Door Marc van Oostendorp
De laatste keer in Luik was ik misselijk. Ik had er gesolliciteerd op een baan bij de vakgroep Nederlands – de vakgroep die het dichtst bij Roermond was, waar ik toen woonde. Van de sollicitatie herinner ik me vooral dat ik na afloop heel veel Curtius heb gedronken. En dat ze de baan aan Per van der Wijst hebben gegeven, wat natuurlijk volkomen terecht was.
Die afdeling Nederlands bestaat bijna tweehonderd jaar. Volgens het jubileumboek van Guy Janssens met medewerking van Kris Steyaert, die allebei in Luik werken, is het de oudste afdeling neerlandistiek extra muros (buiten het Nederlandse taalgebied): in 1817 trok de Amsterdamse hoogleraar Johannes Kinker naar de stad. (Ik geloof dat dit het eerste jubileumboek is dat ik ooit las dat drie jaar voor het feitelijke jubileum verschenen is.)
Kinker moet een interessante man geweest zijn.
Hij stelde als geleerde niet zoveel voor, maar was populair bij de studenten: ‘Men geeft hem na,’ schreef de Waalse oud-student Lucien Jottrand, ‘dat hij niet professoraal is, en in de middeneeuwsche beteekenis van dat woord, heeft men gelijk. Hij spreekt zelden Latijn, hij lacht somtijds met zijne studenten, en niemand lacht met hem.’
In de tijd dat Kinker aankwam, hoorde Luik nog tot de Nederlanden, en was de opleiding dus nog niet extra muros. Koning Willem I wilde het Nederlands in heel zijn Koninkrijk tot de eenheidstaal maken en de invoering van het vak in de nieuwe Luikse universiteit hoorde bij die politiek. Hoewel de universiteit klein was, kon Kinker op relatief grote groepen studenten rekenen: soms een man of 36. In 1830, bij de Belgische opstand, vluchtte Kinker naar Nederland.
Uit het boek van Janssens blijkt dat de vakgroep altijd gevoelig is geweest voor externe politieke ontwikkelingen. In tijden dat de Waalse en de Vlaamse gemeenschappen ver uit elkaar lagen, was er ook minder belangstelling voor een studie neerlandistiek. Ook veranderde op gezette tijden het adjectief flamand in néerlandais of omgekeerd. De laatste jaren maakt men zich kennelijk zorgen wat een eventuele opsplitsing van België voor de opleiding gaat betekenen.
Tweehonderd jaar neerlandistiek is een heel getrouw overzicht van wie er in de afgelopen tweehonderd jaar gewerkt en gestudeerd hebben in Luik, welke vakken er gegeven werden, wat voor onderzoek er gedaan werd. Het gevolg daarvan is wel dat een en ander nogal droog is. De betrokkenen komen in de grote hoeveelheid feiten die over de lezer worden uitgestort niet tot leven, terwijl er kleurrijke figuren in Luik rond moeten hebben gelopen, zoals Kinker, maar ook Willem Pée, de West-Vlaming die in Luik kennelijk zijn ‘mediterrane’ levenswijze wist te handhaven, wat dat ook moge betekenen.
Laat een reactie achter