De b aan het eind van een woord wordt in het Nederlands uitgesproken als een p (ik hep) en de d als een t (ik hat). Het Nederlands staat daar zeker niet alleen in: ook het Catalaans, het Duits, het Pools en het Russisch en nog tal van andere talen doen dat.
Wat er technisch gebeurt is: je laat je stembanden niet meer trillen tijdens het uitspreken van die slotmedeklinker. Dat maakt precies het verschil uit: een t maak je op dezelfde plaats in de mond als de d, een p als de b – alleen trillen je stembanden niet. (Je kunt dat zelf voelen door je vinger op je strot te leggen terwijl je die klanken uitspreekt.)
Verscherping heet dit verschijnsel, en hoewel het misschien maar iets kleins is, fascineert het mij. Er blijken allerlei aspecten aan te zitten die ons een inkijkje bieden in hoe taal eigenlijk werkt.
Zo staat er nu weer een artikel in het nieuwe nummer van het Journal of Phonetics over het verschijnsel (hier is een gratis preprint).
De auteurs in dit artikel (Röttger en anderen) laten zien dat de verandering van bijvoorbeeld d naar t in het Duits niet compleet is. Dat wil zeggen: de stembanden trillen wel veel minder, maar helemáál stil zijn ze toch niet. De resulterende klank aan het eind van heb is dus toch niet echt precies een [p], al is het ook geen [b] meer. Bovendien blijken luisteraars onbewust het verschil een klein beetje te kunnen oppikken. Je denkt waarschijnlijk dat je het verschil niet hoort tussen rad en rat, maar wanneer je het krijgt voorgelegd en moet raden, raad je toch een klein beetje vaker goed dan fout.
Dit is al vaker onderzocht, ook voor het Nederlands, maar er was altijd kritiek op die onderzoeken. Het zou bijvoorbeeld niet geldig zijn doordat de proefpersonen de woorden rad en rat voorlazen en zich daarbij teveel door het geschreven woord lieten leiden. Röttger en zijn medeauteurs proberen nu al die methodologische bezwaren weg te nemen en te laten zien dat het effect blijft bestaan: Rad en Rat lijken wel heel veel op elkaar, maar zijn toch een klein beetje verschillend.
Hoe komt dat? Volgens Röttger en de zijnen heeft het te maken met de manier waarop we woorden produceren. Wanneer je heb zegt, worden in je hersenen ook alle andere vormen van het werkwoord even actief; zoals hebben. Je moet om het woord te zeggen dat woord immers eerst even uit je geheugen ophalen. De andere vormen van het werkwoord staan in de buurt en worden tijdens het ophalen ook even opgehaald. Omdat dit laatste woord een duidelijke b heeft, klinkt die ook nog een klein beetje door wanneer je heb zegt.
Laat een reactie achter