Door Marc van Oostendorp
Hoe is de menselijke taal ontstaan? Dat ingewikkelde, subtiele, rijke systeem van communiceren, dat op het eerste gezicht geen duidelijke parallel heeft in het dierenrijk – hoe heeft dat ooit kunnen evolueren?
Er zijn allerlei theorieën over, maar volgens de Amerikaanse psycholoog Michael Tomasello is het begonnen met wijzen. Zijn onlangs verschenen boek A Natural History of Thinking gaat, zoals de titel al zegt, vooral over een andere fascinerende vraag: hoe is het menselijk denken ontstaan? Maar die vraag kun je natuurlijk niet beantwoorden door op zijn minst iets te zeggen over taal.
De unieke menselijke vorm van denken is volgens Tomasello voortgekomen uit samenwerking. Geen andere primatensoort kent de coöperatievorm van de mens: we doen iets samen, waarbij ieder een eigen rol heeft. Wanneer jij dat damhert nu opjaagt, wacht ik hem aan de andere kant van het bosje op. Samen verdelen we daarna de buit. Kleine kinderen kennen dat principe al, laat Tomasello zien, maar mensapen niet. Wanneer chimpanzees samen op jacht gaan, jagen ze in zekere zin ieder voor zich, maar parallel. Eén chimpanzee vangt de buit; als die te groot is, gooit hij stukken toe naar de anderen, maar eerlijk gedeeld wordt er niet.
Betrouwbaar
Het uniek menselijke is dus volgens Tomasello dat je ‘samen een doel hebt’. De deelnemers hebben ieder een eigen rol bij het bereiken van dat doel, die ze als het zo uitkomt ook kunnen wisselen. Ze hebben bovendien ieder een eigen perspectief en dat begrijpen ze bovendien van elkaar: als jij mij hoort schreeuwen, weet je dat ik het hert al zie, ook al heb je zelf nog geen flintertje van een gewei waargenomen. Bovendien weet ik dat jij mij waarschijnlijk hebt horen schreeuwen en daardoor de conclusie hebt kunnen trekken dat het beest eraan komt.
Dit soort samenwerking stelt al snel hoge eisen aan het redeneren. Ik moet kunnen bedenken wat jij wel of niet weet. Jij moet raden of ik bedacht heb wat jij weet. Bovendien beoordelen mensen elkaar als mogelijke samenwerkingspartner. Ben jij geschikt om het hert op te jagen? Ben je betrouwbaar? Ze zijn bovendien gevoelig voor elkaars oordeel. Wat kun jij doen om jezelf voor te doen als een geschikte partner? Wat kan ik doen om daar doorheen te prikken als het niet klopt?
Emmer
Mensapen interesseert dat allemaal niet. Kleine mensenkinderen zijn al minder geneigd om een snoepje van een ander kind te stelen als er mensen kijken. Chimpanzees passen hun gedrag niet aan op toeschouwers, het interesseert ze niet of ze door derden voor eerlijk of oneerlijk worden versleten.
Uit die unieke menselijke samenwerking is volgens Tomasello dus ook de taal voortgekomen. En die is dus mogelijk begonnen met wijzen. Apen wijzen ook wel, bijvoorbeeld als ze iets willen hebben. Maar het wijzen van mensen is veel ingewikkelder. Een van Tomasello’s voorbeelden gaat over een gorilla die op zoek is naar eten, dat verstopt is onder een emmer. Wanneer een verzorger dan naar een emmer wijst, begrijpt die gorilla daar niets van: hè mens, houd op over die emmer, eten moet ik hebben!
Mensen uit alle culturen snappen zo’n wijsgebaar wel, en Tomasello laat overtuigend zijn hoe ingewikkeld de redenering daarvoor eigenlijk moet zijn. Je moet ervan uitgaan dat de ander niet zomaar naar die emmer wijst. Dat hij jou iets wil duidelijk maken. Dat hij weet wat jou bezighoudt, namelijk eten vinden. Dat hij jou daarbij wil helpen en dat dit gebaar dient als hulp.
Film
Vooral die laatste stap is dus typisch menselijk. Apen begrijpen wijsgebaren van hun bezorgers heus wel: wanneer je op een banaan wijst, rent zo’n beest ernaar toe. Ook kunnen ze snappen dat iets verstopt is. Wanneer een aap het vermoeden heeft dat een mens wanhopig aan een emmer staat te rukken omdat er misschien een lekker hapje onder ligt, kan hij best die emmer weghalen. Competitie snappen apen wel, elkaar helpen snappen ze niet.
Dit principe doet zich ook voor in menselijke taal. Ik zeg: ‘Ga je vanavond mee naar de film?’, jij zegt ‘Ik heb morgen een tentamen.’ Logisch gezien heeft dat antwoord niets met de vraag te maken. Het is de emmer waaronder het antwoord verstopt zit (als ik morgen een tentamen heb, moet ik er vandaag voor leren; ik kan niet tegelijkertijd leren en naar de film gaan). Ik moet begrijpen dat jij die zin niet zomaar zeg, dat je er wel degelijk iets mee wil zeggen dat een antwoord vormt op mijn vraag.
Uniek
De taal is uiteindelijk dus alleen maar een ingewikkeldere vorm die de mens heeft ontwikkeld om samen te werken, om tekens te geven dat ik, in mijn rol, informatie heb die ik jou, in jouw rol, wil geven. Een ander fascinerend voorbeeld dat Tomasello geeft, zijn de ogen. Er is kennelijk geen andere mensaapsoort die zoveel oogwit heeft, waardoor je kunt zien waarnaar iemand precies kijkt. Anders dan onze naaste broeders in het dierenrijk kunnen wij onze ogen dan ook gebruiken om te wijzen. Wanneer je met je hoofd naar links draait en je ogen naar rechts, kijken kleuters al naar rechts; apen kijken dan naar links.
Of Tomasello’s boek de ultieme waarheid biedt over het ontstaan van taal, zou ik betwijfelen. Er valt op dit vlak nu eenmaal weinig te bewijzen: sociaal gedrag, denken en taal laten nu eenmaal weinig resten na. Bovendien zitten er (ook) in deze theorie allerlei onverklaarde sprongetjes. Hoe kan dat idee van ‘samenwerken’ ooit zijn ontstaan? Wanneer een individu het ineens kreeg, had hij er niks van, temidden van zijn puur competitieve apenbroeders. Meerdere apen moeten het dus tegelijk hebben gehad. Hoe kan dat? Tegelijkertijd is in ieder geval aan mij niet duidelijk hoe zoiets als samenwerking geleidelijk zou kunnen zijn ontstaan.
Theorieën over de evolutie van taal zijn misschien dus wel eerder verhalen dan harde wetenschap. Tomasello vertelt in dit boek een mooi verhaal, dat hij schraagt met allerlei voorbeelden van de verschillen tussen apen en mensen, en het unieke van de mens: begrijpen dat de ander jou doorheeft.
Laat een reactie achter