Over Consciousness and the Brain van Stanislas Dehaene
Door Marc van Oostendorp
Ja, het is vroeg in de morgen, maar hier zijn twee eenvoudige opdrachten. Reken eerst uit je hoofd uit hoeveel 12×13 is. En bepaal vervolgens of hij kan verwijzen in de zin Dat hij zijn moeder nooit meer heeft gezien, speet Jan.
Er is een verschil tussen die twee taken. Bij de eerste volg je in je hoofd een aantal stappen, waarvan je je bewust bent, en die je na kunt vertellen (bijvoorbeeld: 10×12=120, 3×12=36, 120+36=156). De tweede, die misschien wel even ingewikkeld is, los je geheel intuïtief op. Iedere spreker van het Nederlands, weet dat het antwoord ja is, maar niemand weet hoe hij tot dat antwoord gekomen is. (Je kunt er wel een verhaal over vertellen, maar dat is achteraf gepraat, niet iets wat je voelt terwijl je het doet.)
Over de werking, de functie en de theorie van het bewustzijn gaat het nieuwe boek van de Franse neurowetenschapper Stanislas Dehaene, Cognition and the Brain.
Kortstondig
Dehaene is niet alleen een van de meest vooraanstaande onderzoekers naar de werking van het brein, maar ook iemand die heel duidelijk kan uitleggen en eerder al twee prachtige boeken schreef over lezen, Reading in the Brain, en over rekenen, The Number Sense. Nu raakt hij dus aan de grootste puzzel waaraan de wetenschap in onze tijd werkt: het raadsel van het bewustzijn.
Het boek legt in vogelvlucht uit wat de hersenwetenschap inmiddels weet en begrijpt over het bewustzijn. Aan de ene kant speelt het in sommige opzichten een marginale rol: onbewuste processen doen waarschijnlijk het leeuwendeel van al het rekenwerk – het herkennen van gevaar, het decoderen van woorden en gezichten, zelfs het begrijpen van zinnen. Uit vernuftig opgezette experimenten weten we inmiddels dat een woord dat alleen subliminaal is aangeboden – zo kortstondig dat het ’t bewustzijn nooit bereikt – toch door de hersenen geïnterpreteerd wordt en zelfs ons handelen kan beïnvloeden.
Klembord
Tegelijkertijd heeft het bewustzijn een belangrijke eigen functie, en Dehaene heeft daar een gedetailleerde, experimenteel toetsbare theorie over. Het bewustzijn is volgens hem een ‘gedeelde werkplaats’ voor de hersenen. Terwijl het onbewuste bestaat uit allerlei kleine, los van elkaar opererende modules – een voor taalverwerking, een voor het herkennen van gezichten, een voor het oppikken van angstkreten – is met name de hersenschors er om informatie zo te representeren dat ze voor allerlei gebieden beschikbaar komt.
Het bewustzijn is daarmee dus een intelligent klembord van het denken – iets dat het mogelijk maakt dat allerlei verschillende delen van de hersenen zich met hetzelfde bezighouden. Het heeft bovendien twee andere functies: het staat ons toe om dingen langer dan een paar seconden in het werkgeheugen te houden, en bovendien geeft het een filter op al het gemaal in de onbewuste ondergrondse – zodat we een residu overhouden dat via taal te communiceren valt met de medemens.
Vurende neuronen
Die taal is dan weer hét kenmerk dat het menselijk bewustzijn volgens Dehaene doet onderscheiden van het bewustzijn van bijvoorbeeld apen. Door de taal kan de mens de informatie uit verschillende gebieden ook nog eens met elkaar op steeds nieuwe manieren combineren. Dat is volgens Dehaene zelfs de primaire functie van taal, en niet die communicatie.
Consciousness and the Brain is net als Dehaenes eerdere werk een boek om in één adem uit te lezen, een boek dat je kijk op de wereld in één klap verandert. Je voelt als lezer ineens in veel opzichten veel duidelijker hoe je eigenlijk denkt, en dingen ziet en oplet, of juist niet oplet.
Over sommige problemen stapt de schrijver wel heel makkelijk heen. De vraag wat er eigenlijk over blijft van de vrije wil wanneer we ons bewustzijn helemaal reduceren tot vurende neuronen wordt door hem in een paar bladzijden afgedaan: er blijft niets van over.
Vaatje
Op een bepaald moment vertelt hij bovendien dat de consequentie van zijn wereldbeeld is dat er uiteindelijk best een bewust stel hersenen in een vaatje kan worden gestopt, zonder lichaam: door op de juiste plaatsen te stimuleren zou zo’n stel hersenen toch een rijk gevuld leven kunnen hebben, van alles en nog wat kunnen zien en voelen en ruiken en ervaren zonder dat vaatje te verlaten.
De vraag die dan bij mij opkomt, stelt Dehaene niet: als dat mogelijk is, hoe weten we dan dat het niet al zo is? Hoe weet Dehaene dat hij niet in zo’n vaatje zit? En als hij daar in zit, hoe weet hij dan dat al die experimenten gedaan heeft geen illusies zijn, bedoeld om hem te misleiden? Is de consequentie van zijn manier van denken niet dat we uiteindelijk niets zeker kunnen weten?
Stanislas Dehaene. Consciousness and the Brain. New York: Viking, 2014. Bestellen bij Athenaeum.
Mient Adema zegt
Toen ik de twee opdrachten las, dacht ik dat er wel een verschil was in die zin, dat een rekensom altijd dezelfde uitkomst heeft (12 x 13 = 156 en niets meer of minder) en ook achteraf een spoor van berekening achterlaat (ik gebruikte het ezelsbruggetje om 6 x 26 te nemen, want dan is de eerste element wat makkelijker te vermenigvuldigen met het tweede). Bewustzijn.
Bij de tweede opdracht moet het inderdaad wat intuïtiever gaan, want je weet van tevoren niet of er een verwijzing in "hij" zit. Al denkend word je je ervan bewust dat je een zo volledig antwoord moet geven en geen enkele optie mag overslaan. Dan pak je dus het maximale, d.w.z. hij slaat op Jan (op zichzelf) of op een willekeurig ander persoon en dat kan wel de hele wereld zijn (waarvan de helft 🙂 ). Ook dan ben je naar mijn mening bewust met het vraagstuk bezig.
Tot zover de kanttekening, de rest van het stuk is uiterst interessant, maar gaat de eenvoudige lezer waarschijnlijk wat boven de pet.
Maar goed, het is al meegenomen als hij zich daarvan bewust is….