouten die iemand maakt voegt weinig aan de betekenis toe (alle fouten worden wel door iemand gemaakt, zou je denken). Voor de goede orde, je hoort mij niet zeggen dat het fout is, ik kijk wel uit. Maar ik vind Er zijn een aantal mensen die rechtstreeks reageren een stuk beter dan het aantal fouten die iemand maakt.
Als Pleij nu een hoogleraar natuurkunde of sociologie was geweest, dan had ik dit stukje niet geschreven. Dan had ik hem bijgeschreven bij de lange lijst van betweters die er achterhaalde ideeën over grammatica en taalnorm op na houden. Maar Pleij is neerlandicus. En nog wel een van de boegbeelden die om de haverklap met zijn snufferd op de nationale televisie te zien is. En die verkwanselt zo maar even een belangrijk deel van zijn eigen vak. Zo komt het nooit goed met de neerlandistiek. Daar moet in Neder-L echt iets over opgemerkt worden.
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat hij zich wel min of meer verontschuldigde. Daarom denk ik ook dat het oorspronkelijk als grap bedoeld is. Ja, zei hij, ik heb het over het niveau van het verkeerde hoedje, daarmee -denk ik- aangevend dat zijn hele idee als een belachelijke tegenhanger was bedoeld van iets wat in zijn ogen even belachelijk was: oordelen over iemands kleding. Maar zoals gezegd, ik vermoed dat dit niet werkte. Ik ben bang dat er op de redactie van De wereld draait door nu iemand zit die denkt: “Hee, dat is eigenlijk zo’n slecht idee nog niet van die gekke Pleij. Dat gaan we doen!”
Anoniem zegt
"…een van de boegbeelden die om de haverklap met zijn snufferd op de nationale televisie te zien is." ???
Peter-Arno Coppen zegt
Jazeker! Ook dit is weer zo'n clichégeval waar alleen uitgedroogde taalcritici met korte neuzen en lange tenen hun stoffige stem tegen verheffen.
Bart Lankester zegt
Pleij draait weer eens door. Ook ik als middeleeuws historicus moet vaak hartelijk om hem lachen. Niet gehinderd door al te veel kennis, zullen we maar zeggen.
Milfje Meulskens zegt
Laura van Eerten zegt vandaag in een interview: "Het taalwereldje mag wat mij betreft wel wat meer rock ’n roll."
Dit lijkt me daar inderdaad ook weer een prima motivatie voor. Maar wel een fijne beschouwing óver het probleem!
http://milfje.blogspot.com.au/2013/11/tientaal-voor-laura-van-eerten.html
Peter-Arno Coppen zegt
Dank voor het compliment! Even een tip: in de reacties op een blogpost kun je beperkt html-code toevoegen. Als je een url aanklikbaar wilt maken, kun je hem in een zogeheten a-tag zetten (een a met spitse haakjes), waar de url de inhoud van de parameter href is (href="http://milfje.blogspot.com.au/2013/11/tientaal-voor-laura-van-eerten.html") dan krijg je dit dit.
mistersnooker groningen zegt
Proef ik enige jaloezie in deze column? Komt meneer Coppen niet aan bod in praatprogramma's?
Peter-Arno Coppen zegt
Wat mij betreft gaat het alleen om de neerlandistiek. Voor zover er in mijn formuleringen te lezen is dat ik de veelvuldige aanwezigheid van professor Pleij in de media betreur is dat omwille van de karikaturale beeldvorming van (een deel van) het vak. Maar ik heb (of ben) geen alternatief.
Wim van Kuijk zegt
Tijdens mijn werk bij het NOS-journaal heb ik talloze malen moeten discussiëren met halsstarrige collega's die dwars tegen 100 argumenten in het 'aantal is enkelvoud' bleven verdedigen – hun geliefkoosde regel intussen bij voortduring vrolijk schendend. Zullen we dat fenomeen voortaan 'een Pleijtje' noemen?
Wim van Kuijk, Yogyakarta/Indonesië
Peter-Arno Coppen zegt
Ja dat lijkt me prima. En dan daar een wekelijkse rubriek over in de krant.
jdv zegt
Waarom iets bedenken als het al bestaat? Taalvoutjes heeft al meer dan 325 likes op de facebookpagina staan, maar dan dwd. Kijk eens in hun archief, best stof genoeg om 10 jaar elke dag even te lachen, als je weet dat er dagelijks meer dan 100 voutjes worden geüpload.
blutch1 zegt
De meest gebezigde fout is wel "ik besef me". Dat wordt door presentatoren, ministers en kamerleden gebruikt.
Anoniem zegt
"…een van de boegbeelden die om de haverklap met zijn snufferd op de nationale televisie te zien is." ???
Ja – dat is zonder meer een grammaticale fout. Daar kun je je niet uitbluffen…
Peter-Arno Coppen zegt
Een onware bewering wordt niet minder onwaar als je hem stelliger verkondigt. Mensen die dit een grammaticale fout blijven vinden, weigeren blijkbaar om de norm te respecteren. Die is al jarenlang zoals op taaladvies.net , én op onzetaal.nl, én in de Algemene Nederlandse Spraakkunst uitgelegd wordt. En alsof dat nog niet genoeg autoriteit is, legt ook de taalprof het nog eens haarfijn uit.
U zult dit allemaal maar slappe kost vinden, en van mening zijn dat uw gelijk boven elke redelijke argumentatie gaat, maar legt u me dan eens uit waarom de bijzin 'die om de haverklap met zijn snufferd op de nationale televisie te zien is' niet zou kunnen aansluiten op de hele woordgroep 'een van de boegbeelden'?
Anoniem zegt
Verban het woord 'neerlandicus' dan. Natuurlijk heeft de neerlandicus – historisch letterkundige Pleij even weinig kaas gegeten van onderwerpen die een neerlandicus-taalkundige (te) vaak tegenkomt, als een natuurkundige of socioloog. Maar door het woord 'neerlandicus' uit de vorige zin te schrappen, maak je dat zonneklaar.
Anoniem zegt
Wat doen die andere boegbeelden dan, als zij niet tot de groep mensen behoren die om de haverklap met hun snufferd op de tv te zien zijn?
Peter-Arno Coppen zegt
Tja, moeten we dat weten dan? Ik snap wel dat je het punt probeert te maken dat de bijzin bij 'boegbeelden' hoort, maar er is in het geheel geen logische reden (laat staan een taalkundige) waarom dat noodzakelijk is. Als ik zeg 'Hij is toch een van de boegbeelden? En hij is ook nog eens met zijn snufferd op de tv!' dan zeg ik hetzelfde, zonder dat geïmpliceerd is dat er meer dan een boegbeeld met zijn snufferd op de tv is.
Ik heb het dus helemaal niet over meerdere boegbeelden die met hun snufferd op de tv zijn, waarvan hij er dan één zou zijn. Ik zeg dat hij om de haverklap met zijn snufferd op de tv is, en dat hij een van de boegbeelden (van de neerlandistiek) is.
Maar begrijp ik het goed dat jij de norm aan je laars wil lappen? Dat is je goed recht, hoor, maar ik vind het fijn om nou ook eens aan de kant van de officiële norm te staan, en te discussiëren met iemand die liever zijn eigen logica volgt.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik geloof niet dat ik begrijp wat je bedoelt. Ik kan wel verzwijgen dat Pleij neerlandicus is en dat daardoor zijn opmerkingen over grammatica de neerlandistiek in het algemeen een slecht imago bezorgen, maar dat is juist wat ik wil beweren. Het bijzondere van neerlandici is nu juist dat ze wel kaas gegeten hebben van de onderdelen van de neerlandistiek. In ieder geval meer kaas dan natuurkundigen of sociologen (of andere wetenschappers natuurlijk, ik wil niet de natuurkundigen of sociologen als uitzonderlijk onwetend op het gebied van de neerlandistiek betitelen).
Rijk Zandstra zegt
Wat ben je streng met betrekking tot Pleij. Ik vind het een heel aardige man, die vol enthousiasme over taal oreert. Een beetje druk misschien, maar hij is wat overenthousiast zullen we maar zeggen. Ergens is hij wel een wereldvreemde professor, maar dat vind ik juist zo leuk aan hem en hij bedoelt het allemaal niet zo kwaad.
Peter-Arno Coppen zegt
Misschien geldt dat allemaal voor mij ook wel. Het laatste zeker.
Anoniem zegt
"Een aantal" is een woordgroep die een proces van grammaticalisatie heeft ondergaan en nu in het Nederlands de functie van onbepaald telwoord heeft (net zoals "een beetje" een woordgroep is die nu de functie van graadaanduider heeft). Het is dus binnen de naamwoordsgroep een bepaling en niet de kern, en het werkwoord voegt zich naar de kern, "mensen".
Peter-Arno Coppen zegt
Precies. Je zou zelfs kunnen zeggen dat 'een aantal' door die grammaticalisatie zijn enkelvoudige getal is kwijtgeraakt (net als 'een heleboel'), of misschien wel meervoud geworden is (je kunt het immers niet verbinden met een enkelvoud *'een aantal boek,' en ook niet met niet-telbare hoeveelheden *'een aantal melk').
Anoniem zegt
Toch lijkt mij (andere anoniem) dat niet helemaal waar. De bijzin zegt wel degelijk iets over meerdere boegbeelden, waarvan Pleij er een is.
Neem een analoge zin als "Dries is een van de weinigen die Fries spreekt". Als ik je goed begrijp staat daar volgens jou, of zou je de zin althans zo kunnen opvatten, dat Dries Fries spreekt, en dat hij een van weinigen is. Maar als de bijzin niet bij 'weinigen' hoort, dan blijft de betekenis van 'weinigen' zo in de lucht hangen. Wie of wat zijn dan die weinigen van wie Dries, die overigens Fries spreekt, deel uitmaakt?
Ik denk echt dat iedereen die zin als volgt zou interpreteren: er zijn maar weinig mensen die Fries spreken, en van hen is Dries er een. En voor jouw zin geldt mutatis mutandis hetzelfde.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik vind het altijd moeilijk om te argumenteren over wat een zin of bijzin 'wel degelijk betekent.' Ook betekenissen die in de lucht hangen lijken mij geen goede basis voor een ontleding.
Ik begrijp de redenering wel dat je een bijzin zou kunnen laten aansluiten op de betekenis van 'weinigen,' zodat je een mooie verzamelingstheoretische uitspraak kunt krijgen dat Dries een element is van de kleine verzameling Fries sprekenden, maar dat bewijst niet, om het maar eens wiskundig te benaderen, dat het niet ook anders kan.
Ik redeneer vanuit de taalvorm. Daarin is 'die Fries spreekt' blijkbaar een aanvulling op 'een van de weinigen,' hoe je het ook wendt of keert. Daar kun je van proberen te argumenteren dat het fout is, maar je zult moeten toegeven dat er iets in het hoofd van de sprekers is dat hen ertoe doet besluiten om het zo te zeggen. En het is geen incident, mag ik daar nog aan toevoegen, want er bestaat al jaren discussie over deze constructie. En het is volgens de officiële norm geen fout, herhaal ik ook nog maar eens, want in de taaladviezen wordt het goedgekeurd.
Jij zegt: de betekenis van 'weinigen' "hangt in de lucht." Hoezo? Als je zegt 'Dries is iemand die Fries spreekt en hij is een van de weinigen' dan is toch dat toch een volkomen logische uitspraak? Je moet de verzamelingstheoretische uitspraak reconstrueren, dat is waar. Naar mijn idee verloopt dat interpretatieproces als volgt: uit de constructie 'een van de weinigen die Fries spreekt' haal je drie betekeniselementen: er is sprake van een persoon uit een grotere verzameling ('een van') een eigenschap van een verzameling 'weinig,' en van het spreken van Fries ('die Fries spreekt'). Ik zie niet in hoe je die drie samen anders kunt interpreteren dan dat Dries een element is van de verzameling van Fries sprekenden, en dat die verzameling klein is.
Waarom volgt de taal dan niet de wiskundige structuur van die interpretatie? Door het enkelvoud te gebruiken leg je naar mijn idee de nadruk op het feit dat Dries iemand is die Fries spreekt. Dat de weinige anderen uit die verzameling ook Fries spreken is in deze context blijkbaar minder belangrijk. Het gaat om Dries. Die spreekt Fries.
Anoniem zegt
Bedankt voor je uitgebreide antwoord. Ik bedacht later ook nog dat 'weinigen' in de ietwat andere constructie "Als een van de weinigen spreekt Dries Fries" volgens mijn redenering dan evenzeer in de lucht hangt, zonder dat daar iemand over zou vallen. Ik in ieder geval niet.
Je hoeft mij trouwens niet te overtuigen. Ik zette alleen vraagtekens bij jouw volgende bewering: "Ik heb het dus helemaal niet over meerdere boegbeelden die met hun snufferd op de tv zijn, waarvan hij er dan één zou zijn. Ik zeg dat hij om de haverklap met zijn snufferd op de tv is, en dat hij een van de boegbeelden (van de neerlandistiek) is."
Als ik jouw interpretatie van de Dries-zin toepas op je eigen boegbeelden-zin, is de conclusie toch dat je het daarin impliciet wél hebt over meerdere boegbeelden die op tv komen? Ik vat je zin in ieder geval als volgt op: er is een verzameling van boegbeelden die geregeld op tv komen, en Pleij is daar één van. Volgens mij betrekken we in dit soort zinnen de informatie uit de bijzin altijd automatisch op de verzameling, en niet alleen op het lid van die verzameling dat we expliciet noemen. Als iemand zegt "Mark is een van de mensen die altijd te laat is", bedoelt hij niet dat Mark 1) een van de – niet nader gespecificeerde – mensen is (dat zou weinig relevante informatie zijn), en 2) altijd te laat is, maar dat Mark tot de groep mensen behoort die altijd te laat zijn.
Als je wil voorkomen dat de bijzin in jouw zin op die boegbeelden slaat, is denk ik voor de duidelijkheid na 'boegbeelden' een komma nodig.
Peter-Arno Coppen zegt
Je hebt gelijk dat die impliciete interpretatie erin zit. Waar ik zei 'ik heb het niet over meerdere boegbeelden die met hun snufferd op de tv zijn, waarvan hij er dan één zou zijn,' is dat te onnauwkeurig uitgedrukt. Wat ik bedoel is: ik erken wel (en zo je wil ook in die formulering) dat er andere boegbeelden met hun snufferd op de tv zijn, maar ik heb het nu over dit specifieke geval, en niet (zozeer) over die anderen. Het enkelvoud haalt die ene persoon naar de voorgrond en drukt die andere naar de achtergrond.
Jouw gelijk is dus een mathematisch gelijk, dat geef ik graag toe. Maar ik illustreer wat ik bedoel graag nog eens aan jouw voorbeeldzin. Ik zou een verschil veronderstellen tussen 'Mark is een van de mensen die altijd te laat zijn' en 'Mark is een van de mensen die altijd te laat is.' Bij 'Mark is een van de mensen die altijd te laat zijn' doe je een puur verzamelingstheoretische uitspraak dat Mark een element is van de verzameling van mensen die altijd te laat zijn: Er zijn mensen die altijd te laat zijn, en daar is Mark er een van. Bij 'Mark is een van de mensen die altijd te laat is' doe je dezelfde verzamelingstheoretische uitspraak, maar met Mark en zijn te laat zijn in focus: Mark is altijd te laat, als een van de elementen uit een grotere verzameling. Je erkent dan wel dat er andere mensen zijn die altijd te laat zijn, maar over hen heb je het niet.
Ik heb moeite met het plaatsen van een komma. Die is voor mij sterk gerelateerd aan een bepaalde intonatie, die ik hier niet noodzakelijk vind, en in sommige voorbeelden zelfs onmogelijk. Ik kan bijvoorbeeld echt niet schrijven 'Mark is een van de mensen, die altijd te laat is.' Dat vind ik tegen het ongrammaticale aan.
Anoniem zegt
Volgens mij zijn we het eens hoor. Ik bedoelde slechts dat je in jouw boegbeelden-zin alleen een komma zou moeten plaatsen als je (zoals ik dacht dat jouw intentie was) de bijzin helemaal niet, ook niet 'uit focus', wil laten terugslaan op die boegbeelden. Dus: "Pleij is een van de boegbeelden, die veel op tv komt". Maar dat is inderdaad een vreemde zin. Natuurlijker lijkt me in zulke gevallen een nevenschikkende constructie als "Pleij is een van de boegbeelden en komt veel op tv".