Hoe zitten spraakklanken in ons hoofd? De n of de ee, om er maar twee te noemen – hoe hebben we die opgeslagen? Wanneer we bijvoorbeeld iemand nee horen zeggen, iemand van wie we de stem nog nooit gehoord hebben, hoe herkennen we die klanken dan? We moeten ze ergens mee vergelijken, maar met wat?
De Russisch-Amerikaanse taalgeleerde Roman Jakobson (1896-1982) had daar een theorie over. Volgens hem zijn klinkers en medeklinkers geen atomen, maar moleculen: ze bestaan zelf uit nog kleinere eenheden, die corresponderen met instructies voor de uitspraak. Hersendeskundigen hebben nu, zeventig jaar later, nieuw bewijs voor die gedachte gevonden.
De d bestaat bijvoorbeeld uit de instructie [tril de stembanden] (dat onderscheidt hem van de t en heeft hij gemeen met de b), de instructie [til de voorkant van je tong op] (dat onderscheidt hem van de b en heeft hij juist gemeen met de d) en nog wat meer. Die instructies – Jakobson noemde ze kenmerken – zijn de kleinste bouwstenen van de taal. Iedere klinker of een medeklinker is eruit opgebouwd.
De meeste taalkundigen waren geloof ik al wel overtuigd van de realiteit van die kenmerken; er was twee weken geleden nog een lezing over in Leiden. Deze week meldden enkele hersendeskundigen in het wetenschappelijk blad Science dat ze nu bewijzen voor kenmerken nu ook in de hersenen gevonden hebben.
Tril de stembanden
De onderzoekers lieten mensen naar taalklanken luisteren terwijl ze elektroden op hun hersenen bevestigd hadden. Zoals vaker bij dit soort onderzoek betrof het patiënten van wie de schedel was opengezaagd omdat ze een operatie tegen epilepsie moesten ondergaan. Op deze manier kan men heel nauwkeurig vaststellen welke gebiedjes van de hersenen precies actief worden op welk moment.
Zo bleek dat bij de d en de b een gebiedje actief werd dat je [tril de stembanden] kunt noemen, en bij d en t [til de voorkant van je tong op]. Het interessante is, volgens de onderzoekers, dat het hier niet puur en alleen gaat om concrete aanwijzingen aan het lichaam. Je zou je nog kunnen voorstellen dat je als je een spraakklank hoort denkt aan hoe die klinkt of hoe je hem maakt. Nee, het gaat in plaats daarvan om abstractere eenheden. De d en de z delen de instructie [tril de stembanden], al doe je heel verschillende dingen om dat te bereiken, en is het akoestische effect (in het Nederlands) voor beide ook heel verschillend.
In je geheugen opslaan
Dat de kleinste bouwsteentjes van de taal abstracter zijn dan concrete instructies, had Jakobson ook al voorzien, en er zijn uit allerlei hoeken van de taalwetenschap al bewijzen voor verzameld: de manier waarop kinderen hun taal leren lijkt bijvoorbeeld eerder kenmerk voor kenmerk dan klank voor klank te zijn. En veel regelmatigheden in de klankpatronen van taal kun je ook alleen op deze manier begrijpen.
In het Nederlands mag een woord bijvoorbeeld niet eindigen op een klank met het kenmerk [tril de stembanden]: daarom wordt de b een p in de uitspraak web en de d een t in de uitspraak van huid. Dat betekent niet dat er nooit stembanden trillen aan het eind van een woord: dat gebeurt bijvoorbeeld wel bij man en la. De n en de a trillen wel, maar hebben het kenmerk [tril] niet. Dat komt doordat er voor n en a geen equivalenten zijn zonder trillende stembanden: het spreekt dus vanzelf dat de stembanden trillen, en dat hoef je niet in je geheugen op te slaan.
Holistisch
Onderzoekers buiten de taalkunde vonden de aanname van dit soort kenmerken soms te abstract. Zij bleven ervan uitgaan dat individuele klanken holistisch, als een geheel, worden opgeslagen. Dit nieuwe onderzoek geeft hun mogelijk reden om die bezwaren nog eens te overdenken.
Overigens kunnen taalkundigen nog veel leren uit het persbericht dat deze hersenonderzoekers de wereld instuurden. Ze zeggen daarin bijvoorbeeld dat ‘de meeste onderzoekers’ zo’n holistisch beeld hadden en dat hun ontdekking mogelijk kinderen met dyslexie kan helpen. Het hangt er natuurlijk af of je in dezen taalkundigen meerekent tot ‘de meeste onderzoekers’ naar taal, maar in ieder geval is het duidelijk dat je beter het nieuws haalt als je suggereert dat je iets ontdekt dat tegen de communis opinio ingaat.
Mark D. zegt
Interessante studie zeg. Ze zeggen "many researchers" in het persbericht inderdaad, terwijl ze toch in het artikel twee studies aanhalen die ook al vonden dat er geen "invariant, local selectivity to single phonemes" was.
De verandering van "hoe het klinkt" naar "hoe je iets uitspreekt" lijkt niet helemaal in overeenstemming met het artikel. De studie laat zien dat de sterkste rol is weggelegd voor "phonetic features defined by distinct acoustic cues for manner" (e.g. stop vs. fricative etc.) en concludeert dat "phoneme similarity space in STG is driven more by auditory-acoustic properties than articulatory ones" (p. 3).
Dat is ook in overeenstemming met de aard van de studie: ze meten alleen taalperceptie, niet productie. Het valt te verwachten dat wanneer je productie erbij betrekt, er ook representaties zullen zijn die (1) deels overlappen met wat hier gevonden is en die (2) meer detail bieden op het niveau van hoe je iets uitspreekt.
Ruud Mooijman zegt
Ter illustratie een filmpje van You Tube:
Marc van Oostendorp zegt
De discussie of kenmerken articulatorisch of akoestisch moeten worden geïnterpreteerd is al zo oud als het begrip 'kenmerk' zelf en nog niet echt in een duidelijke conclusie geëindigd, al valt er wel wat over te zeggen (akoestische interpretaties werken vaak beter voor klinkers, articulatorische voor medeklinkers). Dit artikel springt wat mij betreft wel heel makkelijk, op basis van een niet specifiek toegespitste methodologie naar een conclusie op dit punt.