Dat het Nederlandstaligen lukt om twee klinkers te onderscheiden die zo sterk op elkaar lijken als de [a] van maan en de [ɑ] van man, is bijna niet te geloven. Iedere generatie moet opnieuw het subtiele verschil leren horen en leren maken. En dat zonder dat iemand hen kan waarschuwen: let op! die klinkers klinken weliswaar heel verschillend, en sterker nog, wanneer je ze buiten iedere context hoort zijn ze soms nauwelijks uit elkaar te houden, maar toch bedoelen we iets anders met man dan met maan!
Titia Benders zocht uit hoe het precies gaat in het proefschrift Nature’s learning experiment. Infants’ input, infants’ perception and computational modeling dat ze vorig jaar aan de Universiteit van Amsterdam verdedigde en waarvoor ze gisteren de prestigieuze AVT/Anéla-prijs voor de beste taalkundige dissertatie van het afgelopen jaar kreeg.
Het is inderdaad een heel knap proefschrift, dat vernuftig allerlei onderzoekstechnieken combineert: Benders maakte heel precieze metingen van de natuurkundige eigenschappen van de klanken die de moeders maakte, ze deed experimenten om te zien hoe babies die verschillen oppikten en ze maakte computermodellen om te zien of die het verschil op dezelfde manier konden leren.
Het lijkt misschien een minimaal probleem: hoe leren Nederlandse kinderen het verschil tussen twee klinkers. Maar je kunt de heel grote vragen van het leven (wat is taal? hoe pikken kinderen taal zo moeiteloos op uit hun omgeving?) alleen beantwoorden door ze op te breken in allerlei kleine stukjes. Benders laat bovendien zien dat er hele werelden weerspiegeld worden in die ene kleine kwestie.
Gemanipuleerd signaal
Zo verschillen de klank van maan en die van de man op twee manieren van elkaar: de eerste is wat langer dan de tweede, maar hij wordt ook net ergens anders in de mond uitgesproken, iets meer voorin. Waar letten kinderen op? Benders manipuleerde het signaal van de twee klinkers met de computer: ze maakte de korte a in stapjes wat langer en de lange wat korter, of ze veranderde het signaal zo dat de klank wat meer naar voren klonk of juist naar achteren.
Die gemanipuleerde klanken legde ze voor aan heel jonge kinderen in een klassiek experiment. Het idee achter die proef is dat jonge kinderen langer geïnteresseerd blijven wanneer ze afwisselende klanken horen dan wanneer ze steeds hetzelfde horen. Je kunt ze met een camera observeren terwijl ze luisteren en zo dus vaststellen welke manipulaties nog als ‘hetzelfde’ gelden, en welke als verschillend. De uitkomst was dat baby’s de verschillen tussen de twee klinkers wel horen, maar in het begin alleen als ze inderdaad in allebei de dimensies voldoende verschillen. Ze weten dus al heel snel dat er verschillen zijn, maar hebben moeite met de tussengevallen. Volwassenen hebben daar meestal geen problemen mee: wij horen meestal niet eens dat het signaal gemanipuleerd is. Je hoort de verschillende tussenstadia eerst allemaal als a, tot er een omslag plaatsvindt en je alleen aa hoort.
Fascinerend ingewikkeld
Een grappig detail in het onderzoek van Benders was dat de moeders als ze met hun kinderen praatten veel glimlachten. Dat heeft een negatief effect: het verschil tussen de twee klinkers is minder makkelijk te maken als je glimlacht (probeer maar). Meestal wordt gedacht dat moeders er alles aan doen om zo duidelijk mogelijk te praten tegen hun kinderen; dat het extra hoge stemmetje dat ze opzetten er bijvoorbeeld door wordt gemotiveerd. Dat blijkt dus niet per se zo te zijn. Tijdens het Taalgala gisteren vertelde Benders dat dit een van haar huidige onderzoeksonderwerpen is: wat voor effect hebben dat glimlachen en andere manieren van je mond in vreemde standen houden om vriendelijk te zijn op het kind?
Het lezen van een proefschrift als dat van Titia Benders doet je weer even stilstaan bij hoe vernuftig baby’s zijn. De a en de aa uit elkaar leren houden is slechts één van de talloze puzzels die ze in hun eerste jaren moeten zien op te lossen. En dat lukt ze allemaal; ik heb in ieder geval nog nooit gehoord van een moedertaalspreker die géén verschil kon horen tussen man en maan. Doordat we nu weten hoe kinderen dat doen, begrijpen we uiteindelijk onszelf een beetje beter – snappen we beter hoe onbegrijpelijk ingewikkeld we zonder het te weten in elkaar zitten.
Laat een reactie achter